Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Roeping. Jaargang 23 (1946)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Roeping. Jaargang 23

(1946)– [tijdschrift] Roeping–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 614]
[p. 614]

Boekbespreking

Albert de Swaef: Catherine Labouré: uitgave van L. van Melle, N.V. Gent.

Dit boekje verhaalt het leven van een eenvoudig boerenmeisje, geboren de 2de Mei 1706 in het franse dorpje Fain-les-Moutiers. Al vroeg verloor zij haar moeder, en toen vervolgens haar oudste zuster Marie-Louise naar het klooster ging, kreeg zij met Tonnie, haur jongste zusje, de zorg voor het huishouden van dit moederloos groot gezin; en zij was toen nog maar tien jaar. Niet zonder heftige tegenstand van haar vader, trad ook zij, 24 jaar oud, in de congregatie der Dochters van Liefde, een stichting van den H. Vincentius van Paulo. In de jaren, die volgden, werd zij herhaaldelijk begunstigd met verschijningen, waarbij zij niet zelden vernemen moest wat voor beproevingen de Kerk in Frankrijk, en haar eigen congregatie te wachten stonden en waarbij zij tevens de opdracht kreeg een medaille te verspreiden, de beroemd-geworden médaille miraculeuse, wier opschrift en beeltenis tot in bizonderheden haar warden meegedeeld. Na een zeer heilig en verborgen leven overleed zij de 31ste December 1876, in het klooster te Enghien. Door Pius XI werd zij de 28ste Mei 1933 zalig verklaard.

Het zo bevoorrecht inwendig leven van Catherine openbaarde zich niet door buitengewone tekenen: zij had de stellige hemelse opdracht, de verschijningen alleen haar leidsman onder geheimhouding bekend te maken; en naar buiten ‘gaf zij de indruk koud en onbewogen van gemoed te zijn’. Ook de mémoires, die zij op last van haar biechtvader in 1856 heeft opgeschreven treffen door ‘sobere en onberispelijke nauwkeurigheid’, maar zij bevatten geen ontleding van haar zielsleven, waarvoor haar trouwens zowel de nodige denkkracht als de schrijfbevoegdheid ontbrak. Deze armoede aan materiaal bleek voor Albert de Swaef geen beletsel te zijn: hij beschouwde ze als de natuurlijkste zaak ter wereld: ‘een levensbeschrijving, zo zegt hij op blz. 89, zal bijna nooit anders zijn dan een geduldig in mekaar passen van enkele schaarsche gegevens en feiten, zooals men schitterende steentjes samenvoegt tot een glansrijk mozaïek’.

Zo'n biografische gesteltenis is niet zonder gevaar: zij kan bij de beschrijving een zeker hinderlijk lyrisme veroorzaken, dat zich opdringt, en dat bij gebrek aan objectieve gegevens verfraaiende aanvullingen zich veroorlooft, die wel dichterlijk zijn, maar die voor den critischen lezer alleen de waarde bezitten van welwillende veronderstellingen. Vooral bij het verhaal van Catherine's jeugdjaren is de schrijver aan dit gevaar niet ontkomen. De latere bladzijden bezitten een meer objectief karakter, hetgeen de waarde van dit boekje dan ook ten goede komt.

Wie belang stelt in de geschiedenis van de mirakuleuse medaille, vindt in dit werkje boeiende bizonderheden. Het bevestigt tevens op aanschouwelijke wijze de hemelse wet, dat God het dichtste nabij komt aan die zich het verst van zich zelf verwijdert.

M. MOLENAAR M.S.C.

Mr. H.P. Marchant, De breuk geheeld, pp. 153, J.J. Romen en Zonen, Roermond-Maaseik z.j.

Dit werk van den bejaarden en nog steeds strijdvaardigen oud-minister Marchant wil ons de diepere politieke oorzaken doen zien van hetgeen ons in de afgelopen jaren is overkomen. Met zijn scherp intellect, politiek doorzicht en combinatie-vermogen weet hij de dikwijls schijnbaar tegenstrijdige gebeurtenissen, vooral in en rond het Hitler-Duitsland van vóór de oorlog

[pagina 615]
[p. 615]

als één geheel te zien, waardoor onvermijdelijk de catastrophe moèst volgen. Vervolgens geeft hij zijn visie op datgene, wat veelal het ‘experiment-Schermerhorn’ genoemd wordt. De schr. kan maar weinig goede woorden - misschien wel tè weinig - vinden, voor het bestuurssysteem, dat in ons land na de bevrijding ontstond. Bijzonder de z.i. exorbitante invloed van de ‘illegalen’ moet het ontgelden, vooral omdat zij niet opgewassen waren voor een positieve taak. Terecht zegt Mr. Merchant, dat de overgangstoestand onnodig lang gerekt werd, wat juist de grote verbittering bij het volk gewekt heeft, minstens tot schade van de reputatie van de verzetsbeweging. Tenslotte bespreekt de Auteur de plannen voor een nieuwe internationale rechtsorde.

Het is jammer, dat dit boek slechts een gedeelte geeft - wegens de papiernood - van datgene wat de Auteur persklaar had. Wat hier geboden wordt, is minder dan de helft. Het is inderdaad waar, wat Mr. Marchant zelf in zijn ‘Voorwoord’ constateert, dat het onderling verband hierdoor geleden heeft. Maar hetgeen ons hier dan werkelijk geboden wordt, is toch alleszins de moeite van het lezen waard. Uit alles blijkt, dat Mr. Marchant openstaat voor de werkelijkheid, voor de gebeurtenissen rondom hem, dat hij alles met verstand beziet, critisch, d.w.z. het kaf van het koren weet te scheiden. De inhoud van dit boek is allerminst een napraten van de ‘communis opinio’.

 

Alverna (Gld.)

Dr. B. VAN BILSEN o.f.m.

Dr. E. Brongersma: Voorproef in Spanje 1919-1939. Uitg. Het Spectrum Utrecht 1946. 242 blz. met drie kaarten.

‘Het was een weinig opwekkende bezigheid, na den opbouw van een corporatieven staat de afbraak van een niet-corporatieven staat te bestudeeren. Maar de schrijver, wien dit onderwerp door een betrekkelijk toeval in de pen werd geworpen, heeft gemeend, dat het toch zijn nut kon hebben, na de portugeesche genezing ook eens de spaansche ziekte te overwegen. Zij beide houden een vingerwijzing in, welke de omliggende wereld helaas niet tijdig genoeg heeft begrepen’.

Aldus verantwoordt Dr. Brongersma zijn ‘Voorproef in Spanje’, waarin hij een leesbaar overzicht biedt van 20 jaren spaanse geschiedenis. De chaos, waaruit de dictatuur van Primo de Rivera werd geboren, en de chaos, die de burgeroorlog veroorzaakte, vormen de inhoud van het eerste deel. Het tweede deel tracht inzicht te geven in de kwalen, waaraan Spanje heeft geleden, en waardoor het eens zo machtige land stoffelijk en geestelijk ontaard is tot een wezen, dat in de kern van zijn bestaan is aangetast en dat daarom niet tot bedaren kan komen. Het derde deel verhaalt de geschiedenis van de burgeroorlog. Dit hoofdstuk is juist daarom zo belangwekkend, omdat Dr. Brongersma aantoont, dat deze burgeroorlog niet louter een spaanse aangelegenheid was, maar zowel aan de ‘as’-mogendheden als aan de later geallieerden de eerste mogelijkheid bood om in militair opzicht te handelen of niet te handelen. Uit dit hoofdstuk wordt veel verklaarbaar, wat zich in 1945 en 1946 heeft voorgedaan. In de internationale politiek rond de spaanse kwestie tekent zich sedert 1936 reeds af, hoe de toekomstige verhouding der mogendbeden zou worden. Of beter, de spaanse burgeroorlog, met alles wat er om- en er aan-hangt, is als een eerste schets van de toekomstige realiteit. Met een verhandeling over Franco in het vierde deel sluit dit boek, dat tot het einde toe den lezer blijft boeien, ondanks de vele historische details, die door de vaardige pen van den schrijver in goed en vlot marcherende phalanges worden opgesteld.

