• Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taal
    • Limburgse literatuur
    • Friese literatuur
    • Surinaamse literatuur
    • Zuid-Afrikaanse literatuur
    • Onze kinderboeken
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • E-books
    • Audio/Video
    • Calendarium
    • Thema's
    • Rederijkerskamers
    • Atlas
    • Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden
    • Informatie voor rechthebbenden
    • Over DBNL
    • Organisatie
    • Adressen
    • Vragen
    • Stages
    • Digitaliseringsverzoeken
    • Nieuwsbrief
    • Nieuwe titels
    • Privacyverklaring
  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1,50 MB)

ebook (2,91 MB)






Editeur
N.A. Cramer



Genre
proza

Subgenre
reisbeschrijving


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

 

Print
Reis van Jan van Mandeville(1998)–anoniem Reis van Jan van Mandeville

Van dat conincrijc van paten dat groot ende goet is ende ander dinck.

Na dit eylant so vint men noch een eylant, dat goet ende groot is, datmen heet talamasti ende enighe liede hetent paten ende is een groot conincrike. Ende die coninc heeft vele goeder steden ende dorpe in sijn lant. Jn dit lant wassen bome, die meel draghen oft coren ware, daer men scoon wit broot of bact ende van goeden smake . . . . . Ende daer sijn andre bome, die wijn draghen ende andre, die draghen venijn, ieghen twelke men ne vint ghene medicine dan een, dat is dat men neemt van sinen properen ende sijns selfs missche ende temper dat mit watre ende dat

[fol. 99vb]

drincke ende die dat venijn ghenut hadde ende die dese medicine niet en name, hi soude staphants steruen, noch triakel noch andre medicine en soude hem helpen. Van desen venine hadden doen halen die joden inder jare die leden sijn om al kerstenheit mede te vergheuen, also jc hem seluen hoorde segghen, dat sijs lyeden in haren doet, mer god sijs ghelooft, si misten van haren opsette, mer nochtan maecten sire mede grote sterfte onder tfolc. Ende wildi weten, hoe dat mele wast op die bomen, jc salt u segghen. Men slaet den boem met enen bijlken omtrent den voet, so dat die scorsse al omme breect ende ghegaet wort te menigher stat ende dan comter wt liquor ende verscheit, die dicke is, die

[fol. 100ra]

welke si ligghen in die zonne ende droghent, so dat scoon wit meel wort. Ende dat honich ende den wijn ende tfenijn comt ooc in dier manieren vte haren bomen, datmen dan in vaten leit omme te bat te wachtene. Jn dit lant is een doodde zee, dat een groot plasch es sonder gront ende valt in desen plasch enich dinc, men vindes memmermere. Omtrent dese zee wassen grote riede als eyken, die men heet taby, die wel xxx vademen lanc zijn ofte meer, vanden welken men maect scone huse. Daer sijn ooc ander riede, die niet so groot en sijn, die biden oeuer wassen van desen plassche ende hebben so langhe wortelen, dat si meer dan iiij arpens verre gaen onder daerde. Ende aen die cnorren van desen riede soe vintmen dierbair ghesteynte, die grote cracht hebben. Want

[fol. 100rb]

wye een van desen ghesteente an hem draghet gheen yser noch stael en mach hem wonden noch quetsen noch doen bloeden. Ende daer omme als enighe liede van daer omtrent orloghen, striden ofte vechten ieghen die liede van dien lande, so scieten si tot hem ghescutte zonder yser ende also scieten sise ende doden, die hare maniere weten. Ende van desen riede maken si huse ende scepen ende ander dinc, al so wi hier van groten eyken ende van andren bomen doen. Ende nement en wane, dat jc dit voor truffe segghe, want ic selue hebbe ghesien mit minen oghen op desen plasch int ouer liden van desen riede oft eyken waren, vanden welken xx van onsen ghesellen en consten niet een vander aerden gheheffen.


Over het gehele werk

Irak

Saudi-Arabië

China

Griekenland

Israël

Ethiopië

Turkije

Egypte

India