Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Revisor. Jaargang 5 (1978)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Revisor. Jaargang 5
Afbeelding van De Revisor. Jaargang 5Toon afbeelding van titelpagina van De Revisor. Jaargang 5

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Revisor. Jaargang 5

(1978)– [tijdschrift] Revisor, De–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 26]
[p. 26]

[Vertellingen van een verloren dag (vervolg)]

Alles komt voorbij. Het vertrouwde havenfront, kranen, silo's, rangeerterreinen, huizenrijen. Al die ramen. Woonkamers, slaapkamers, keukens, balkons. Dan: ruimte. Weilanden, koeien en schapen, wolkenlucht. Hij leunt behaaglijk achterover.

‘Heb jij dat nou ook, dat wanneer je een lange treinreis voor de boeg hebt het trajekt in Nederland veel langer lijkt dan normaal?’ Ja, dat heeft Kompaan ook. ‘En de terugweg is korter dan de heenweg, valt me altijd op.’

Zo hebben ze zich, nog wat onwennig, alsof het allemaal niet echt wáár is, alsof het met één handomdraai nog teruggedraaid kan worden, op weg begeven. Ze zitten stil. De onderwerpen van gesprek hebben zich nog niet aangediend, en met al die uren in het verschiet lijkt het onzinnig nú al naar krant of weekblad te grijpen.

Hij heeft wel eens bedacht dat de verschillende fasen van een lange treinreis - zijn favoriete wijze van internationaal vervoer - vergelijkbaar zijn met de levensstadia van de mens. Ze verkeren nu, de wandeling naar het station nog in de benen, het hoofd nog gonzend van een dag van regelen, in het onbewustzijn van de zuigeling: we zijn op reis, maar dat is nog niet wèrkelijk tot ons doorgedrongen. Je gedachten zijn nog bepaald bij wat je achterliet: heb ik de voordeur eigenlijk wel op slot gedaan, die kraan wel dichtgedraaid, die brief gepost? ‘Mijn zuster bedacht een keer halverwege Parijs dat ze thuis nog een pan met soep op had staan. Helemaal teruggereden. En jawel hoor. Alles zwart. Ze vergeet trouwens ook altijd haar pas.’

De tweede fase is die van het kleuterdom. Onvast op de benen, nog niet gewend aan het schommelen van de wagons, wordt de wereld ontdekt. Kompaan is voorlijk. Hij staat nu al op, rekt zich behaaglijk uit. ‘'s Even neuzen...’ zegt hij, en is verdwenen. Wat hij gedurende zo'n tien minuten uitvoert is voor de ander altijd een mysterie. Hij acht hem intussen ook best in staat die spanne uit te zitten op een klapstoel om de hoek...

‘Morgenochtend wordt er pas een restauratiewagen aangekoppeld’, luidt het verslag. ‘Trouwens, die paar gulden zijn prima besteed, want 't zit al behoorlijk vol. Niet veel soeps. Twee Duitse meisjes van een jaar of twintig. We zouden ze kunnen uitnodigen bij ons in de coupé te komen...’ - Waarmee Kompaan meteen maar moeiteloos de volgende fase binnenstapt: de puberteit.

Anekdotes, sterke verhalen, in het vooruitzicht van een werkelijk onderwerp van gesprek. Herinneringen aan zijn periode in een zuidelijk nabuurland. Een spektakulaire ontsnapping uit een rechtszaal aldaar. ‘Ze konden niks bewijzen. Alleen van die flessen melk...’ Ook de periode van de schoolgang is een geliefkoosd onderwerp van gesprek. De ander memoreert maar liefst negen instellingen van onderwijs bezocht te hebben. ‘Twee keer van een kleuterschool getrapt.’ Het duurt niet lang of het gebied van de amoureuze perikelen en erotische eskapades wordt betreden. Er klinkt verbazing in hun stem, verbazing over zoveel avonturen. De konversatie krijgt het karakter van een kaartspel: de ene troef lokt de andere uit. Ze zijn er zeer bedreven in.

‘Ik kreeg een tijdlang regelmatig bezoek van een Duits meisje, niet ouder dan zeventien, maar met een heel groot, schitterend geproportioneerd lichaam. Die nam steeds bloemen mee. Ze belde altijd eerst. Zoiets van: ‘Kann ich heute Abend bei dir schlafen, bitte?’ Ja hoor, kleine schat. En dan kwam ze met die bloemen...’

Ze zijn het er over eens dat Duitse vrouwen het liefste en het meest volgzaam zijn.

‘Er kwam een tijdje een getrouwde vrouw bij me aan, 's ochtends vroeg, wanneer haar man naar z'n werk gegaan was. Maar dat was wel een beetje hinderlijk wanneer er al iemand was. Dan blééf ze bellen.’

Ze zijn het er over eens dat, tegenstrijdig genoeg, getrouwde personen sterk de neiging hebben bezitterig te zijn.

‘Moet je horen. Ik logeerde een keer bij mensen die drie dochters hadden. Midden in de nacht kreeg ik bezoek. In 't donker. Zonder een woord. Nooit geweten wie. Geen van drieën vertrok een spier toen ik aan de ontbijttafel verscheen.’

Ze zijn het er, ter wederzijdse geruststelling over eens dat dit soort verhalen te kurieus zijn om verzonnen te kunnen worden.

Zo kunnen ze uren doorgaan. Hij voelt zich loom en zwaar worden. alsof hij langaam wegzinkt in een lauwe prut. O, dat gaat maar door. Wat een zinledige zelfbevestiging! Al die armen en benen, de verwisselbaarheid, de gesperde ogen in het schemerdonker, klamme lakens, transpiratie, vorm zonder inhoud, lege gebaren, al dat ‘nooit meer teruggezien’! Toch ben je er steeds zelf bijgeweest, was dát je fascinatie: dat het werkelijk gebeurde. Het gevoel van macht. Jij bent het die de ontwikkeling naar zijn hand zet. Jij bent het die deze geschiedenis geschreven heeft...

Dan haalt Kompaan het verhaal op over wederzijdse kennis E. Deze had op de eerste dag van zijn tiendaagse Transsyberische treinreis kennisgemaakt met een Amerikaanse, en was vervolgens vijf dagen later - halverwege het trajekt dus - tot de vervelende ontdekking gekomen dat hij in verband met zeker edel lichaamsdeel dringend antibioticum van node had. ‘Zó'n kokkerd,

[pagina 27]
[p. 27]

mijne dames en heren’ - zoals hijzelf had toegelicht met het gebaar, waarmee vissers de afmeting van hun vangst aangeven.

Ze zijn het er over eens dat een mens niet voorzichtig genoeg kan zijn. - Waarop de kaartjeskontroleur verschijnt en ruimte schept voor een ontwikkeling. Adolescentie. Dit is de fase van het plannenmaken. Plannenmaken in het prettige vooruitzicht dat de verwezenlijking ervan op z'n minst tot hun terugkeer uitgesteld kan worden. Niets maakt zo prettig plannen als het herwaarts reizen met een trein. De een heeft bijvoorbeeld een paar kleine uitvindingen gedaan en moet daar nodig eens oktrooi op nemen om vervolgens stinkend rijk te worden. De ander bedenkt dat hij stinkend rijk had kunnen zijn - wanneer hij maar niet zo stom geweest was - en stelt zichzelf een verhandeling over de hondentaal in het verschiet. ‘Honden kunnen lezen’, zegt hij. ‘Wanneer ze een rond bord zien met een rode band en daarin een hond, dan weten ze dat ze er niet inmogen. Honden zijn namelijk, in tegenstelling tot katten, heel erg gevoelig voor beeldtaal. Is het je trouwens wel eens opgevallen dat op die bordjes altijd een gestileerde hond staat? Wanneer ze een bepaald ras zouden nemen, bijvoorbeeld een herder, dan zou een tekkel natuurlijk denken: verboden voor herdershonden, en vrolijkweg die slagerij binnenstappen...’

Bij het overschrijden van de eerste landsgrens treden ze het tijdperk van de volwassenheid binnen. Douane. Niets aan te geven? ‘Nee’, - geen lachje kan er af. Ze zijn nu echt op reis, volwassen reizigers, en de trein is hun huis. Het landschap is als het uitzicht van je woning: je werpt hooguit een blik om te zien wat voor weer het is; op stations laat het gewemel van mensen je koud - je kijkt even waar je bent, koopt misschien snel wat blikjes bier. De konversatie krijgt een serieus karakter. Onderwerpen kunnen niet abstrakt genoeg zijn. De een onthult enkele pasverworven noties omtrent het menselijk bewustzijn - in verband met taal -, terwijl de ander het déjà vu in verband brengt met zijn dromen. Dan wordt de lektuur ter hand genomen. Af en toe vlucht de blik weg van het papier. Men tuurt. Men denkt. Knikt. Hervat. - Wanneer de eerste vermoeidheidsgrens overwonnen is wordt met een slok cognac het gesprek weer opgenomen. Ze praten tot diep in de nacht - af en toe een stop: verlaten perrons, een drietoon uit de luidsprekers, een metalen stem die onverstaanbaar het einddoel van de trein vertolkt - en wanneer ze gaan liggen, ieder op een bank, duizelend, met droge keel, begint het waarachtig al weer licht te worden.

De volgende dag: routine. Ontbijten in de restauratie. Koffie. Lunch. We wéten niet anders. Het landschap verandert even snel als de kleine wijzer van de klok van stand - wanneer je althans maar zelden kijkt. Met de middag treden ze het tijdvak van de middelbare leeftijd in, en de avond brengt de ouderdom. Rond middernacht zijn zij der dagen zat. Dan is het eind nabij. De trein, inmiddels tot enkele wagons gedecimeerd, vermindert snelheid, stopt. Een afgebladderd bord. Torello. Het is zover.

Nu staan ze buiten. Nachtwind. Duisternis. De trein vervolgt zijn tocht. Ze zijn alleen. Aan gene zijde.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken