Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Revisor. Jaargang 8 (1981)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Revisor. Jaargang 8
Afbeelding van De Revisor. Jaargang 8Toon afbeelding van titelpagina van De Revisor. Jaargang 8

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Revisor. Jaargang 8

(1981)– [tijdschrift] Revisor, De–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 42]
[p. 42]

Rein van der Wiel
Beelden van '80
Het oog van Joseph Jessurun de Mesquita (1865-1890)

Fotograferen was een weinig alledaagse bezigheid in de vorige eeuw. Alleen in families van enige stand liet men zich op gezette tijden door een fotograaf portretteren: een hoogst ernstige zaak zo te zien. Foto's hadden een funktie, nooit een artistieke pretentie. De schilder Willem Witsen, die zelf vele en heel mooie foto's maakte, gaf in De Nieuwe Gids van 1889 zijn, naar onze maatstaven zeer traditionele opvatting over fotografie ten beste: fotograferen is een ambacht; het zal een hulpmiddel voor de kunstenaar kunnen zijn, maar kan zelf onmogelijk ‘kunst’ zijn.Ga naar eindnoot1

En dan is er toch, in diezelfde Tachtiger generatie, een joodse jongen, Joseph Jessurun de Mesquita, die ‘artist’ wil zijn en die wanhopig tegen dit vooroordeel van zijn tijd opbokst. Hij gaat niet zover dat hij het fotograferen tot Kunst wil verheffen, zijn pogingen zijn maar zwak. In zijn Gids voor den Amateur-Fotograaf die in datzelfde jaar 1889 verscheen, zegt hij: ‘Het fotograferen is geen kunst, maar zeker is het noodig zoo niet artist dan toch enigszins artistiek te zijn om een wezenlijk goede fotografie te maken.Ga naar eindnoot2

Joseph Jessurun de Mesquita werd in 1865 geboren als zoon van Jozua Jessurun de Mesquita, leraar klassieke talen, en Judith Mendes da Costa, beiden Portugese joden. Ze woonden in het chique deel van de Amsterdamse jodenbuurt, in de Maarten Jansz. Kosterstraat, die vlak achter de huidige Westland-Utrechtbank aan de Sarphatistraat verscholen ligt. Hij had een ouder zusje, Anne, die prachtig schilderde, en hij kreeg er in 1868 een broertje bij, Sam.

De Portugese joden die Amsterdam bevolkten in de vorige eeuw waren zeer welgesteld, hadden over het algemeen een groot dédain voor de Hoogduitse joden - die in armoede de jodenhoek aan gene zijde van de Amstel, over de Blauwbrug, bewoonden als was het een groot stapelbed - én ze waren zich uitermate bewust, zowel van hun joodzijn als van hun noblesse. Dit alles bracht met zich mee dat ze 't liefst onder elkaar waren: de sociale kring was gesloten. Men ontmoette elkaar op het zondagmiddagconcert in Artis; de eerste amsterdamse tram voerde hen, onder de afgunstige ogen van de arme Waterloopleinbewoners, langs de Plantage naar hun bestemming. In het Paleis van Volksvlijt zagen ze elkaar én de comedie. Maar in de synagoge troffen ze elkaar nauwelijks: daar werden ze gedoopt en daar trouwden ze met een of ander ver familielid.Ga naar eindnoot3

Dr. M.B. Mendes da Costa schreef ooit een opstel over het feit dat hij maar 4 overgrootouders had waar anderen er 8 hebben, en 6 betovergrootouders tegenover anderen 16. Hij had dan ook een broer en een zus die doofstom waren, en hij werd zelf stokdoof: de tekenen van een gedegenereerd geslacht. Maar degeneratie heeft ook haar positieve zijde, zegt Mendes: de afstammelingen van het geslacht Teixeira de Mattos hebben veelal een artistieke aanleg, en als die aanleg van verschillende kanten aanwezig is, is de kans op kunstzinnigheid bepaald groot.Ga naar eindnoot4

Ook de familie Jessurun had een Teixeira als voorzaat: Josephs moeder was de dochter van een meisje Teixeira. Alle drie kinderen van de familie Jessurun waren, de een meer dan de ander, artistiek begaafd. De broer van Josephs moeder had ook drie kinderen, van wie Rachel Mendes da Costa zeer muzikaal en intelligent was. Zij trouwde met Sam Aletrino, en pleegde in 1895 zelfmoord. Zo mogelijk nog begaafder was haar broer Jo, die als beeldhouwer grote faam verworven heeft. Hij werd de echtgenoot van Anne Jessurun de Mesquita; zij wilden geen kinderen in verband met de door Mendes geschetste achtergronden.

Met de kinderen Mendes speelden Joseph en zijn broertje Sampie op de steenhouwerij van vader Mendes.Ga naar eindnoot5 Toen Joseph 8 jaar was stierf zijn vader. Zes jaar later werd hij als leerling aan het Stedelijk Gymnasium - vast een oude wens van zijn vader - ingeschreven. Hij zat in de klas bij Frans Coenen; twee klassen lager dan Herman Gorter. In 1881 - hij zit dan in de derde klas - richtte Joseph samen met een jongen uit zijn klas, Henriquez de Pimentel, en met Albert Verwey, de debatingclub Eloquentia op. Zij had tot doel: ‘het beoefenen der fraaie letteren en der welsprekendheid hetzij door voordrachten, hetzij door voorlezingen over wetenschappelijke en letterkundige onderwerpen.’Ga naar eindnoot6 De jongens hielden hun bijeenkomsten bij zich thuis of, af en toe, bij Willemsen, een café met een vergaderzaaltje aan de Heiligeweg. De vergaderingen begonnen steeds om half acht, behalve wanneer Joseph in juni 1882 bijlessen krijgt, en wel in de technologie! Dan kunnen ze pas om half negen beginnen.Ga naar eindnoot7 Joseph volgde de alpha-opleiding,

[pagina 43]
[p. 43]


illustratie
Portret van Joseph Jessurun de Mesquita. Photographe éditeur. Sepia. Waarschijnlijk een zelfportret met zelfontspanner (a).


en wellicht kunnen we deze bijlessen zien als de eerste blijken van belangstelling voor zaken die bij de fotografie van pas konden komen. Frans Coenen, de sombere romancier van latere jaren, ging in februari van het jaar 1883 van school; hij verhuisde naar Utrecht. Of er enig verband bestaat, is onduidelijk, maar Joseph besloot eveneens van school te verdwijnen en 24 april van datzelfde jaar 1883 is zijn laatste schooldag op het Gymnasium. Het waarom? Een vage zaak: Joseph zat in 4 gym, had nog nooit gedoubleerd, had uitstekende cijfers voor Engels en Frans, werd ijverig genoemd en had alleen een dikke onvoldoende voor Latijn. 1883: het jaar waarin de Wereldtentoonstelling te zien was, op het terrein naast de P.C. Hooftstraat. 1883: ook het jaar waarin zus Anne zich, in januari, liet inschrijven én aangenomen werd bij de Rijksakademie van Prof. Allebé. Wat Joseph deed nadat hij de school verlaten had, wordt niet duidelijk. In deze jaren zal hij zich in decoratieve richting bekwaamd hebben, en daarnaast zal hij, net zoals zijn broer Sam, die ook op jeugdige leeftijd in de leer ging, een praktische leerschool gehad hebben. Zowel Jo Mendes als de gebroeders Jessurun hadden een grote bewondering voor Egyptische kunst: ze gingen hele dagen naar Leiden om daar samen kunstwerken in het museum te bestuderen. Ook kunst uit andere exotische landen fascineerde Joseph. Hij schreef begin 1888 - hij was toen 22 jaar - een stukje over Japanse kunst en bood het Albert Verwey aan

illustratie
Titelpagina Gids voor den amateur-fotograaf


voor De Nieuwe Gids. Het werd echter geweigerd.Ga naar eindnoot8 Josephs belangstelling voor kunst werd vast erg gestimuleerd door zijn vriend Isaac Israëls, die in 1886 naar Amsterdam gekomen was. Door ‘Ietje’ zal Joseph ook wat meer in de kring der Nieuwe Gidsvrienden opgenomen zijn, waarvan ook Sam Aletrino en Albert Verwey deel uitmaakten. Ietje was een soort lobby: hij stelde aan Jan Veth, kunstredakteur van De Amsterdammer, voor om Joseph een kritiek op de Arti-expositieGa naar eindnoot9 te laten schrijven. Veth nam een ander...Ga naar eindnoot10

In september van dat jaar 1888 ging Joseph, 23 jaar oud, op kamers: hij verhuisde naar de Burmanstraat, aan de andere kant van de Amstel bij de Tweede Oosterparkstraat. Vanaf dat moment staat hij ingeschreven als ‘Photograaf’.Ga naar eindnoot11

De tochten naar Leiden resulteerden in een rond november 1888 verschenen portefeuille met foto's van Egyptische beelden. Veth schreef in De Nieuwe Gids een zeer lovend artikel over deze 20 foto's: ‘Een artistiek fotograaf van een merkwaardigen flair komt in het Egyptisch museum te Leiden en maakt er met overwinning van groote moeielijkheden een reeks fotografieën, omdat hij er lust in heeft afbeeldingen van dingen te maken die hij mooi vindt. (...) Deze indirecte (foto's) hebben iets zeer bijzonders. De omtrekken worden zwaar en ongenuanceerd als breede kooltrekken; men ziet geen lichtvalling op de figuur. (...) ze zijn door het groote, vage, onstoffelijke als prachtige dissolving views van een gedroomd, woest, Redontisch Egypte’.Ga naar eindnoot12 Toch blijkt uit alles dat

[pagina 44]
[p. 44]

Veth fotografen over het algemeen niet hoog schat, al maakt hij hier voor ‘Mesquita’ een uitzondering. De verkoop van de portefeuille vlotte niet erg; er waren nog drie vervolgdelen gepland, maar de uitgave daarvan blijkt nooit door gegaan te zijn.

Het was ook in deze jaren dat Joseph vriendschap sloot met de schilder Maurits van der Valk, ‘Mau’, genaamd, een stille, bescheiden man, die een mooi ruim en geheel houten atelier aan de Amsteldijk had. Hier mocht Joseph zijn platen en toestellen opslaan. Joseph en Mau hadden dezelfde smaak: perzische lappen, goudleer, overal foto's, vaasjes met droogbloemen, een canapé.Ga naar eindnoot13

 

Joseph had waarschijnlijk van jongsafaan wat men suicidale neigingen noemt. Eens, alleen in Parijs aan het begin van 1889, smeekte Joseph of Ietje en Mau snel naar hem toe wilden komen: hij zag er geen gat meer in en wilde zich doodschieten.Ga naar eindnoot14

In Kloos, de voorman van De Nieuwe Gids tegen wie Joseph ongetwijfeld enorm heeft opgekeken, ontmoette Joseph iemand die ook het leed van de wereld dacht te torsen. Ook Kloos hield Joseph eens van een zelfmoordpoging af.Ga naar eindnoot15 Misschien zette hij Joseph tot schrijven aan. De nachtelijke tochten van de vrienden door de Nes waren herhaaldelijk een inspiratiebron. Ze bezochten er het ene café-chantant na het andere, en schreven er dan later over zoals Paap in Vincent Haman: ‘Ze hadden er niet over gesproken waar ze heen zouden gaan, maar toen ze aan het einde der Damstraat waren, gingen zij, zonder iets te zeggen, linksom de Nes in, als hondjes die op de reuk af hun huis vinden, wandelden zwijgend in de nauwe straat tussen de van gaslicht vlammende Nes-huizen, keken even schuin links in Victoria, Alhambra, Alcazar, telkens wanneer, op het moment dat zij er vóór waren, de portier met een ‘Vrij entree, m'nheren, vrij entree! aan een touw trok en de dubbele deur zich wijd opende, zó dat ze diep in de dag-lichte zaal op het theater de meiden zagen zitten, op een rond rijtje, in korte rokjes, de kousebenen tot aan de knie bloot. (...)Ga naar eindnoot16 Hein Boeken schreef er verzen over, Ietje schilderde de café's en de meiden, en Joseph schreef er een schets over: Van 12 tot 2, 's avonds in de Nes.Ga naar eindnoot17

De belangstelling van deze vrienden voor alles wat met nachtleven, revue, passie en ‘verhevigd leven’ te maken heeft komt overeen met de voorkeuren van de Franse impressionisten, die tezelfdertijd het leven ‘aan de rand’ als objekt voor hun kunst kozen. Josephs impressie is rauw en snel geschreven, alsof hij het ter plekke heeft opgekalkt om de sfeer niet te verliezen: ‘Hij: “Maar ben je niet meer boos op me, zal je me een zoen geven als ik bij je ben? Zal je?” Zij weg. Hij maakt lol met 'n andere meid op de stage, Kate, 'n engelsche, met zwart haar, twee canaille zwarte oogen en in d'r kop gekraste mond, 'n sleufje van een spaarpot, met dunne lippen. Zij komt wéér, woedend. “Slaap dan met haar, ja, ik zie 't wel, dat je weer zwijnerijen zit te verkoopen tegen Kate, ga dan met d'r mee;

illustratie
Portret van Jan Veth. Sepia (b)


ik bèn jaloersch, ik kàn 't niet veelen, en dan krijgen we weer mot... (...)” Hij sust 'r wat, geeft 'r een zoen en zij weer naar haar tafeltje en wij weg de Nes in.’ Het schetsje, wel aardig, maar absoluut niet bijzonder, werd door De Nieuwe Gids geweigerd. Dit was de tweede maal. Diezelfde Nieuwe Gids was voor velen, en zo ook voor de naar waardering snakkende Joseph, een voortdurende bron van schoonheid. Zo was het verschijnen van Mei van Herman Gorter in De Nieuwe Gids van februari 1889 voor Joseph, zoals hij Francois Erens op een namiddag in het café hoek Achtergracht (nu Frederiksplein)-Utrechtsestraat toevertrouwde, het moment geweest ‘waarop Gorter alles had overtroefd!’Ga naar eindnoot18

En dan, op 26 september 1889, brandt het houten atelier van Mau geheel af en in de vlammen gaan ook, zoals de schilder Jac. van Looy her en der bericht, zes bijna voltooide doeken van Mau en al Josephs ‘stemmingsphotografieën’, zijn cliché's en toestellen verloren. Aanvankelijke met de schrik vrijgekomen vrolijkheid sloeg al gauw om in paniek: de verzekering leek niet in orde te zijn. Door bemiddeling van Frank van der Goes - wiens kontakten met een joodse maecenas soelaas boden - liep het allemaal goed af en werd de uitkering van gelden gedeeltelijk bij Joseph thuis gevierd in gezelschap van Willem Kloos, Herman Gorter, Alphons Diepenbrock en Hein Boeken, die dronken was.Ga naar eindnoot19 De volgende dag trakteerde

[pagina 45]
[p. 45]

Mau op wijn in de Bodega. Diepenbrock schreef: ‘Hij (Mau) was vrolijk en goed bij kas ten gevolge van de brand van zijn atelier. Hij moet den vorigen avond (gistren of eergistren een week geleden) een lucifer hebben neergegooid, die zijn canapé in brand stak. Toen hij de volgende ochtend met veel werklust terugkwam, vond hij de woestijn bij zijn hol nog veel woester én het hol bijna verkoold. - Sommige schilderijen, o.a. een studie van Breitner, het zittende meisjesfiguurtje, was nog wel te herkennen, maar ook verkoold.’Ga naar eindnoot20

De treurnis over alle verliezen viel voor Joseph samen met de vreugde over het op stapel staan van een bij Versluys te verschijnen Gids voor den Amateur-Fotograaf van zijn hand. Eind oktober was het zover. Hierin noemt Joseph het fotograferen zelf geen ‘Kunst’, maar wel acht hij artisticiteit onontbeerlijk voor de niet-documentaire fotografie, waarbij ‘la finesse photografique’, die 't mogelijk maakt om blaadjes aan een boom te tellen, vermeden moet worden. Ook dit uitgangspunt wijst op de sterke overeenkomsten met de impressionistische manier van zien en kijken.Ga naar eindnoot2

Joseph had, misschien door de brand en de dure portefeuilles over Egyptische kunst, nogal wat geld verloren en Frank van der Goes schoot hem daarom f 1000, - voor. Om dat een

illustratie
Portret van v.l.n.r. Willem Witsen, Willem Kloos, Hein Boeken en Mau van der Valk. Op de reizende Witsententoonstelling wordt deze foto abusievelijk aan Witsen toegeschreven (b).


beetje te dekken had ‘Goes’ het plan opgevat een soirée te organiseren waarbij een aantal heren zou zingen en er een voordracht gehouden zou worden. A.C. Wertheim en andere beschermers van kunstenaars zouden borg staan voor de betrouwbaarheid van het doel dat niet nader omschreven werd dan als het steunen van onthande lieden.Ga naar eindnoot21 Op 5 december schreef Jan Veth echter in zijn wekelijkse varia-kolom in De Amsterdammer, dat 't toch te ver ging zoiets te organiseren voor iemand die weliswaar een eerzaam vak beoefent, ‘waarvoor, gelijk voor veele dingen, eenig artistiek benul wel een passende verdienste is, maar een vak dat daardoor toch nog ganschelijk niet zelf eene kunst genoemd mag worden. Bovendien bestaat er hoegenaamd geen reden waarom dit slachtoffer, nu het werkelijk enig Pech heeft gehad, niet zelf zijn handen uit zijn mouwen zou kunnen steken om zich te redden, en ik kan verzekeren dat men betrokkene tot op heden gerust, zowel op zijn kraag als in zijn maag mag zien. Het wordt dus niet alleen belachelijk, maar ook min of meer stuitend, - als men weet hoeveel jonge talenten er waarlijk in een wanhoopigen strijd dreigen onder te gaan - zoveel welmeenenden zich voor dit speciale geval te zien uitsloven.’ Het grote misverstand bestaat erin, aldus Veth, dat ‘de ongelukkige jonge artiest na-
[pagina 46]
[p. 46]

melijk (...) geen artiest (is).’Ga naar eindnoot22 Van der Goes is razend! Hij schrijft Veth dat hij er nu door Veths ‘bemoeial’-lerigheid f 600, - bij inschiet en dat er van het noemen van enige artisticiteit van Mesquita geen sprake geweest zou zijn. Tenslotte bijt Goes Veth toe dat hij het portret dat Veth van hem maakte zal moeten verkopen om de schade te dekken.Ga naar eindnoot23 Natuurlijk was niet alleen Goes kwaad. Ook Joseph zal het Veth niet in dank afgenomen hebben dat hij hem in het openbaar zo ontkende; 't plaatste Veths recensie op de portefeuille, hoe lovend die ook was, misschien toch in een geheel ander licht. Toch wil Veth het goedmaken, lijkt het, want eind december 1889 verschijnt er een bericht in De Amsterdammer over een nieuw plan van ‘de heer J. Jessurun de Mesquita’: hij is voornemens een uitgave te beproeven van een verzameling ‘zoo volmaakt mogelijke fotografisch gereproduceerde krabbels van Jozef Israëls’, de vader van zijn vriend Ietje: ‘Zulk een collectie zou (...) de ware bewonderaars van Israëls een uitgezocht genot kunnen bereiden.’ Zou kunnen, jawel. De reserve houdt stand, terwijl Joseph een initiatief neemt dat, zeker in Nederland, vrijwel geheel nieuw is en aan het begin staat van een later enorm populair geworden genre: ‘de reproduktie’.Ga naar eindnoot24

Kortom, ruzie, narigheid en een in de ellende verzandende Joseph: hij blijkt ook niet brandzuiver te zijn getuige de woorden van Goes aan Frederik van EedenGa naar eindnoot25 eind december: ‘Mesquita is een boef. Hij beantwoordt mijn welwillendheid met gemeene leugens.’ Joseph viel bij verschillende anderen evenmin in de smaak: zowel Van Looy als Van Eeden, als Veth en Van der Goes spreken hun geringe waardering voor deze eigenwijze en showminded jongen uit; ze vinden hem een ‘artistenschuimer’.Ga naar eindnoot26

Begin april van het nieuwe jaar 1890 is er nog geen portefeuille over Jozef Israëls uitgebracht. Op de eerste dag van die maand verhuisde Joseph, wie weet onder druk van de middelen, van de Burmanstraat naar de Westerdoksdijk, helemaal aan het andere einde van de stad. De volgende dag vond Ietje Israëls hem, op zijn canapé liggend, alsof hij 1 april es voor een makabere grap wilde gebruiken. Hier laat ik Van Looy aan het woord, die in twee brieven van deze zelfmoord gewag maakte. Zijn bericht aan Van Deyssel is vrij kort en koel; hij noemt Mesquita ‘de luis van de Nieuwe Gids’ en ‘een vriend van Isaac Israëls, niet de mijne precies’. De brief aan Willem Witsen, op wie Joseph erg gesteld was, verhaalt uitvoeriger van de dood van Joseph en laat iets zien van het grote epistolaire talent van Van Looy: ‘Ja, daar is weer een sinister geval geweest. Mesquita heeft zich van kant gemaakt, en is al begraven. Hij is de dag voor de N.G. [De Nieuwe Gids-RvdW] uitkwam, de 3e zoowat, op zijn canapé gevonden, hij had zich vergiftigd met cyaankali. Hij had dit in huis, en er stond, hoor ik, een glas limonade bij zijn doodliggen. Cyaankali werkt alleen zodra het met zuur in contact komt. Hij had me dat vroeger zelve wel eens verteld. Hij lag erg klein, net een beestje, zoals Isaac Israëls dat noemde. Wat de reden is geweest, daar zijn vele meeningen over. Kloos beweert dat hij hem voor een half jaar al eens gered heeft. Toen is na een praatje het vergif drinken veranderd in een grokje; hij leed zoo omdat hij geen artist was. Zijn omstandigheden waren in de laatste tijd niet zoo slecht, zegt Valk. Zijn beeren, een twee duizend gld, niet zoo'n reden om zich te vermoorden. 't Was bekend dat hij allang met de dood coquetteerde; ik heb hem wel in de laatste tijd aangekeken om de binnenbrand in z'n oogen, maar eigenlijk geloof ik dat hij de dupe is geworden van zijn eigen blague. Misschien, wie zal het zeggen. 't Is en blijft een ellendig geval, en 't was zoo'n koubrengend nieuwtje want dat is het geweest: heb je 't al gehoord, Mesquita is dood. Nu is 't alweer vergeten uiterlijk, de kou is weer voorbij. Hij is geen man die beweent zal worden lang, nu zelfs twijfelen de vrienden al over de mooiheid van zijn zelfvernietiging. O ellende, ellende. Wat heeft die jongen gedreven, wat zat er in hem? Ik heb er met Francois veel over gepraat. Ik hield niet van hem en doe dat nog niet, maar waartoe was het noodig zich te verdoen, wat zat er in die jongen? (...) Hij had altijd een geladen pistool bij zich, nam experimenten met Cloroform, en allerlei doodstuig. Men hield het er voor dat hij zich interessant wilde maken. Is hij de dupe geworden van zijn eigen spelletje, of zat er wat zwarts in hem, een begeerte om zich weg te maken, op te lossen tot niets en is hem dat de baas geworden? (...)’Ga naar eindnoot27 De brief aan Van Deyssel besluit de passage over Joseph aldus: ‘Ach wat een misère dat eeuwige

illustratie
Portret van Herman Gorter, de dichter van de door Joseph zo bewonderde Mei. Met hoed (b).


[pagina 47]
[p. 47]

begeren van de mooie menschen.’Ga naar eindnoot28

Velen van de vrienden hadden dit tragische einde niet verwacht en maakten zich verwijten dat ze ‘hem eerst hadden aangehaald en toen wat hadden laten loopen.’Ga naar eindnoot29 Van Looy zei eens van hem ‘presque superbe comme rien’, vertelt Van Eeden later. ‘Hij wist dat en heeft dat “presque” eraf willen hebben.’Ga naar eindnoot30 Naast de verwijten die sommigen zich maken, voortkomend uit hun opvattingen over zelfmoord, zijn er ook andere geluiden. Tot de enkelingen die zelfmoord blijkbaar een totaal ander gewicht toekennen, behoort Lodewijk van Deyssel, die het geval Mesquita ‘wel mooi’ vindt. Er is, volgens hem, een genre moed voor nodig dat superieur is aan oorlogsmoed.Ga naar eindnoot31 Jaren later polemiseren Van Eeden en diezelfde Van Deyssel over zelfmoord en geeft Van Deyssel onomwonden blijk van zijn bewondering waarbij hij - zonder de naam van Joseph te noemen - Josephs ‘spel’ met wapens, dat tenslotte uitmondt in de dood, als de ideale zelfmoord beschrijft.Ga naar eindnoot32

Waarom zelfmoord? Tja, waarom. Is het de degeneratie waar Mendes het over had? De inteelt deed, zoals ook Is. Querido in zijn toneelstuk Aron LagunaGa naar eindnoot33 laat zien, het Portugees-joodse milieu in ontbinding raken: er werden enerzijds geniale, maar anderzijds verdwaasde individuën geboren. Dit is een der achtergronden.

Een ander, eveneens met het milieu verband houdend punt, is de opvoeding. Zoals gezegd was de kring der Portugese joden klein én trots. Men besteedde zeer veel aandacht aan zijn, ongetwijfeld veelbelovende, kinderen, en men stelde zich misschien wel eens wat te veel van hun toekomst voor. Verwachtingspatronen worden dan snel doorbroken. Ook Joseph groeide in zo'n gezin op.

De geschiedenis van zowel de Hoogduitse als de Portugese joden is er een van verstrooiing en aanpassing. Het assimilatieproces van de joden in Amsterdam verliep niet zonder problemen, als overal. Joseph leefde in een tijd waarin joden marginaal waren; woorden als ‘jodenluis’, ‘jodenneus’, ‘jodenbontje’ en ‘jodenstreek’ werden veelvuldig gebruikt, terwijl tezelfdertijd een bekend koffiehuis in de Warmoesstraat voor joden gesloten werd. Een van de joodse vrienden van Van der Goes kreeg van de toenmalige inspekteur van politie de wenk zich maar bij ‘zijn Jodencafé Mast’ te houden.Ga naar eindnoot34

Voor die assimilatie zocht ieder zijn eigen manier. De rijke Hoogduitse joden die als diamantair of bankier werkzaam waren, vonden hun plaats binnen de links-liberale gemeentepolitiek en steunden hulpbehoevende kunstenaars.Ga naar eindnoot35 De arme Hoogduitse joden van het Waterlooplein kregen het vaak op hun brood dat andere joden rijk waren: het gewone volk voelde zich bedreigd door die bovenlaag, zodat het antisemitisme groeide. Zo gebeurde het dat er arme joden waren die - juist in een tijd dat de Sociaal Democratische Bond onder de leiding van Domela Nieuwenhuis haar hoogtepunt bereikte - zich van eventuele identificaties met die bovenlaag poogden te ontdoen door zich aan te sluiten bij uiterst reaktionaire,

illustratie
Portret van George Breitner (links) en Mau van der Valk (a).


socialistenvretende straatgroepen. Een van hun wapenfeiten was de bestorming van het socialistencafé Penning aan het Waterlooplein; de politie was hun behulpzaam...Ga naar eindnoot36 De Portugese joden, al veel langer vervlochten met het amsterdamse leven, waren zonder twijfel sterker dan de Hoogduitse joden als groep, maar individueel moesten ook zij zien hun plaats onder de zon te verwerven, met alle moeite van dien.

Joseph was getuige van de strijd van al dezen om ‘er bij te horen’. Ook binnen de kring die hij als de zijne zocht, klonken anti-semitische geluiden. Vooral Van Eedens opmerkingen over Van der Goes: ‘Goes encannailleert zich met de diamantslijpers. Hoe iemand zich zoo tot Joden-luis vernederen kan begrijp ik niet,’ doet vermoeden dat Joseph het niet gemakkelijk gehad zal hebben bij zijn strijd.Ga naar eindnoot37

Waarom, ja. In psychologische studies wordt erop gewezen dat de dood van een der ouders voor een kind tussen 8 en 18 van invloed kan zijn: ‘Als men aanneemt dat zelfmoordfantasieën mogelijke reaktievormen op een intens innerlijk konflikt zijn, en tot op zekere hoogte probleemoplossend gedrag vertegenwoordigen, (...) dan zal een dergelijk antecedent in de jeugd van de zelfmoordenaar de neiging doen ontstaan zelfdestruktieve gedachten daadwerkelijk uit te voeren. Dit kan enig licht werpen op de vraag waarom de ene mens met zelfmoordfantasieën tot handelen overgaat, terwijl een ander met soortgelijke fantasieën dat niet doet.’Ga naar eindnoot38

Ondanks het feit dat er in Josephs geval ook van effektbejag sprake zal zijn, kan er hier waarschijnlijk gesproken worden van een suicidaal karakter: een suicidaliteit zit in de karakterstruktuur ingeweven. Men maakt er een levensstijl van te dreigen en te manipuleren: ‘aandacht of... ik maak me van kant!’ Joseph had dit gedrag nodig om zich in evenwicht te houden, en het was erop gericht extra aandacht en ondersteuning te krijgen, zoals toen hij Ietje en Mau naar Parijs liet komen. Dit gedrag leidt vaak tot de gewenste bemoedering met het gevolg dat suicide lang uitblijft. Maar de kruik gaat zolang te water tot zij barst...Ga naar eindnoot39

[pagina 48]
[p. 48]

Foto's konden, zo oordeelden de ‘kunstenaars’ die fotograaf Joseph Jessurun de Mesquita's bondgenoten waren unaniem, geen levensader raken. Een eeuw later denken wij daar anders over; naast het vermogen om een beeld van een tijd op te roepen en van de mensen die een periode het gezicht gegeven hebben dat het nu heeft, vermag een foto méér.

De beelden van de mensen om hem heen, die Joseph ons heeft nagelaten, maken hem tot een belangrijke getuige van die andere jaren '80. Soms zijn ze prachtig, zoals de portretten van Jan Veth, Herman Gorter, letje en de groepsfoto met Witsen, Boeken, Kloos en Mau, soms zijn ze weinig karakteristiek of niet scherp, zoals de portretten van Boeken, P.L. Tak en Ietje 2. De foto's die hier staan afgebeeld geven Joseph postuum de eer bijwijlen ‘artist’ te zijn geweest.Ga naar eindnoot+

eindnoot1
W. Witsen. ‘Jan van Beers in het Panorama.’ In: De Nieuwe Gids III nr. 1. p. 134.
De achtergrond van dit oordeel over fotografie en artisticiteit hangt sterk samen met de op dat moment in zwang zijnde idee over het Leven. Deze idee baseerde zich op de Identiteitsfilosofie, waarin realiteit en idealiteit twee tegengestelde, maar identieke kanten van hetzelfde zijn. De realiteit kende iedereen tot op zekere hoogte, maar de idealiteit was een verborgen zaak. Een kunstenaar achtte men in staat dat verborgene te leren kennen: hem onthulde de ‘wereldziel’ hoe de realiteit eigenlijk gezien zou moeten worden en hoe zij als zinvol ervaren kon worden. In diezelfde tijd werd fotograferen gezien als het eenvoudigweg op een knop drukken van een apparaat, wat nooit meer kon opleveren dan een weergave van de realiteit. Dat degene die op de knop gedrukt had geen ‘kunstenaar’ genoemd kon worden, was voor ieder evident.
eindnoot2
J. Jessurun de Mesquita. Gids voor den Amateur-Fotograaf. Amsterdam, Versluys 1889. Ex. Prentenkabinet Leiden.
eindnoot3
Mondelinge mededelingen van drs. D.J. da Silva te Amstelveen, een achterneef van de familie Jessurun de Mesquita.
eindnoot4
M.B. Mendes da Costa. ‘Een leekepraatje over trouwen in de familie.’ In De Nieuwe Gids, april 1926.
eindnoot5
Zie: A.H. Hammacher. Mendes da Costa. De geestelijke boodschap der beeldhouwkunst. Rotterdam 1941.
A. van der Boom. S. Jessurun de Mesquita. Wassenaar 1928.
eindnoot6
M. Uyldert. De jeugd van een dichter. Uit het leven van Albert Verwey. Amsterdam 1948 p. 64.
eindnoot7
Brief van Joseph aan Verwey. Verwey-archief. U.B. Amsterdam d.d. 6-6-1882.
eindnoot8
idem d.d. 15-3 1883.
eindnoot9
Arti-expositie. Arti et Amicitiae is een gezelschap van vrienden van de kunst. Jaarlijks werd er een grote tentoonstelling in de zalen aan het Rokin gehouden, waar de jongste generatie haar verworvenheden kon tonen.
eindnoot10
Brief van Isaäc Israëls aan Veth. Veth-archief. Eigendom van Mr. D.A. Delprat te Amsterdam d.d. 29-10-1888.
eindnoot11
Gemeente-archief Amsterdam.
eindnoot12
J. Staphorst. ‘Kunst.’ In: De Nieuwe Gids II, nr. 4 december 1888 pp. 257-261.
Over: Les monuments et bas-reliefs égyptiens du Musée d'Antiquités des Pays-Bas a Leide, photografiés par J. Jessurun de Mesquita. Premier volume de 20 photografies.
eindnoot13
Brief van Van Looy aan Van Deyssel. In: Roeping 4, 3e jrg. 1955.
eindnoot14
Brief van Van Looy aan Witsen. Witsen-archief. K.B. Den Haag. d.d. 10-4-1890.
eindnoot15
idem.
eindnoot16
W.A. Paap. Vincent Haman. Amsterdam 1896. 19746 p. 176. De Nes is met de Warmoesstraat, waar Ietjes atelier was, de straat van het uitgaansleven van de tachtigers.
eindnoot17
J. Jessurun de Mesquita. Van 12 tot 2 's avonds in de Nes. Het Nieuwe Gids-archief. K.B. Den Haag.
eindnoot18
Mr. F. Erens. Vervlogen jaren. Den Haag 1938. p. 145.
eindnoot19
Brief van Van Looy aan Veth. Veth-archief. Amsterdam d.d. 26-10-1889. Brief van Van Looy aan Witsen. Witsen-archief. K.B. Den Haag. idem.
eindnoot20
Brief van Diepenbrock aan Derkinderen. In: Alphons Diepenbrock, Brieven en documenten. Verz. door E. Reeser, Den Haag 1962. p. 196.
eindnoot2
J. Jessurun de Mesquita. Gids voor den Amateur-Fotograaf. Amsterdam, Versluys 1889. Ex. Prentenkabinet Leiden.
eindnoot21
A.C. Wertheim was een rijke, links-liberale joodse bankier, die veel voor hulpbehoevende kunstenaars heeft gedaan. Zie: H.P.G. Quack. A.C. Wertheim. Amsterdam 1897.
eindnoot22
J. Veth. ‘Varia’ In: De Amsterdammer. Weekblad voor Nederland, zondag 8 december 1889. Gemeente-archief Amsterdam.
eindnoot23
Brief van Van der Goes aan Veth. Veth-archief. A'dam d.d. 10-12-1889.
eindnoot24
J. Veth. ‘Kunst en letteren. In: De Amsterdammer 22-12-1889.
eindnoot25
Brief van Van der Goes aan Van Eeden. Van Eeden-archief. U.B. A'dam. d.d. 30-12-1889.
Frederik van Eeden, arts in Bussum op dat moment, moest weinig van Joseph hebben. In maart van 1890 vraagt hij Goes om geld voor de in Bergen op Zoom kou lijdende Van Deyssel en zegt daarbij: 't Is beter besteden dan aan Mesquita.’ Na Josephs dood schrijft hij Kloos: ‘Heb je 't al gehoord van 't ongelukkige joodje?’ Resp. Van der Goes-archief. Instituut voor Sociale Geschiedenis. A'dam d.d. 5-3-1890 en Nieuwe Gids-archief K.B. Den Haag d.d. 14-4-1890.
eindnoot26
