Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Roeping. Jaargang 24 (1947)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Roeping. Jaargang 24

(1947)– [tijdschrift] Roeping–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 127]
[p. 127]

Boekbespreking

A. Combes: Essai sur la Critique de Ruysbroeck par Gerson t. I: Introduction critique et Dossier documentaire. Ed.: J. Vrin - Paris - 1945.

Men mocht verwachten, dat het onderwerp van deze studie, reeds zo vaak door bekende geschiedkundigen behandeld, geheel uitgeput zou zijn. De schrijver heeft echter het tegendeel bewezen, ofschoon dit eerste deel van zijn driedelig werk nog slechts voorbereidend werk inhoudt. De eerste taak die hij zich stelde, was om een zo volledig mogelijk overzicht te geven van alle stukken, die op het debat betrekking hebben: van drie documenten, die gewoonlijk geciteerd werden, komt men hier op dertig. Deze documenten worden zorgvuldig getoetst wat betreft tekst, schrijver, integriteit en chronologie. De oprechtheid, de loyaliteit, en de critische zin van den schrijver maken het een waar genot en uiterst leerzaam tevens, hem in deze dorre materie te volgen.

In een tweede gedeelte volgt dan de uitgave van de teksten, voorzien van vele kostbare aantekeningen, die vaak een studie op zich vormen.

Op enkele punten kunnen wij den schrijver niet ten volle bijvallen. Zo komt het ons voor dat hij de invloed van Ruusbroeck op de latijnse vertaling van de Brulocht wel wat hoog aanslaat. Een opdracht aan Jordaens verklaart voldoende de meervoudsvormen in de begeleidingsbrief, terwijl de voorstelling van den schrijver niet geheel strookt met het argument van Jan van Schoonhoven over het onderscheid tussen auteur en vertaler.

Ook de wijze waarop de auteur door denzelfden Jan van Schoonhoven de Epistola de Caritate laat gebruiken, lijkt ons minder juist. Het feit dat deze Epistola de Cariate reeds aan het eerste verdedigingsgeschrift van Jan van Schoonhoven voorafging, wijst wellicht op haar bestaan onafhankelijk van haar gebruik door Van Schoonhoven.

Ondanks deze opmerkingen mogen wij dit een uitstekend werk noemen. Mogen de twee andere delen spoedig volgen.

fr. V.T.

J.H. Kardinaal Newman: Apologia pro vita sua. Vertaald door Dr. A. Bellemans, Heideland, Beringen. - Nederland's Boekhuis, Tilburg.

De groote Engelsche bekeerling blijkt nog steeds een algemeene belangstelling te vinden. En terecht, want de breedheid en diepte, de zeldzame fijnheid van zijn geest blijven iedereen boeien, die er eenmaal kennis mee maakte. In de lange en gevariëerde reeks van zijn werken neemt zijn apologia een heel aparte plaats in. Zij is de geschiedenis van zijn godsdienstig inzicht, zooals dit zich ontwikkelde vanaf zijn jeugd tot aan 1864. Daar Newman's overgang tot de Katholieke Kerk in 1845 plaats had, heeft men hier dus het verhaal van zijn bekeering, een ongemeen schoon en boeiend verhaal, geschreven in de klassieke, spiegelheldere taal, dezen geboren schrijver en denker eigen. Een prachtige lectuur, die men iedereen kan aanbevelen. De vertaling van Dr. Bellemans is wat Vlaamsch getint, maar goed verzorgd en laat zich vlot en gemakkelijk lezen.

D.v.R.

Het Boek der Psalmen. Gerythmeerde Nederlandse vertaling volgens de nieuwste latijnsche uitgave, verzorgd door de professoren van het pauselijk bijbelinstituut te Rome. - Vergezeld van den latijnschen tekst - Door R. Huf O.C.R. Ingeleid door Drs. J. Eijckeler, Montfortaan. - J.J. Romen & Zonen, Roermond-Maaseick. 1946.

