Roeping. Jaargang 24

[p. 378]

D.v.R.
Maria-bezoek

De zuivre Maagd was opgetogen
om 't wondre, aan Elizabeth
gewrocht, en innerlijk bewogen
verliet zij haastig Nazareth
om met den Heerlijke, Messias,
naar Juda's heuvelland te gaan
en daar in 't huis van Zacharias
én zoon én moeder bij te staan.

Zij ging met lichte, vlugge schreden,
geheel verloren in haar Kind:
God-zelf, dicht aan haar hart aanbeden
en onuitsprekelijk bemind.
Scharen van Engelen omzweefden
vol schroom die ark van 't Nieuw Verbond,
waar nu Gods Zoon als mensch in leefde
en al zijn welbehagen vond.

't Was of de aarde reeds iets speurde
van 't zoet en goddelijk geheim
dat zacht het zomersch land doorgeurde
en alle ding weer goed deed zijn.
Zij, langgevloekte, langverdorde,
brak nu opnieuw in bloesems uit
en rijkgezegende herworden
droeg zij in vreugd Gods teed're Bruid.

Maria reisde lange uren
- een blanke duif in gouden dag
tot zij ten avond Karems muren
in 't late zonlicht blinken zag.
Hoe zou zij nu van 't Wonder spreken,
Gods liefde en deemoed, eindloos groot,
en weldra, als Zijn schoone teeken,
de vrucht zien van een dooden schoot...?

[p. 379]

 

Zij zocht de stille priesterwoning

 

en groette met Gods vrêe haar nicht...

 

en plots'ling goot d'onzichtbre Koning

 

zijn vriend Sint Jan vol godd'lijk licht,

 

zoodat hij òpsprong in zijn kerker

 

en d'oude vrouw verbaasd stond. Maar

 

dan voelde ook zij den Wonderwerker

 

en 's Heeren Geest vervulde ook hààr.

 

 

 

‘Gezegend onder al de vrouwen’,

 

zoo riep zij luid, ‘gezegend gij,

 

en ook de Vrucht, Dien ik mag schouwen

 

daar in uw schoot, gezegend Hij!

 

Hoe wordt mij dit geluk beschoren

 

dat 's Heeren Moeder komt tot mij?

 

Want toen uw groet mij klonk in d'ooren,

 

sprong 't kind van vreugde òp in mij

 

 

 

en groette in u Gods eigen Klaarheid.

 

o Zalig gij, die hebt geloofd,

 

want alles wordt in u bewaarheid,

 

wat door den Heer u is beloofd!’

 

Toen kon de Maagd niet meer bedwingen

 

den jubel van haar tè vol hart

 

en eensklaps sloeg zij hoog aan 't zingen

 

in lof en dank: Magnificat!