Zie: Brief van Van Looy aan Van Deyssel noot 13, en Brief van Boeken aan Witsen. Witsen-archief K.B. Den Haag d.d. 13-10-1889. Uit deze laatste brief: ‘We doen tegenwoordig niet veel meer aan omgaan. George is dikwijls of altijd uit zijn humeur en scheldt ons uit voor uilskuikens. (...) Het kleine joodje wordt hoe langer hoe familiaarder en vindt het zo jammer dat hij jou niet meer ziet, met wien hij zo spoedig intiem geworden was. (...)’ George is Breitner. Witsen woonde op dat moment in Londen, waar velen hem opzochten; Kloos logeerde zelfs enkele maanden bij Witsen na zijn ruzie met Verwey.
eindnoot27
Zie 14
eindnoot28
Zie 13
eindnoot29
Brief van Van Eeden aan Van Deyssel d.d. 14-4-1890. In: De Briefwisseling tussen Frederik van Eeden en Lodewijk van Deyssel. Verz. door H.W. van Tricht en H.G.M. Prick. Zwolle 1964.
eindnoot30
idem.
eindnoot31
Brief van Van Deyssel aan Van Eeden. d.d. 17-4-1890. ibd.
eindnoot32
idem d.d. 15-9-1892. ibd.
eindnoot33
S. van Praag. De West-Joden en hun letterkunde na 1860. Amsterdam 1926. p. 118.
eindnoot34
F. van der Goes. Ter herinnering. Getuigenissen en Bewijsstukken in de Politiequestie. Amsterdam 1891. P. 3.
Van Looy, zo lezen we in J. Meijer. W.A. Paap, Amsterdam 1959, p 162, schrijft wanneer hij op een avond bij Mast zit aan Van Deyssel: ‘'t Is hier zoo'n mooi café (...) De rook van de jaren heeft 't goud hier zoo mooi oud gemaakt, (...) en 't zit hier altijd vol met dat drukke volk, de Jodenmenschen, die je maar hun staande boorden hebt af te doen, en hun bizarre moderne pakjes hoeft uit te trekken, om ze dadelijk weer te zien trekken naar het beloofde land. Zoo als een Jood z'n ooren aan z'n kop staan, hè?’ Meijer interpreteert dit als anti-semitisch; dit lijkt mij onterecht. Van Looy's kontakten met allerlei joden zijn echt hartelijk te noemen: hij schilderde de vrouw van raadslid Bram Loopuit en zegt van hem: ‘Loopuit zelve is een van de beste mensen die ik in mijn leven tegen ben gekomen.’ Brief aan Titia van Gelder, Looy's latere vrouw, ook vanuit Café Mast geschreven, d.d. december 1890. Van Looy-archief. Haarlem. Ook het feit dat Van Looy zo graag en veel in ‘dat Jodencafé’ Mast kwam, spreekt voor zichzelf.
eindnoot35
De kontakten tussen deze politiek geïnteresseerde joden en de kunstenaars werden voornamelijk gelegd door Frank van der Goes, die aktief socialist was. Goes onderhield vele vriendschappen met joodse diamantairs, zoals Jakob Batavier, Wertheim en van Nierop.
eindnoot36
F. van der Goes. Zie 34. Hieruit: ‘Op 22 februari 1887 kwam er om een uur 's avonds een troep mannen, zwaaiend met de driekleur en roepend “Hop, hop, hop, hangt de socialisten op”’ en ze sloegen de bezoekers van het café halfdood. De volgende avond kwamen ze weer en samen met de, nota bene ter bescherming van de socialisten gealarmeerde, politie werd het café-interieur aan diggelen geslagen en de socialisten werden gearresteerd. p. 23.
eindnoot37
Brief van Van Eeden aan Kloos. Nieuwe Gids-archief. K.B. Den Haag, d.d. 12-12-1889.
eindnoot38
Leonard Moss and D.M. Hamilton. ‘Psychotherapy of the suicidal patient.’ In: Clues to suicide. ed, E.S. Sheidman. New York 1957 pp. 99-110.
eindnoot39
L.J.A.M. van Eck. e.a. ‘Suicide en psychiatrische behandeling.’ In: Tijdschrift voor Psychiatrie, 18e jrg. nr. 11-12 1976 pp. 761-809.
eindnoot+
Tenslotte wil ik mijn hartelijke dank uitspreken aan allen die mij behulpzaam zijn geweest, van wie ik speciaal noem mevrouw L. van der Valk-Gerretsen te Laren voor haar geduldige en enthousiaste hulp en het bruikleen van de foto's, en mr. D.A. Delprat in Amsterdam voor de grote gastvrijheid wanneer ik het Veth-archief wilde raadplegen.
Voorts ben ik drs. E. Endt, mevrouw drs. L. Frerichs en mevrouw drs. M. Mathijsen zeer erkentelijk voor hun op- en aanmerkingen bij een eerdere versie van dit artikel.
De (a) foto's zijn afkomstig uit het privébezit van mevrouw L. van der Valk-Gerretsen te Laren.
De (b) foto's komen uit de nalatenschap van Alphons Diepenbrock en zijn in beheer van Prof. H.E. Reeser te Bilthoven. Ook hem dank ik hartelijk voor het vertrouwen.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Rein van der Wiel

  • over Joseph Jessurun de Mesquita

  • beeld van Joseph Jessurun de Mesquita

  • beeld van Willem Witsen

  • beeld van Willem Kloos

  • beeld van Hein Boeken

  • beeld van Maurits van der Valk

  • beeld van Herman Gorter

  • beeld van George Hendrik Breitner

  • beeld van Maurits van der Valk