Men vraagt zich een beetje af, wat voor zin het eigenlijk had een ver-

[pagina 128]
[p. 128]

taling te brengen van een tekst, die zelf slechts een zoo nauwkeurig mogelijke vertaling wil zijn van een origineel. Waarom niet liever teruggegrepen naar het Hebreeuwsch, als men zoo dicht mogelijk de oorspronkelijke psalmen wil benaderen? Doch dit terzijde gelaten, is de vertaling met zorg geschied, helder en sierlijk. Alleen heeft de schr., door ze rythmisch te willen maken, zich hier en daar nogal vrijheid veroorloofd, eigenlijk weer in strijd met den opzet van de vertaling van het bijbelinstituut, die reeds zooveel pennen in beweging heeft gebracht. Het is overigens een groot gemak, deze Latijnsche vertaling naast de Nederlandsche te vinden.

De inleiding van Drs. Eyckeler doet wat povertjes aan. Men had wat meer gloed en diepte gewenscht bij een beschrijving van het heerlijke psalter, het gebedenboek bij uitstek van de Bruid van Gods Zoon. De inleider ziet de psalmen te veel als een oud-testamentische liederenbundel, die de Kerk toevallig heeft overgenomen, alsof de H. Geest ze enkel voor het oude Israël had geïnspireerd en niet veel meer nog voor het nieuwe, het Israël van God, waar Paulus van zegt: ‘Al wat geschreven is, is tot onze onderrichting geschreven’ (Rom. 15, 4) en ‘Dat alles overkwam hun als een voorafbeelding en het werd opgeschreven als een waarschuwing voor ons’. (I Cor. 10, 11) Daarom is het ook jammer dat er geen korte verklaring aan de psalmen is toegevoegd, b.v. aan de Kerkvaders ontleend, om er den diepen, geestelijken zin van bloot te leggen, zooals de Kerk zelf die in de Liturgie zoo onnavolgbaar weet te ontsluieren. Zonder een dergelijke verklaring blijven de psalmen voor de meesten een half gesloten boek, is het hun in elk geval moeilijk er de stralende schoonheid en rijkdom van het Christus-mysterie in te ontdekken, waar de Heer-zelf van gewaagt: ‘Onderzoekt de Schriften, zij zijn het, die van Mij getuigen’. (Joa. 5, 39) en elders ‘... wat in de Wet van Mozes, in de profeten en de psalmen van Mij staat geschreven’. (Luc. 24, 44).

D.v.R.

G. Ambroise, Les moines du moyen-âge, leur influence intellectuelle et politique en France, 2e édit., Paris, 1946 (248 p.)

De eerste editie van dit boek (1943) werd zo gunstig ontvangen, dat zij in enkele maanden was uitverkocht; deze tweede editie is nog aanmerkelijk rijker aan gegevens. De schrijver heeft zijn boek bedoeld voor het groot publiek, maar ook de vakgeleerde zal er met veel belangstelling kennis van nemen. Vanaf Benedictus van Nursia tot aan Ignatius van Loyola zijn de monniken de opvoeders der eeuwen geweest. Zonder hen kan men zich geen voorstelling vormen van wat de kerkelijke en wereldlijke macht in de middeleeuwen hebben betekend, in alle kwesties heeft men hun hulp ingeroepen, op alle gebeurtenissen hebben zij hun stempel gedrukt. Ambroise heeft het benijdenswaardig talent om personen als Hildebrand, Abelardus, Bernardus, Occam, Savonarola enz. ons in weinig woorden af te schilderen; met enkele rake zinnen weet hij ons in te leiden in het conflict tussen geestelijkheid en wereldlijke macht, in de ketterijen van de middeleeuwen, in het probleem van de universalia dat alle geleerden dier eeuwen heeft bezig gehouden. Een chronologische lijst der belangrijkste personen die in het boek voorkomen sluit dit werk, dat in alle opzichten geslaagd mag heten.

D.P.A.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken