Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Revisor. Jaargang 3 (1976)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Revisor. Jaargang 3
Afbeelding van De Revisor. Jaargang 3Toon afbeelding van titelpagina van De Revisor. Jaargang 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Revisor. Jaargang 3

(1976)– [tijdschrift] Revisor, De–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

De keisnijder van Fichtenwald

De nieuwe roman van Louis Ferron, De keisnijder van Fichtenwald, is een stevig, volbloedig werkstuk.

Niks geen opgeklopte novelle, maar een eerlijk en royaal resultaat van geconcentreerde verbeeldingskracht. De onnederlandse allure realiseert de lezer zich pas goed als hij op pagina 327, onderaan de pagina, de mededeling gebeiteld ziet: ‘Haarlem, mei '74 - april '75’. Met enige moeite realiseert men zich dat het hier zelfs niet om een vertaling gaat maar om orogineel werk van een jonge Nederlandse schrijver die al eerder twee kleinere romans schreef, eveneens gesitueerd in het Duitsland van de Nieuwste Geschiedenis (19 e en begin 20e eeuw). De keisnijder van Fichtenwald wordt door Kees Fens gezien als de voltooiing van een drieluik over het nazi-dom waarin achtereenvolgens de verre oorsprong, het feitelijke ontstaan en tenslotte het openbarsten van de zweer verbeeld worden. Wat daarvan waar is - ik heb de eerdere romans nog niet gelezen - Ferron heeft meer gedaan dan een geschiedenisles gestoffeerd. Het verkwikkende van zijn roman is voor een niet gering gedeelte te herleiden tot het onsobere gebruik van zijn intelligente fantasie en literaire verbeeldingskracht, op het overbloezende af. Men verwachte geen zurig politiek tractaat want Ferron heeft plezier in zijn stiel en gunt de klant een royaal overwicht.

Het is voor de eerste noch voor de laatste keer dat een romancier zich ten doel stelt de bloedstollende geschiedenis van het nazisme ten to-

[pagina 71]
[p. 71]

nele te voeren, maar Ferron onderscheidt zich van veel collega's door een indirecte vorm van moraliseren: hij laat de zwarte komedie zich als het ware op de planken afspelen, geobjectiveerd tot toneel. Iets dat zo onzegbaar bespottelijk en gruwelijk is kan niet echt zijn, lijkt hij te zeggen, je kunt het weliswaar voor je ogen zien gebeuren, maar straks valt het gordijn en dan beseft de toeschouwer dat hij zich alleen maar door zijn verbeelding heeft laten meeslepen. Enerzijds wordt de toeschouwer niets van de gruwelijke werkelijkheid onthouden, anderzijds wordt hem - als het hem te machtig wordt - de uitweg geboden te bedenken dat het allemaal maar ‘spel’ is.

Het decor is dat van een gekkengesticht waarin de verteller-hoofdpersoon Friedolien, een voor de frontdienst afgekeurde SS-man, zijn marginale bestaan leidt, aanvankelijk nog aan de ‘goede’, later aan de ‘zieke’ zijde van de grens. Friedolien is de vertegenwoordiger van de lezer. Door zijn ogen nemen wij de lugubere komedie als toeschouwer waar, maar ook zijn wij in staat om hem hem in beperkte mate in te grijpen in de handeling.

Niet dat Friedolien zo'n lekkertje is; hij is echter meer een wat halfzoete bultenaar dan een oprechte oorlogsmisdadiger en het kost hem heel wat denkwerk eer de werkelijke betekenis van wat er om hem heen gebeurt tot hem doordringt. En als hij dan al handelend optreedt, dan is het minder uit idealisme dan uit gekwetste ijdelheid en dubieuze persoonlijke rancune. Hij is echter meer dan een onbeduidende pion en in zoverre een echte romanfiguur dat hij in het pandemonium van bloed en zwavel wel degelijk een ontwikkeling doormaakt - de ondertitel: de metamorfosen van een bultenaar schijnt dat feit te erkennen. Als ook tot zijn nationaal-socialistisch geïndoctrineerde brein iets van twijfel doordringt aan het menslievende en

illustratie

zegenrijke werk van chef-arts Jankowsky stijgt hij zelfs tot een zekere heroïek, zij het dat hij in meer grofstoffelijke zin van de regen in de drup raakt en van de drup in de sloot. Ferron is, zo zal men inmiddels wel begrepen hebben, een liefhebber van de paradox en hij heeft daarbij geen hoge pet op van 's mensen goedheid. Er zijn twee soorten mensen, schijnt hij te zeggen, slechte en hele slechte. Waarna hij misschien een soort lans zal willen breken voor de hele slechte, omdat die althans een zekere rechtlijnigheid hebben in hun onmenselijke handelen, terwijl de hemel je mag bewaren voor prutsers à la Friedolien.

Het krankzinnigengesticht van Fichtenwald zou zo'n mooie oase kunnen zijn van menselijke redelijkheid en goedheid, maar zo mag het niet zijn: niemand deugt en allemaal hebben ze zich gecompromitteerd, de rijke jood die zich met zijn gezin ‘inkoopt’ in het gekkenhuis, zowel als de filosofische fourier Staengel die het spel doorziet maar uit lijfsbehoud dapper meebouwt aan de nieuwe orde.

Wie uit het voorgaande de conclusie zou willen trekken dat ik De keisnijder van Fichtenwald behalve een fascinerend ook een in alle opzichten geslaagd literair meesterwerk zou achten moet ik teleurstellen. Met alle respect voor het literaire geweld en de ordenende creativiteit van de auteur is het boek wel loodzwaar van pretentie. Juist door de dramatische opzet van de roman - drie bedrijven, doorschoten door twee en tr'actes - valt op dat de roman dramatisch juist niet zo sterk is. De truc om toneelstukjes - en zelfs de figuur van Heinrich von Kleist - in te bouwen treft mij meer als gekunsteld dan als functioneel. Bij een dramatische conceptie verwacht ik als lezer op een gegeven moment - ergens tegen het eind - in een soort stroomversnelling te geraken, waarin alle tot dan toe aangedragen bouwstoffen samenkomen en met even simpele als woeste kracht worden voortgesleept. Wat men ook aan goeds kan zeggen van Ferron - hij mist de charme van de eenvoud, van de alles verhelderende greep op zijn materiaal. Zijn door andere recensenten geprezen omvangrijke taalbeheersing ontaardt dan in verbositeit, zijn intelligentie in spitsvondigheid, zijn ambities in te hoge pretenties.

Daarbij werd ik al lezend nogal eens gehinderd door herinneringen aan andere schrijvers. Nou valt het niet mee om origineel te zijn, dat weet ik wel, maar de gedachte aan een mismaakte hoofdpersoon, een kleine man met zo zijn eigen gedachtes, om de waanzin van het nazisme te schilderen doet toch wel sterk denken aan Günter Grass' Die Blechtrommel. En de gesprekken tussen Friedolien en Staengel hadden zo geschreven kunnen zijn door Céline. Nu had Ferron slechtere voorbeelden kunnen kiezen, maar het blijven zaken die naar mijn smaak iets afdoen aan wat evengoed een imposante prestatie blijft.

 

Duco van Weerlee

 

Louis Ferron

De keisnijder van Fichtenwald

Uitg. De Bezige Bij, f 24,50.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over De keisnijder van Fichtenwald of De metamorfosen van een bultenaar


auteurs

  • Duco van Weerlee