Met grote objectiviteit schijnt het voor en tegen afgewogen te zijn, omdat de schrijver niet blind is voor het goede bij de tegenstanders, en tevens

[pagina 616]
[p. 616]

een open oog heeft voor de fouten der eigen vrienden. Daarom kan deze ‘Voorproef’ gelden als een waardevol hulpmiddel voor een serieuze kennismaking met de spaanse geschiedenis, waarin het niet gemakkelijk is wegwijs te worden.

En toch ontbreekt er iets, misschien zelfs heel veel van datgene, wat een belangstellende lezer in het nieuwste boek over Spanje wenst te vinden. Op dit boek, dat geschiedenis geeft, zou immers volledig de definitie van geschiedenis toepasselijk zijn, zoals deze door Oscar Wilde is opgesteld: geschiedenis is de opsomming van datgene, wat niet gebeurd had moeten zijn! M. a.w. het boek is somber, omdat het de geschiedenis van Spanje slechts schildert in donkere kleuren, zonder enige belofte voor een betere toekomst. Spanje is niet alleen in hoge mate ziek, het is ziek zonder meer, zonder een rest van gezondheid. ‘Alles ligt vernietigd, zonder uitzicht op verbetering!’ Spanje beantwoordt in de laatste tientallen jaren - volgens den schrijver - aan de uitspraak van Calderon, dat het leven niets anders is dan een razernij, een hartstochtelijke kramp, een waanzinnige dooreenmengeling van heldenmoed en beestachtigheid. Nergens zien wij, dat er van het oude, van het grote Spanje nog iets zou leven. Noch in de figuur van Primo de Rivera, noch in Gil Robles of Calvo Sotelo, noch in Franco zijn sympathieke trekken te ontdekken, die als een weerspiegeling van het grote, maar nog slapende Spanje kunnen gelden. De lezer vraagt zich af, niet of onder Primo de Rivera en onder Franco wreedheden en fouten zijn gebeurd, de lezer vraagt zich af, of het bewind van Primo de Rivera en Franco - ondanks alle gebreken - toch niet beschouwd moet worden als een vooruitgang op de voorafgaande chaos. Op deze vraag geeft het boek geen uitsluitend antwoord, noch in positieve noch in negatieve geest.

Daarom zij met die voorzichtigheid, welke passend is een gecompliceerde kwestie gelijk deze, de vraag gesteld of Dr. Brongersma niet zoveel aandacht heeft besteed aan het donkere en duistere, dat het goede daardoor in het gedrang is gekomen. Wordt m.n. Ernesto Gimenez Caballero niet te veel eer bewezen, wanneer hij beschouwd wordt als de spaanse Rosenberg (p. 221)? Is in het licht van de thans bekende feiten de diagnose van Dr. Brongersma over het heidense karakter van de Falange nog vol te houden?

Men kan het betreuren, dat de ‘Voorproef’ reeds in 1943 werd afgesloten en eerst in 1946 werd uitgegeven. Dit wekt de indruk, dat men een boek in handen krijgt, waarin ook de nieuwste gegevens zijn verwerkt, terwijl het feitenmateriaal zich in werkelijkheid niet verder uitstrekt dan het jaar 1939, in welk jaar een enigszins verantwoord oordeel over de politiek van Franco nog zeer moeilijk, zo niet onmogelijk was.

Hoezeer wij dus in dit boek de volledigheid missen, toch zal het niet terzijde gelegd kunnen worden door hen, die zich een gefundeerd oordeel willen vormen over spaanse gebeurtenissen en toestanden, die de burgeroorlog hebben voorbereid en beëindigd. En omwille van de actualiteit mogen wij de wens uitspreken, dat Dr. Brongersma wellicht in de naaste toekomst ons een boek moge geven, waarin hij met evenveel objectiviteit waarmede hij nu rechts en links tegenover elkaar heeft geplaatst, de lichten de schaduwzijde van het Franco-bewind tegen elkaar weet af te wegen. Want dat is het boek, waarnaar katholiek Nederland uitziet.

 

Dr. A. GERATS M.S.C.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Maurits S.C.M. Molenaar

  • T.J.C. Bilsen

  • A. Gerats

  • over Adriaan Magerman

  • over Hendrik Pieter Marchant

  • over E. Brongersma