Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Roeping. Jaargang 24 (1947)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Roeping. Jaargang 24

(1947)– [tijdschrift] Roeping–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 133]
[p. 133]

D.v.R.
De H. Benedictus

 
Nog jong, zag hij ontsteld het diep bederf van Rome
 
waar menigeen ontredderd in den afgrond viel
 
en bang vroeg hij zich af: ‘Zal ik daaraan ontkomen?...’
 
Hij huiverde voor zijn onsterfelijke ziel.
 
 
 
Onwetend maar diep-wijs liet hij toen stad en boeken
 
en vluchtte naar de bergen in een nauwe grot
 
om daar een hooger goed en eeuwig heil te zoeken
 
en er alléén te leven voor het oog van God.
 
 
 
Na jaren vond men hem en zag verrast zijn vrede
 
en menigeen wou deelen in die levenswijs.
 
Toen bouwde hij - en alwie wilde, bouwde mede -
 
zijn eerste klooster: voorportaal van 't Paradijs.
 
 
 
Sinds sleet hij met zijn monniken zijn verdre dagen,
 
hen voorgaand, groot en sterk, alleen op God bedacht,
 
hen leerend Christus' zoet en roemvol juk te dragen
 
en juichende Gods naam te prijzen dag en nacht.
 
 
 
Zoo werd hij gids en vader van ontelbre zonen,
 
een biddend, werkend, onverwoestbaar-sterk geslacht,
 
dat in de diepte van Gods vreê bestendig wonend
 
het vólle christendom aan 't Westen heeft gebracht.
[pagina 134]
[p. 134]

D.v.R.
Maria boodschap

 
Gekomen was de volheid van den tijd,
 
God had het levend heiligdom bereid,
 
waarin zijn eeuwig Woord zou binnentreden
 
om daar, uit meêlij met der menschen leed,
 
als Hoogepriester met het purp'ren kleed
 
van 't mensch'lijk vleesch zijn Godheid te bekleeden.
 
 
 
Toen werd door Hem de engel Gabriël
 
gezonden tot een Maagd in Israël,
 
die was gezegend onder alle vrouwen,
 
om haar te groeten schoon en vol genâ
 
en bruid des Heeren zonder wederga,
 
en haar dit hoog geheimnis te ontvouwen.
 
 
 
Maria, bij dien hoogen eng'lengroet,
 
ontstelde in haar nederig gemoed
 
en vroeg zich zwijgend wat dit mocht beduiden.
 
Had Satan niet in zijn arglistigheid
 
door vleierij de eerste vrouw misleid?
 
Hij wist zoo wél zijn gif met zoet te kruiden.
 
 
 
‘Vrees niet, Maria’, sprak daarop de stem,
 
‘daar gij genâ gevonden hebt bij Hem,
 
Die u tot reine moeder heeft verkoren
 
van Hem, Die is Zijn welbeminde Zoon,
 
Die eeuwig zeetlen zal op Davids troon
 
en die als kind uit u wil zijn geboren’.
 
 
 
Maria zweeg een wijl en vroeg dan weer:
 
‘Hoe zal dit kunnen zijn, daar ik den Heer
 
behoor en Hij tot bruid mij heeft genomen?’
 
En hij: ‘De Allerhoogste zal met Kracht
 
u overschaduwen, Zijn Geest zal zacht,
 
als dauw op rozen, op u nederkomen.
 
 
[pagina 135]
[p. 135]
 
En zie, ook uwe nicht Elisabeth
 
ziet thans vol vreugd verhoord haar droef gebed:
 
God schonk een zoon haar in Zijn mededoogen.
 
Dit is voor haar, die men onvruchtbaar heet,
 
de zesde maand, dat zij zich moeder weet;
 
want ál is moog'lijk bij Gods alvermogen’.
 
 
 
Hij zweeg en stond van gouden licht omgloord
 
en wachtte op Maria's wederwoord
 
en mét hem wachtte God en al de koren
 
der Eng'len en de eeuwen zonder tal
 
en al de dingen in het wijd heelal:
 
zij zwegen om Maria aan te hooren.
 
 
 
Wil dan aanvaarden, zoete, reine Maagd,
 
wat God met al Zijn schepselen u vraagt,
 
opdat Zijn Zoon op aard kan nederdalen.
 
De Booze heeft de vrouw in 't paradijs
 
bedrogen, God wil nu op wondre wijs
 
door u op hem de zegepraal behalen.
 
 
 
Toen boog zij zich in dieper deemoed neer
 
en zeide: ‘Zie de dienstmaagd van den Heer,
 
dat mij geschiede naar uw schoone woorden’.
 
Toen ging de engel neigend van haar heen
 
en liet haar met den Zoon van God alleen,
 
terwijl hij heel de schepping zingen hoorde.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken