Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Roeping. Jaargang 27 (1950-1951)

Informatie terzijde

Titelpagina van Roeping. Jaargang 27
Afbeelding van Roeping. Jaargang 27Toon afbeelding van titelpagina van Roeping. Jaargang 27

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Roeping. Jaargang 27

(1950-1951)– [tijdschrift] Roeping–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 63]
[p. 63]

Boekbespreking

Jean Verrier, VITRAUX de France aux XIIe & XIIIe SIèCLES, Paris, Histoire des Arts plastiques, 29 rue du Louvre. 28 × 38 cm. 2600 fr.

Kostbaar uitgegeven album, op fraai papier, met 10 platen, waaronder 2 dubbele, in kleuren gedrukt door de beste vaklui. De reproducties op ware grootte zijn buitengewoon treffend. Glazeniers en architecten zullen er hun voordeel mee doen, temeer daar de beschrijvingen zeer ter zake zijn, en ieder detail in zijn geheel wordt geplaatst. Men zal in al deze voorstellingen geen enkel zwak punt ontdekken: zij dateren uit een tijd waarin de kunstenaars volkomen zeker waren van hun zaak, en met zeer eenvoudige middelen konden en wilden volstaan. Onopzettelijk genuanceerd kleurig glas, waar de tekening haast geometrisch, vlot op gepenseeld is. En de realiteit is schoon als de blauwe hemel zelf, maar dit is op reproducties hoe volmaakt ook, niet te zien.

Jean Verrier is ons al bekend uit de prachtige uitgave: La Cathédrale de Bourges et ses vitraux, waarvan de kleurenreproducties de doorschijnendheid beter doen uitkomen. Maar de meer nuchtere weergave van de lithographie die in het onderhavige werk gebezigd is, heeft ook zijn voordelen. Men krijgt een kijk op den boom van Jesse, dit schoonste raam van Chartres, die zelfs ter plaatse niet mogelijk is. Dit eerste album, dat reproducties geeft van ramen uit de XIIe, de XIIIe eeuw, zal binnenkort door twee volgende worden aangevuld, waarin de tijd van de XIVe en XVe eeuw tot aan onze dagen aan de beurt komt, met ramen niet alleen uit Frankrijk, maar ook van elders.

Wij wensen deze kostbare collectie het succes dat zij verdient. Ook onze goede glasramen staan nog altijd ver van het feilloze en objectieve werk uit het begin, dat wel eenvoudig, maar tevens volmaakt was, en waarvan de gloeiende en frisse intensiteit iederen kunstenaar jaloers maakt.

fr. NICOLAAS BOER M.B.

Marie Ramondt, Sprookjesvertellers en hun wereld. Groningen, J.B. Wolters, 1948.

De hoofdstukken van dit werk dragen de namen der vier afzonderlijk verschenen artikelen waaruit het bestaat, n.l.: De Werkelijkheid in het Volkssprookje (verschenen in ‘De nieuwe Taalgids’ 1944), Sprookjesvertellers en hun Wereld (een artikel dat zijn naam aan het boek gaf), Volks- en Kunstsprookje, en: Het Sprookje rondom 1880.

 

De ondertitel ‘Van primitivisme tot symbolisme’ zou doen vermoeden, dat in deze ‘vier sprookjesstudiën’ een trapsgewijze ontwikkelingsgang geschetst wordt. De leidende gedachte bij de compositie is echter geweest het sprookje doorheen het temperament van diverse volken in diverse tijden te beschouwen. Onder het vele mis ik met name ongaarne Karel van den Oever's exemplaire Kempische Vertellingen.

In een tijd waarin een platonisch getint magisch realisme opgang heeft gemaakt - helaas te vaak vermengd met negativistische en non-conformistische elementen - een tijd waarin nachtegaal, hinde en gazelle, reeds min of meer tot een onwerkelijke sprookjeswereld met half-mythologische wezens behorend, de poëzie gingen bevolken, zullen velen graag meefladderen met de sprookjes-vlinder naar die romantische wereld van het sprookje, die wereld op het grensgebied van werkelijkheid en droom, waar eenmaal Novalis zijn onverwelkbare Blaue Blume zocht.

Bij deze Novalis vindt schrijfster de ‘apotheose van het sprookje’, maar zij verzuimt op zijn Heinrich van Ofterdingen’ en diens Mathilde te wijzen (Sophie, Novalis' ‘unsterbliche, ewige Geliebte’ wil nu echter ook vermeld zijn).

Deze vlucht zou de lezer vergemakkelijkt worden als de geleerde schrijfster hem in een paradijsachtige sprookjeshof had gevoerd, aangelegd op het veld van de kern dezer beschouwingen, en verder getooid met sprookjesbloemen en gehuld in een sprookjesachtige sfeer. Nu krijgt men soms het gevoel, dat de tere vlinder of de verschijning uit de fantasmagorie in het betonnen gebouw van het koud-exact academisch betoog is verdwaald en daar moet ondergaan in gedocumenteerde realia

[pagina 64]
[p. 64]

in plaats van opwaarts te mogen stijgen naar het oneindig gebied van Plato's sublieme paradeigmata. De nuchter-zakelijke, niet gesublimeerde stijl draagt daartoe het zijne bij. Het is stijl met wetenschappelijke, niet met letterkundige waarden.

Nog een paar op- en aanmerkingen. Woorden als: voorwoord, vergasten, liefdeskrank en ‘de ondergang aan’ bevallen mij niet. En zouden de zingende vogeltjes in de gouden boom uit de Roman van Walewein ‘alleen maar engiene’ blz. 174) geweest zijn? In West-Europa had men immers dergelijke kunstgewrochten leren kennen door contact met Byzantium. Schrijfster zegt ons ook niet, dat de ‘donkere gedaante’ die Van Eeden's ‘kleine Johannes’ nadert over de golven, Liefde voor de Mensheid heet. Staat dit soms in verband met haar opvatting, dat met ‘De kleine Johannes’ het sprookje ‘uit het maatschappelijke gelicht’ werd en ‘sub specie van het algemeen menselijke’ gebracht? Mogelijk heeft schrijfster de begrippen, ‘liefde voor de mensheid’ en ‘algemeen menselijk’ verwisseld. Jammer ook, dat een register van personen en zaken ontbreekt.

P.N. DEZAIRE

Prof. Dr. Gerlach Royen, Romantiek uit het spellingtournooi; Nijmegen, Dekker en v.d. Vegt, 1949.

Heeft de eminente geleerde deze ‘in dagbladen onvindbare artikelen’ alleen maar willen bundelen om het genoegen te smaken van boeiend te vertellen aan de sportslui op het spellingveld over zijn gewonnen matches en games, en dat wel met rechtmatige overwinnaarstrots om vervolgens als rentenierend vereenvoudigers-veteraan op zijn lauweren te gaan rusten? Noch het een noch het ander.

De artikelen hebben niet alleen historische waarde, bevatten niet alleen veel leerzaams voor leerkrachten en belangstellende leken, maar zij vormen ook een belangrijk wapen in een stadium waarin de strijd wel beslist is, maar de spellingvrede nog niet volkomen, omdat de wanbegrippen een taai leven hebben. Het tournooi is trouwens nog niet afgelopen, want het werk der ‘Spellingcommissie’ is nog niet voltooid, zodat de strijd momenteel misschien slechts geluwd dient genoemd te worden. Ook na de voltooiing van dat werk zullen er nog dorre takken te kappen zijn aan de spellingsboom om van de onvolwaardige voorlopig maar te zwijgen, zodat we verwachten en hopen, dat de geleerde schrijver of zijn leerlingen na hem nog wel eens figuurlijk in de genoemde letterlijke bomen zullen klimmen. Mogen zij dan over een stijl beschikken met dat rijk en zuiver potentieel van woorden met frappant indicatief vermogen en van zinnen met scherpe discussieve betekenis dat wij in dit boek bewonderen kunnen.

De ‘romantiek’ van dit ‘tournooi’ is geen bloederige en gruwelijke, geen spookachtige en macabere, maar een geestig en goedlachs, een beschaafd en ridderlijk schermen van ridders met de pen. Behalve op een historische inleiding en een dito ‘uitleiding’ worden wij op 99 ronden onthaald (hoofdstukken), o.a. op Hors d'oeuvre varié (jammer dat de ‘studentenhaver’ als hoofdstuk ontbreekt), op een ‘sjibboleth van vroomheid’, een ‘godgeleerde schoenmaker’, een ‘moordaanslag’ (niet te letterlijk opvatten, geachte lezer, ik schrijf geen Aran en Titus en de professor-kampioen evenmin). Een aantal hoofdstukken zijn tot afdelingen samengevoegd.

De titels dezer ‘bedrijven’ glinken wel sensationeel, maar de lezer kan gerust dit schouwspel gaan zien: hij zal zich niet bekocht voelen. Hij ziet dan de ‘poort van de arena op een kier gaan’, hij woont het ‘herfstoffensief’ van Van Ginneken bij, hij ziet Marchant lachend toekijken en Van Gorcom ‘op zijn klepper klauteren’ en ten slotte geraakt hij van het tournooiveld ook nog in de ‘kermistent’ terwijl Slotemaker c.s. ‘op de planken blijft’.

Wat mij hindert in die overvloed van schoonheid en waarheid is schrijvers duelletje met die exotische leerling van de ‘derde’. De datief in ‘Das Volk huldigte der “Königin” is toch te verklaren met de opmerking, dat het begrip, hulde brengen aan’ in de geest der sprekers geweest is en dat ook onze taal in de M.E. meer datieven had dan nu (b.v. cussen = een kus geven aan). Wat de Russische genitief in ‘De soldaat zag de koning’ betreft, daarbij kan men verwijzen naar het Franse s'apercevoir de en dergelijke en op de verwantschap van ‘zien’ en ‘gewaarworden’ attent maken.

 

P.N. DEZAIRE


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Sprookjesvertellers en hun wereld

  • over Romantiek uit het Spellingtoernooi


auteurs

  • Andries de of den Boer

  • G.A. Mesters