Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Revisor. Jaargang 2 (1975)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Revisor. Jaargang 2
Afbeelding van De Revisor. Jaargang 2Toon afbeelding van titelpagina van De Revisor. Jaargang 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Revisor. Jaargang 2

(1975)– [tijdschrift] Revisor, De–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 68]
[p. 68]

[Boekbesprekingen]



illustratie

Het lijden van de jonge Werther of: surfende uitgevers

In zijn tijd, d.w.z. in de jaren 70 en 80 van de achttiende eeuw, was Het lijden van de jonge Werther van Johann Wolfgang Goethe een explosief boek, en dat is geen overdrijving. Het verhaal van de ongelukkige burger Werther die verliefd raakt op de schone, onbereikbare Lotte, stukloopt op de hardnekkige nog half-feodale konventies en zich tenslotte in zijn typische alles-of-niets-houding met het pistool van Lottes echtgenoot Albert voor zijn kop schiet, dat verhaal en de intensiteit waarmee het door Goethe verteld werd maakten reakties los die huns gelijke nog niet hadden: mede onder invloed van de lektuur van Werther pleegden tal van mensen zelfmoord en er ontstond zonder dat er een gewiekste mode-industrie achter zat (à la Bonny en Clyde) een echte Werther-mode (slappe, vilten hoed, blauwe jas, bruine laarzen, geel vest).

Napoleon nam het boekje mee tijdens de veldtocht naar Egypte. Hij had er wat problemen mee: het tragische liefdesverhaal was volgens hem door Goethe te zeer verbonden met politiek-maatschappelijke vraagstukken. Goethe reageerde met subtiele botheid door te zeggen dat Napoleon Werther weliswaar ijverig bestudeerd had, maar dan zoals een ‘Kriminalrichter seine Akten’ bestudeert.

Wie de nieuwe, onlang bij De Bezige Bij verschenen vertaling van Werther van de hand van Thérèse Cornips leest zal opnieuw geboeid raken door de radikaliteit en de hartstocht waarmee Werther het tot in de laatste konsekwentie vertikt om zich aan te passen aan de eisen en verlangens van de nog feodaal gedikteerde maatschappij. De lezer zal ook zien hoe die maatschappelijke problemen lagen waar Napoleon het al over had: Werther leefde en werd geschreven in een tijd toen de burgerlijke revolutie in Duitsland nog in haar kinderschoenen stond terwijl ze in het buitenland (Engeland, Frankrijk, Nederland) door een ver ontwikkelde handelsbourgeoisie (o.a. dank zij de kolonieën, die Duitsland niet bezat) al veel vaster vormen had aangenomen. Door de immense territoriale verdeeldheid (Duitsland bestond eind van de achttiende eeuw uit zo'n kleine driehonderd politiek vrijwel zelfstandige staatjes) en de daarmee samenhangende ekonomische machteloosheid van het burgerdom (handelsbeperkingen, monetaire komplikaties door de verschillende valuta en belastingsystemen etc.) waren het in Duitsland nog altijd de feodale machthebbers die de lakens uitdeelden en maar schoorvoetend bereid waren om aan bepaalde hervormingen hun zegen te geven. Het burgerdom bereidde zijn emancipatie voor op het vlak van de filosofie, de wetenschappen en de literatuur. De Verlichting is een eerste nationale uiting van de emancipatorische pretenties van het burgerdom. Veel minder bezonnen, veel radikaler en hartstochtelijker, vormt de Sturm und Drang-periode een kwalitatieve voortzetting van de Verlichting. In deze tijd ontstonden naast Het lijden van de jonge Werther ook de beroemde drama's Kabale und Liebe en Die Räuber van Schiller. Ingekankerde opvattingen als zouden Verlichting (‘verstand’) en Sturm und Drang (‘gevoel’, ‘emotie’) nauwelijks iets met elkaar te maken hebben horen in het grote fabeltjesboek thuis.

Het is vooral Georg Lukács geweest die de argumenten en schijnargumenten in dat verband op een rijtje heeft gezet in zijn verhelderende opstel over Werther uit 1936 (In: Georg Lukács: Faus und Faustus. Rowohlt Verlag, Reinbek bei Hamburg 1967).

Tegen deze achtergronden begint zich langzaam het beeld van de reële Werther af te tekenen. Zijn verbondenheid met de natuur, zijn engagement voor de onderdrukten en zijn enthousiasme voor het kinderlijk gemoed zijn geen dweperij in de negatieve zin van het woord, zijn vrijwillig gekozen dood is geen individueel psychisch probleem; integendeel: alle komponenten van het subjekt Werther impliceren objektieve momenten van de strijd van het burgerdom tegen de machten die een vrije ekonomische en geestelijke ontplooiing van het vrije individu onmogelijk maakten. Het historische verraad van het Duitse burgerdom - toen het in de negentiende eeuw zijn idealen kompromitteerde (zie het verloop van de revolutie van 1848/49) door in het eigen klassebelang een bondgenootschap met de oude feodale machten te sluiten tegen de emancipatorische verlangens van het proletariaat - kon vanzelfsprekend in Het lijden van de jonge Werther nog niet aan de orde zijn. In de achttiende eeuw ging het er nog om eerst de feodale machtsstrukturen en de eko-

[pagina 69]
[p. 69]

nomische beperkingen van de Duitse ‘Kleinstaaterei’ omver te werpen. Werther belichaamde de konsekwente vecht-houding van het burgerdom en hij vertikte het om enig kompromis te sluiten. Zijn zelfmoord is tevens de uiting van de machteloosheid van de gerechtvaardigde verlangens van hem en de zijnen. Hoe machteloos hij is blijkt bijvoorbeeld overduidelijk uit zijn dienstverband bij de gezant dat hij aangaat om van zijn problemen i.v.m. Lotte af te komen. De in niets gemotiveerde vernederingen die hij hier moet ondergaan zijn niet veranderbaar. Werther kan er zich alleen aan onttrekken door zijn ontslag te vragen. En dan te bedenken dat hij wat dat aangaat als burger nog in een paradijselijke positie verkeert...

 

Over Het lijden van de jonge Werther valt ongeloofelijk veel te zeggen; allemaal dingen die het kader van een recensie niet te buiten zouden gaan:

-over de biografische achtergronden van Goethe, die een eigen ‘ongelukkige’ verliefdheid op Charlotte Buff met het zelfmoordgeval van de ongelukkige Bethlehem kombineerde tot de Werther-fabel; een amusant filosofietje over deze relatie tussen kunst en leven treffen we aan bij Thomas Mann in zijn essay ‘Goethes Werther’ uit 1941 en in zijn roman Lotte in Weimar uit 1939;
-over de betekenis van de briefroman als vrijwel de enige prozavorm die dergelijke Sturm-und Drang-gemoedsuitstortingen toelaat;
-over het verschil tussen de eerste en tweede versie van Werther (in de tweede versie is bv. de opvallende moord van de boerenknecht op zijn rivaal ingevoegd);
-over de relatief progressieve receptie van antiek en contemporain kultuurgoed in Werther (die Ossian vertaalt en Homerus en Lessing leest);


illustratie
Goethe in 1774


-over de toenmalige Werther-receptie (door de reaktionaire kritici werd Werther gezien als een hoogst gevaarlijk politiek boek...);
-over de huidige Werther-receptie, en dan met name over Ulrich Plenzdorfs boek Het nieuwe lijden van de jonge W. uit 1972 (in Nederlandse vertaling bij Meulenhoff). Men leze Plenzdorfs boek zelf om te beoordelen of zijn Werther-versie een adekwate hedendaagse Werther oplevert, resp. of Plenzdorfs Werther-versie zich beperkt tot de verhoudingen in socialistische landen van Oost-Europa (Plenzdorf is DDR-auteur) of dat ze ook ‘toepasbaar’ is op ‘onze’ situatie;
-over André Matthijse's bespreking van Plenzdorfs boek (in De Revisor I/2,), waaruit blijkt dat het Matthijse kennelijk ontgaan is welke betekenis deze nieuwe Werther-variant in onder andere de literatuur van de DDR heeft gehad, om welke reden het dan bijvoorbeeld ook nauwelijks interessant is of we van Plenzdorf ooit nog iets zullen horen - een bespreking waarin hij bovendien een aantal konkrete fouten maakt, zo bijvoorbeeld als hij opnieuw met het verhaal komt dat Het nieuwe lijden van de jonge W. eerst als toneelstuk zou hebben bestaan...;
-etc.,

Maar we moeten het nog even wat konkreter over de bij De Bezige Bij verschenen nieuwe vertaling hebben. Daarbij laten we gemakshalve maar de vraag in het midden in hoeverre de Bij denkt te kunnen surfen op de golven die het internationale succes van het boek van Plenzdorf heeft veroorzaakt. We kunnen stellen dat het op zich een loffelijke beslissing is om van zo'n uitermate belangrijk werk uit de wereldliteratuur een nieuwe vertaling te laten maken en te publiceren. Maar het is natuurlijk volstrekt niet in de haak om een boek als dit op de markt te brengen met als enig kommentaar behalve de gebruikelijke oppervlakkige bla-bla op de omslag slechts een kleine pagina vol min of meer technische opmerkingen van de vertaalster.

Zonder enige verdere in- of uitleiding blijft Werther in 1975 namelijk maar een rare vogel met wiens gezwollen geformuleerde hartstochten we wel enigszins kunnen meevoelen, maar wiens zelfmoord spontaan geoordeeld toch een beetje een verknipte daad is. Het behoeft enige voorkennis, en dus enig substantieel kommentaar in het boek zelf, om vandaag-de-dag nog iets aan Werther te kunnen hebben. Het verstrekken van zulke informaties aan de lezer behoort bij dit soort boeken tot de taken van de uitgever. Wie onder de lezers van dit stukje behoefte heeft aan die informaties, zij het eerder genoemde artikel van Georg Lukacs aanbevolen.

 

De nieuwe vertaling is, zoals gezegd, van Thérèse Cornips. Zij verdient alle achting voor haar werk, want Goethes Werther behoort door zijn opzwepende stijl- en woordgebruik van de Sturm und Drang tot de kategorie van de moeilijkst vertaalbare boeken. Op de met gevoel geladen en overladen terminologie en opeenhopingen van adjektieven krijg je met het wat nuchterder Nederlands maar moeilijk vat. Cornips heeft alle

[pagina 70]
[p. 70]

registers van het archaïsche taalgebruik opengetrokken. Haar vertaling zou een aparte studie verdienen, waarbij het interessant zou zijn te weten in welke mate zij van vroegere vertalingen gebruik heeft kunnen maken (de eerste Nederlandse vertaling moet volgens Cornips eigen informatie achter in het boek binnen twee jaar na het origineel zijn verschenen). De vertaling is er typisch één waar voor talloze vertaalproblemen een vrij groot aantal vrijwel gelijkwaardige oplossingen gevonden zijn. Dat maakt een definitieve beoordeling bijna onmogelijk. Bij vergelijking met het origineel blijkt dat Cornips vooral gelet heeft op het probleem van de stijl en het taalgebruik. Ze heeft haar eigen vertaalstijl goed tot het eind volgehouden. Misschien is het door een overkoncentratie op deze aspekten dat er toch wel enkele kleine inkorrektheden zijn ingeslopen zoals wanneer bijvoorbeeld plotseling ergens de tegenwoordige in een toekomende tijd, een lidwoord in een aanwijzend voornaamwoord is veranderd en ze er bij een enkel woord toch wel eens naast zit. Dat zijn echter dingen die je in elke vertaling aantreft en die aan de prestatie als geheel geen afbreuk doen.

Om de lezer een indruk te geven van de moeilijkheidsgraad van de vertaling en van de moeilijkheden bij de beoordeling van een vertaling als deze volgt hier tenslotte een kleine vertaalproeve van een tamelijk willekeurige, maar wel typische alinea uit de eerste brief.

 

Werther schrijft: Übrigens befinde ich mich hier gar wohl. Die Einsamkeit ist meinem Herzen köstlicher Balsam in dieser paradiesischen Gegend, und diese Jahrszeit der Jugend wärmt mit aller Fülle mein oft schauderndes Herz. Jeder Baum, jede Hecke ist ein Strauss von Blüten, und man möchte zum Maienkäfer werden, um in dem Meer von Wohlgerüchen herumschweben und alle seine Nahrung finden zu können.

Cornips vertaalt: Overigens voel ik me hier uitstekend, de eenzaamheid is in deze paradijselijke streek zoete balsem op mijn ziel, en dit seizoen van jonkheid warmt in al zijn overvloed mijn vaak huiverig hart. Iedere boom, iedere heg is een ruiker van bloesem, en men zou meikever willen worden om in die zee van geurigheden te kunnen rondzweven en er zijn voedsel in te vinden.

 

Gerrit Bussink

 

J.W. Goethe, Het lijden van de jonge Werther, De Bezige Bij, f 16,50


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Gerrit Bussink

  • over Johann Wolfgang von Goethe

  • over Thérèse Cornips

  • beeld van Johann Wolfgang von Goethe