Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Revisor. Jaargang 25 (1998)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Revisor. Jaargang 25
Afbeelding van De Revisor. Jaargang 25Toon afbeelding van titelpagina van De Revisor. Jaargang 25

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Revisor. Jaargang 25

(1998)– [tijdschrift] Revisor, De–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 1]
[p. 1]

25 de revisor

[1998/5&6]

[pagina 4]
[p. 4]

Een feestelijk woord vooraf (in sierletters)

Elk literair tijdschrift heeft eigenlijk twee redacties nodig: de ene om het blad te maken en de andere om het niet te maken - met een parafrase op M. Februari, die de dubbelheid van het schrijven in dit nummer aan de orde stelt.

De 25-jarige geschiedenis van De Revisor bestaat dus tevens uit nummers die niet werden gemaakt en in een wolk van dromen zijn vervluchtigd, maar waarvan de essence boven de redactietafels is blijven zweven.

 

Ook de huidige redactie is aangeraakt door deze begoochelende afwezigheid. Bij het samenstellen van de zilveren dubbeleditie raakte ze zo bevlogen van het idee van een Virtuele Revisor dat in de voorbereidingen schaamteloos werd ingezet op de mogelijkheid van Het Ideale Nummer. Het begon ermee dat niets goed genoeg was. Maar wat wilden we dan eigenlijk? We hadden het immers over een blad dat niet bestond en we konden ons bij gebrek aan beter alleen in ontkenningen uitdrukken. Wat we wilden werd dus: wat we niet wilden. Toen werd de geest vaardig. Zilvergestemd sprak hij zijn banvloeken uit over de verpletterende eenduidigheid die er was gaan heersen onder het sloganbeluste regime van de commercie en de massa-communicatie. Hij wees aan: de verjournalisering van de literatuur, het gebrek aan een wezenlijk discours, de daaruit voortvloeiende verschraalde polemiek, de nonchalance ten aanzien van grote voorgangers, het obsoleet geworden verlangen naar het nieuwe en het nog niet zegbare.

 

Het literaire blad, stelde de redactie vast, was in deze barre tijden noodzakelijker dan ooit. Het diende een schrijversblad te zijn en geen stageplaats voor al of niet werkloze neerlandici en journalisten. De kolommen mochten niet zijn gevuld met bijdragen die door kranten waren geweigerd. Terugblikkend voor-

[pagina 5]
[p. 5]

uitzien, los van de dagwaan: De Revisor ging het weer anders doen. Bij dit ‘anders’ trad een aarzeling in. Was er niet opnieuw een beginselverklaring nodig? Het definitieve manifest van het blad dat het ging worden? Of bliezen we nu toch te hoog van de toren: dreigden we, met het woord van Ida Gerhardt, het hoog geheim te verraden in de herberg? Tergend sterk werd bij dit zwaarwegende gepraat het heimwee naar een steengoed verhaal, een schitterend gedicht - naar de vanzelfsprekende onbegrijpelijkheid van literatuur. Intussen wierp de deadline zijn dreigende contour. Moest het nummer niet gewoon worden gemaakt en zouden we er niet beter het beste van maken?

Die nieuwste beginselverklaring zat er voorlopig toch niet in en tot overeenstemming kwamen we al helemaal niet, zoals het hoort. De afwezige beginselverklaring werd een reeks laatste stellingen, helemaal achterin het blad.

Daarmee zou het principe van het beginsel tot het principe van de verdediging worden omgebogen: de verdediging van wat weg dreigt te vallen, het verzet tegen wat onbestaand dreigt te blijven. De verdediging van De Revisor, kortom.

 

Had het tijdschrift zijn naam niet ontleend aan die Godot avant-la-lettre uit het gelijknamige toneelstuk van Gogol: de gevreesde en verlangde, van wie niemand zeker wist wanneer en of hij kwam? Of was hij er al die tijd al, en had niemand hem opgemerkt?

 

Jacob Groot
Kees 't Hart
Oek de Jong
Anthony Mertens
P.F. Thomése


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Jacob Groot

  • Kees 't Hart

  • Oek de Jong

  • Anthony Mertens

  • P.F. Thomése