| |
| |
| |
Bijlage van Roeping, No. 11 - Febr. 1951.
Bibliografie door de Benedictijnen van de St. Paulus Abdij. Oosterhout
J. Maritain. Neuf leçons sur les notions premières de la philosophie morale. Paris, Téqui, 1951, 23 × 14 cm., 195 blz. 550 fr.
Na zijn lessen over het zijn en over de natuurfilosofie, geeft Maritain thans zijn lessen over de moraal in het licht. Daar moeten wij hem dankbaar voor zijn want evenals uit zijn vorige lessen valt ook uit deze veel te leren. Een eerste les over de verschillende systemen, bij wijze van inleiding. De bedoeling van de gehele cursus is de grondbegrippen van de moraal te beschouwen en hun wijsgerige waarde critisch te rechtvaardigen. De grond van alles is het rationele begrip: bonum; daarover gaat de tweede les: goed en waarde. De derde les gaat over de waarde-oordelen, in de speculatieve, morele en esthetische orde; de vierde over de universele orde, de wilsvrijheid en het doel; de vijfde over de zedelijke experientie en het laatste doel; de zesde over het begrip: norm. Met het zevende hoofdstuk verlaten wij het speculatieve terrein en komen we met de practische grondbegrippen in het zuiver ethische, en hier gaan cultuur en geschiedenis hun woord meespreken: plicht, zedelijke verplichting: achtste hoofdstuk: recht en misdrijf: zonde; negende hoofdstuk: sanctie, verdienste, straf en beloning. Hetgeen met kracht naar voren komt in deze lessen is, dat de zedelijke begrippen gefundeerd zijn in de methaphysiek, en niet in een Kantiaans a-priori, en dat de moraal het werk is van de rede en niet van sociale dwang of van mystiek.
N.B.
| |
Etudes Blondéliennes (directeurs J. Paliard et P. Archambault) Paris, Presses Universitaires de France, 1951, 1ste afl. 23 × 14 cm., 122 blz. 300 fr.
Het werk van Blondel is voor een groot gedeelte onuitgegeven. Zijn invvloed is niettemin groot. Zijn vrienden wensen het contact dat zij vroeger met hem persoonlijk hadden, zo veel mogelijk te kunnen voortzetten. Daarom heeft de Société des amis de Maurice Blondel tot een nieuwe uitgave besloten, waarvan dit deeltje de eersteling is. Het bevat de teksten die Blondel klaar had liggen voor heruitgave van ‘L'Action’: een voorwoord; een Lettre-Préface; een schets voor een nieuwe bewerking van ‘L'action’; een artikel genaamd: Van de oorspronkelijke thesis naar de nieuwe ‘Action’; het theoretische probleem en het practische probleem van ‘L'action’; Rol en bestaansgrond van de wijsbegeerte: de gedachte voor de actie en de actie voor de vereniging met het ware en het goede. Het bevat tevens de discussie gehouden bij de verdediging van zijn thesis, opgetekend door Blondel zelf. Tenslotte bevat het enige beoordelingen van ‘L'Action’ door tijdgenoten: Brunschwig, Delbos en de Magerie.
N.B.
| |
A. Brunner. Der Stufenban der Welt. Ontologische Untersuchunen über Person, Leben, Stof. München, Kösel-Verlag, 1950, 22 × 13,5 cm., 579 blz. linnen DM. 19.50.
De klassieke metaphysiek wordt in dit boek afgewezen met het gewone etiket: begripsontologie, systeem van schoolmeesters. Br. wil bij den ‘mens’ beginnen, wiens geest in onmiddellijk contact staat met de werkelijkheid en van daaruit de overige zijnstrappen benaderen. De ‘ware ontologie’ bevindt zich in het vlak van den levenden mens. Op de eerste plaats dus moeten wij de phenomenologie van de menselijke persoon bedrijven. Daarna wordt de serie ‘categorieën’ op dezelfde manier afgewerkt. Plato, Aristoteles, Thomas, stof en vormleer de diepe en delicate kenleer van Cajetanus en Joannes van St. Thomas, de leer over de universalia, het finaliteitsbeginsel en laat ons rustig zeggen de hele klassieke metaphysiek met haar grondleggers, worden
| |
| |
hier als kinderlijke onbenulligheden uit een achterlijke tijd in de prullemand geworpen. Hoewel dit boek verscheidene interessante gezichtspunten opent, is het geen geschikte lectuur voor studenten in de wijsbegeerte en voor mensen die het echte nog zoeken.
N.B.
| |
De Raze S.J. et socii. Concordantiarum SS Scripturae manuale Parijs, Gabalda, 1950, 21 × 13½ cm. 751 blz., 750 frs.
Van deze handige concordantia is nu in de loop van juist honderd jaar (de approbatie dateert nog van 1851) de 22e editie verschenen, een aanbeveling die elke andere overbodig maakt. Het enige wat men ervan moet betreuren is, dat met die vele reproducties de helderheid van de druk enigszins heeft ingeboet: klaarblijkelijk heeft men er tegenop gezien alles weer opnieuw te zetten en heeft men er zich met een fotografische reproductie van afgemaakt.
G.S.
| |
J. Taillade. Vue synthétique sur la classification des divers sens de la Sainte Ecriture. Perpignan, Grand Séminaire St Paul, 1949, 47 × 37 cm. 16 blz.
Een goed overzichtelijk schema van de verschillende Schriftuurzinnen, zoals die normaal in een handboek worden behandeld. Naast korte en degelijke definities staan duidelijke voorbeelden, die verhelderend werken. In voetnoten worden enkele opmerkingen gegeven, waaruit echter duidelijk de persoonlijke mening van den samensteller is op te maken, die buiten de geijkte weg van ‘het handboek’ geen heil ziet voor de werkelijke moeilijkheden betreffende het gebruik van de schriftuurzinnen.
F.R.
| |
C. Lindhagen, The servant motif in the Old-Testament. A preliminary study tot de ‘Ebed-Yahweh Problem’ in Deutero-Isaiah. Uppsala, Lundequistska Bokhandeln, 24.5 × 16.5 cm., XVI-336 blz.
De uitgaven van de universiteit van Upsala in Zweden zijn door haar gedegenheid telkenmale een verrijking van de wetenschap. Zo ook onderhavig proefschrift over het dienaar-begrip in het Oude Testament, bedoeld als preliminaire studie op het dienaar-van-Jahweh probleem in het tweede gedeelte van Isaias. Conscientieus gaat schr. na, welke de betekenis is van het woord Hèbèd ((dienaar) in de oude semitische lectuur: de Amarna, Ras Shamra en Lachis-tabletten, de papyrus en ostraca van Elephantine enz. en in heel het Oude Testament; in de profane zowel als in de religieuse taal. Hij komt tot de conclusie dat de term in het algemeen aanduidt de verhouding van een lagere tot een hogere, van een zwakkere tot een sterkere. Met betrekking tot Jahweh sluit het woord tevens het begrip in van uitverkiezing en is dan toepasselijk op heel het volk Gods als op degenen, die onder hen het object zijn van een meer speciale uitverkiezing, zoals dat het geval was met de grote leiders van het volk, Mozes, Josue, Samuel enz., met de profeten die Gods woord moesten verkondigen, maar vooral met den koning, den dienaar van Jahweh bij uitstek. Tenslotte in de wijdste zin genomen vallen daaronder, alle schepselen die God dienen, en alle volkeren die eens aan den Mensenzoon onderdanig zullen zijn. Zo heeft schr. de term van dienaar onder al zijn aspecten behandeld, en daarmede een objectieve achtergrond gegeven aan de betekenis van dat woord in Isaias, zonder daarbij door een bepaalde interpretatie van desbetreffende plaats in den profeet beinvloed te zijn.
G.S.
| |
S. Bullough, o.p. St. Paul and Apostolic Writings, London; Burns, 1950, 17 × 12.5 cm., XVIII - 338 ble., geb. 6 sh. 6 d.
Op de titelpagina van dit boek lezen wij dat het is uit de collectie Scripture textbooks for catholic schools en bestemd voor leerlingen van 16-17 jaar, maar o.i. is het voor heel wat meer gevorderde lezers. Het geeft ons eerst een algemene inleiding over aardrijkskunde en geschiedenis van de tijd rond Christus, en over de persoon van St. Paulus. Dan een levendige exegese van Paulus' brieven, van de brieven der andere Apostelen en van de Openbaring van St. Jan. Enige appendices en heel goede indices verhogen nog de waarde van dit werk. Wij hebben hier een boek dat ons den Apostel op een, voor ons zo goed als nieuwe wijze doet
| |
| |
kennen. Het is een uitstekend middel om de H. Schrift meer en meer te doen lezen, begrijpen en waarderen. Warm aanbevolen!
E.M.
| |
J. Bonsirven, s.j., Les Enseignements de Jésus-Christ, 8me éd., Paris (Beauchesne), 1950, 515 blz., 19 × 14 cm., 870 fr.
De bedoeling van den schijver bij het samenstellen dezer synthese van de leer van Jesus-Christus is historisch, en indirect apologetisch geweest, niet theologisch. Hij heeft een samenvatting van het evangelium Jesu willen geven, en niet (zoals men dat wel uitdrukt) van het evangelium de Jesu. Met andere woorden, de schrijver geeft een uiteenzetting van de door Christus gepredikte leer, niet van de door de Kerk daaruit afgeleide waarheden, ook al is hij er, met alle katholieken, van overtuigd dat beide evangelies in den grond identiek zijn. De wijze waarop P. Bonsirven, om tot dit doel te geraken, zijn vakkennis onder het bereik van zekere ontwikkelde maar in de bijbelwetenschap niet gespecialiseerde lezers heeft weten te brengen, zal ieders ontzag afdwingen; en de zakelijke inhoud is van de allerbeste kwaliteit. Het is ondoenlijk hier in 't kort een overzicht van het boek te geven. Laat ons volstaan met op te merken, hoe theologisch juist en zuiver de beschouwingen over de metaphysiek en de psychologie van het mysterie der Menswording zijn. Deze bijbelse, evangelische christologie is, evenals die van St. Cyrillus en van St. Thomas, een ‘Einigungstheologie’, en de lijnrecht daar tegenover liggende ‘Trennungstheologie’, die heden ten dage zoveel opgang maakt, is vreemd aan het onderricht van Christus zelf over zijn goddelijke Persoon. Een boek dat waardig is zijn achtste editie te beleven.
H.D.
| |
Jean de Saint Thomas, Les Dons du Saint-Esprit, traduction de Raïssa Maritain, 2me éd., Paris, Téqui, 1950, XI-224 blz. 23 × 14 cm.
De tweede uitgave der franse vertaling van het magistrale commentaar van Joannes a St. Thoma op de kwesties waarin St. Thomas de leer der gaven van de H. Geest behandelt, zal door alle discipelen van de Engelachtige Leraar toegejuicht worden. De wel eens langdradige beschouwingen van den commentator zijn hier en daar ingekort. Het werk wordt ingeleid door P. Garrigou-Lagrange, die vol lof is voor het zeker niet gemakkelijke werk der vertaalster.
H.D.
| |
L. Labauche. Traité du Saint-Esprit, Paris, Bloud et Gay, 1950, 16,5 × 11,5 cm., 190 blz. 225 frs.
Ofschoon verschenen in de collectie La vie intérieure pour notre temps, wordt niettemin dit boekje door den schr. in zijn voorwoord aangeboden als een waar tractaat, bestemd om een leemte in de theologie aan te vullen. Het gemis aan een gedegen bewijsvoering, dat zich bij de behandelde speculatieve problemen telkens doet gevoelen, zou intussen te rechtvaardigen zijn in een Collection de spiritualité. Daarentegen is het juist in een dergelijk genre niet te verantwoorden, dat in de theologische kwesties enkele stellingen te berde worden gebracht, die met een gezonde scholastiek niet in overeenstemming te brengen zijn. Wij vermelden onder meer: de moderne tendenz om de openbaring ‘par les intentions du coeur’ te verheerlijken ten koste van de openbaring door begrippen, hetgeen een geringschatting inhoudt van het menselijk verstand (pg. 18 en 55). Voorts de afwijking van de thomistische leer der appropriatie: ‘L'inhabitation active est plus particulièrement l'oeuvre du S. Esprit’ (pg. 46 en -56), natuurlijk weer met een beroep op de griekse Vaders. En dan ‘cette définition, audacieuse peutètre, mais juste, de la graçe sanctifiante: c'est la Très Sainte Trinité’ (pg. 156). Zou ook en vooral ‘l'homme d'aujourd'hui, pressé, dévoré, inquiet’ niet méér gebaat zijn met een bezonken uiteenzetting, die doordrenkt is van de traditionele geest der encycliek Humani Generis?
F.H.
| |
R. Garrigou-Lagrange, o.p., Dieu, son Existence et sa Nature, t. II, 11me éd., Paris, Beauchesne, 1950, p. 343-895, 23 × 16 cm.
Het tweede deel, of liever gezegd de tweede helft (het boek begint immers met blz. 343) van een stereotypen nieu- | |
| |
wen druk van het klassieke werk van een veteraan der thomisten. Wij hebben de eerste helft reeds eerder aangekondigd en hoeven hier niet op het werk terug te komen.
H.D.
| |
H. Rahner s.j. Maria und die Kirche. Innsbruck, Marianischer Verlag, 1951, 21 × 14 cm., 127 blz. Linnen: S 24.
Een tiental vlotte hoofdstukjes, bezaaid met kostelijke fragmenten uit de vroeg-kerkelijke litteratuur, tonen aan, hoe de steeds groeiende Maria-devoties hecht geworteld zijn in de alleroudste christelijke traditie. Het merg dezer talrijke citaten geeft aan de godsvrucht tot de H. Maagd de antieke sterke structuur terug, terwijl te zelfder tijd die teksten in de figuur van de Nieuwe Eva het ware karakter der Kerk onthullen: Bruid van Christus en Moeder der gelovigen. Tenslotte worden de mysteries van Moeder Maria en Moeder Kerk aan de gedoopte ziel voorgehouden als een spiegel, waarin zij haar eigen rijkdom kan aflezen. Een proeve van kerkgeschiedenis in de diepste zin van het woord, en een tastbaar bewijs, dat de Kerk ‘niet gekromd gaat onder haar te hoge ouderdom en nog slechts teert op haar verleden, maar dat zij steeds bezield wordt door een nieuw leven, steeds bevrucht door de adem van den H. Geest.’ (Dom Guéranger).
F.H.
| |
P. Gaudentius Melani, O.F.M., Tractatus de anima Joannis Pecham, Ed. ‘Studi Francescani’, Florence, 1948, 25 × 18 cm., LVII-160 blz.
‘De geschiedenis van de scholastiek in de tweede helft van de 13de eeuw zal eerst geschreven kunnen worden, als de werken van Joannes Pecham grondig bestudeerd zullen zijn.’ Aldus schreef pater Teetaert in 1933. De uitgave van het nog onbekende Tractatus de anima betekent dan een schrede voorwaarts op den weg naar een meer volledige kennis van den tijd van St. Thomas. Wij weten dat de ‘vernuftige leraar’, zoals Pecham genoemd werd, in de eerste gelederen der oppositie tegen de jeugdige thomistische school gestreden heeft, te Parijs, te Oxford, te Rome, en sinds 1279 opnieuw als aartsbisschop van Cantorbery en ordinarius van de universiteit van Oxford. Het was minder bekend, dat de franciscaan toch geen zuivere representant van de augustijnse richting geweest is, maar veeleer een eclectische geest die zich niet bewust geweest is van de onherleidbare oppositie tussen het augustinisme en het aristotelisme, en die zeer zeker tegen de averroisten en de thomisten maar nooit uitdrukkelijk tegen Aristoteles gepolemiseerd heeft. Wie het thomisme als de ware christelijke philosophie beschouwt, zal het voor de voornaamste verdienste van dit boek beschouwen, hem die historische kennis bij te brengen.
H.D.
| |
Basile de Cesaree. Homélies sur l'Hexaéméron. Texte grec. Introd. et trad. de St. Giet. (Sources Chrét. 26), Paris, Ed. du Cerf, 1950 20 × 13 cm., 540 blz., 1.250 fr.
De bijzondere waarde van deze collectie is wel de uitstekende verzorging van de oorspronkelijke tekst welke naast de Franse vertaling wordt uitgegeven. Zo ook in dit nieuwe deel, waar ons wel geen critische tekst geboden wordt (welke Dom Amand O.S.B. in voorbereiding heeft) maar waar de overigens merkwaardig-zekere Benedictijnse editie van 1721-30 gereproduceerd wordt met enkele verbeteringen van de hand van St. Giet. De vertaling werd geheel opnieuw door hem gemaakt, waarbij hij de reeds bestaande vertalingen benutte. Deze zeer originele preken over de schepping hebben door de eeuwen heen andere kerkelijke schrijvers geinspireerd en zullen ook de moderne lezer boeien wegens de eerbied van hun Auteur voor de letterlijke zin van de H. Schrift, wegens zijn uitwijdingen op profaan-wetenschappelijk gebied, getuigend van een voorbije maar hoogst-interessante antieke cultuur, bovenal echter wegens de geestelijke instructies, waarmee hij het geloof en de liefde van zijn toehoorders voedt.
G.v.N.
| |
G. Muller s.j., Lexicon Athanasianum (Lieferung 5 u. 6). Berlijn - Walter de Gruyter en Co. -1950/51. 28 × 19 cm., per afl. DM 30.-.
De uitgave van dit kostbare lexicon vordert gestadig, zodat in de loop van
| |
| |
dit jaar het gehele werk zal worden voltooid (er volgen nog drie afleveringen). Beide nieuwe afleveringen bevatten voor de historische theologie hoogst belangrijke artikelen, o.m. de verklaring van het woord ‘logos’, die 16 kolommen beslaat. Wat technische afwerking betreft is het een prestatie van de eerste rang. Zo heeft een vernuftig referentiesysteem het mogelijk gemaakt dat dit woordenboek behalve gebruik en betekenis van een woord ook alle vindplaatsen ervan opsomt, zodat het een ware concordantie vormt van Athanasius' geschriften.
G.v.N.
| |
Dom Paul Antin O.S.B., Essai sur Saint Jérôme. Paris, Letouzey et Ané, 1951, 19 × 14 cm., 266 blz., 400 fr.
De jarenlange medewerking aan de revisie van de Vulgaat heeft de aandacht van Dom Antin, monnik van Ligugé, gevestigd op de illustere patroon van deze benedictijnse onderneming. Van zijn bewondering voor hem getuigen deze bladzijden, waarin hij de voornaamste episoden van Hieronymus' leven met verve beschrijft en met onmiskenbare sympathie karakteriseert. Dit boek vormt dus geen volledige biographie, doch wel geeft het een volkomen zuiver beeld van deze heilige geleerde, deskundig getekend en enthousiast gepresenteerd.
G.v.N.
| |
M.F. Mcdonald, St. Augustine's de fide rerum quae non videntur; a critical text and translation with introduction and commentary. Washington, Cath. of America Press, 1950, 23 × 15 cm., XVI-147 blz. $ 1.75.
De echtheid van dit werkje van Augustinus werd door Erasmus in twijfel getrokken en dat is wellicht de reden waarom men er over het algemeen zo weinig aandacht aan besteedt. In deze studie tracht schrijfster ons het belang ervan aan te tonen. Daar de tekst nog niet is verschenen in het Corpus van Weenen, biedt zij ons een critische uitgave (gebaseerd op 26 van de 29 nog bestaande handschriften) met vertaling en commentaar. In de inleiding bewijst zij ons op overtuigende wijze dat het werkje wel degelijk van St. Augustinus is en dat het in zijn huidige vorm eerder een verhandeling is dan een preek, zoals men veelal meent, hoewel het misschien oorspronkelijk een preek is geweest.
J.M.
| |
St. Augustine, Against the Academicos, translated by John J. O'Meara. (Ancient Christian Writers 12) Westminster, Maryland - The Newman Press - 1950. 22 × 14 cm., VI-213 blz., $ 3.00.
Dit tractaat is vooral belangrijk als historisch document, waarin S. Augustinus met eigen woorden zijn geestesgesteltenis schetst in de tijd onmiddellijk voorafgaand aan zijn Doopsel (387). Teruggetrokken in de rustige eenzaamheid van Cassiciacum, legde hij zich toe op gebed, studie en handenarbeid. Met enkele andere opuscula bevat ‘Contra Academicos’ het verslag van de philosophische discussies welke hij met zijn vrienden hield en waarin wij duidelijk zijn persoonlijke opvattingen van die dagen weerspiegeld vinden, voornameliik de kennis van de ‘waarheid’ betreffende.
Deze uitgave in de terecht zeer geprezen ACW-serie staat wetenschappelijk op hoog peil. In de Inleiding en de Noten bespreekt de Ierse Professor O'Meara de meest recente problemen, welke de dialogen van Cassiciacum hebben opgeworpen. De gezagvolle uitspraken van de Auteur maken dit deel van de ACW bijzonder aantrekkelijk voor vakgeleerden.
G.v.N.
| |
H. Queffelec. St. Antoine du désert. Paris, Hachette, 1950 19 × 12 cm., 283 blz., 350 fr.
Voor hen, die St. Antonius-Abt slechts kennen van de bizarre bekoringsscènes van Jeroen Bosch, zal het aangenaam zijn met hem kennis te maken in dit boek, als met een eenvoudig monnik, uiterst streng, maar blijmoedig als iedere Heilige. H. Qu. heeft het aangedurrd dezen heiligen kluizenaar uit de dichte nevelen der legende ten leven op te roepen, en, volgens onze mening met succes. In de pittige stijl proeft men den romanschrijver, wiens levendige fantasie tevens zorgt voor aanvulling der historische leemten, doch dit met zoveel talent, dat, al is zijn
| |
| |
wijze van voorstelling hier en daar wat hypothetisch, hij ons toch een zeer aanvaardbaar en aantrekkelijk beeld geeft van dezen groten asceet, wiens stille volharding in de zelfontlediging, ons iets doet vermoeden van de volheid van Gods liefde. Als basis gebruikte schr. St. Athanasius' ‘Vita Sancti Antonii’ bezien met al de nuchtere werkelijkheidszin van een modern lezer, terwijl hij zich tevens liet inspireren door de laatste gegevens, die de koptische bronnentudie bracht omtrent historisch milieu en levenswijze der Egyptische monniken.
C.P.
| |
E.E. Malone O.S.B., The Monk and the Martyr. The monk as the successor of the martyr. Washington, Cathol. Univers. of America Press, 1950, 23 × 15 cm., 157 blz., $ 2.
Het ideaal van de christelijke volmaaktheid verandert niet in de loop der tijden, maar blijft essentieel hetzelfde. De wijze echter waarop dit door ieder afzonderlijk gerealiseerd wordt is vaak afhankelijk van bijzondere omstandigheden. Was in de eerste eeuwen het martelaarschap de hoogste uitdrukking van de navolging van Christus, in latere tijden van vrede en zegepraal voor het Christendom kwam het ascetische leven hiervoor in de plaats, beschouwd als een martyrium cotidianum. Het thema van het geestelijk martelaarschap deed hiermede zijn intrede in de christelijke letteren en levenspractijk. Dom Malone wijdt zijn dissertatie heel speciaal aan de rol welke dit thema gespeeld heeft in de monastieke spiritualiteit. Hij geeft een overzichtelijk beeld van de traditie van dit begrip en zijn verschillende formuleringen, geillustreerd door talrijke citaten. De uitwerking van de thesis geeft echter sterk de indruk van een zekere oppervlakkigheid, zodat de gegeven commentaar t.o.v. het verzamelde materiaal ongetwijfeld tekortschiet. Omwille van het laatste echter, voorzien van goede indices en rijke, hoewel onvolledige, bibliographie, is het een nuttige uitgave.
G.v.N.
| |
H.I. Marrou. Histoire de l'éducation dans l'antiquité. Paris, Ed. du Seuil, 1950, 23 × 14 cm., 595 blz.
Men heeft reeds veel geschreven over dat onderwerp, maar het boek van H.I. Marrou (dat in 2 jaar tijd zijn 2e uitgave beleeft) mag werkelijk een meesterwerk genoemd worden, zowel omdat het al hetgeen waarde had bij zijn voorgangers weet te handhaven en in een nieuw licht te plaatsen, als om het vele nieuwe dat er in verwerkt is. Het geeft ons een diepgaande en toch prettig leesbare studie over de opvoeding van de tijd van Homerus tot aan het begin der Middeleeuwen. Zoals schr. goed laat uitkomen, heeft onze hedendaagse opvoeding haar grondslag en oorsprong in de opvoedingsmethoden van de Oudheid. Het is onmogelijk hier een overzicht te geven van dit rijk en veelomvattend boek. Het is in drie gedeelten verdeeld, die gewijd zijn aan: oorsprong van de klassieke opvoeding vanaf Homerus tot aan Isocrates: klassieke opvoeding onder het hellenistisch tijdperk (physiek, artistiek wetenschappelijk enz.) en ten derde: Rome en de klassieke opvoeding. In dit laatste gedeelte zien wij eerst hoe Rome, dat de Grieken overwonnen heeft hun klassieke opvoeding overneemt om er toch langzamerhand de Romeinse stempel op te drukken. Hoe vreemd het ook voor onze hedendaagse opvatting is, bestonden er in de eerste eeuwen van de Kerk geen afzonderlijke scholen voor de Christenen daar waar een Romeinse school was. Het godsdienstig onderricht was de taak van de Kerk en van de ouders en alleen daar waar er geen Romeinse school was stichtte de Kerk scholen. Daaraan is het te danken, zegt Marrou, dat de band tussen christendom en klassicisme zo nauw werd. Deze band heeft geheel onze Westerse beschaving beinvloed en heeft nu haar onverwachte gevolgen in de moeilijkheid welke men soms ondervindt, wanneer men het christelijk geloof wil doen begrijpen en aanvaarden door bv. Oosterlingen, voor wie het grieks-latijnse klassicisme geheel vreemd is. Een bijzonder te waarderen boek, dat zeer nuttig zal zijn voor velen, o.a. voor diegenen die zich interesseren voor onderwijs of opvoedingskwesties,
voor de filosofie of Kerkvaders, voor de geschiedenis of het humanisme.
E.M.
| |
J.N.D. Kelly. Early Christian Creeds London, Longmans 1950, 22 × 14 cm., XII 446 blz. geb. 26 sh.
De laatste jaren zijn er heel veel stu- | |
| |
dies gewijd aan de eerste geloofsbelijdenissen, en juist daarom kon men zich afvragen of het nog wel nut had een nieuwe studie daaraan te besteden en of het wel mogelijk zou zijn een behoorlijke synthese te geven van al die werken. Een synthese toch was hoe langer hoe meer nodig. Schr. van dit boek, hoogleraar te Oxford, heeft het aangedurfd en geeft ons een uitstekend geslaagde studie, die getuigt en van zijn grote belezenheid en van zijn vermogen om een samenvatting te geven die al de studies van zijn voorgangers benut en die ze evenwichtig oordeelt. Hij levert tevens een zeer interessante persoonlijke bijdrage tot de geschiedenis van het symbolum. Wij zijn het dan ook volkomen eens met hetgeen de uitgevers van dit boek zeggen: this is the most comprehensive study... of the rise, development and use of credal formularies in the creative centuries of the Church's history. It embodies a great deal of original research and new material and should prove to be a standard-work. Deze ‘original research’ komt het beste uit daar waar schr. het verband tussen Credo en Doopsel bestudeert, en waar hij ons de theologie van de artikelen der verschillende geloofsbelijdenissen uiteenzet. Volgens hem is de bedoeling van die artikelen meer een positieve belijdenis dan een polemische weerlegging van een bestaande ketterij. Het is een standaard werk dat van blijvende waarde is.
E.M.
| |
B. Kotting. Peregrinatio Religiosa, Wallfahrt und Pilgerwesen in Antike und alter Kirche. Münster, Regensberg, 1950, 24,5 × 17,5 cm., XXVII, 473 blz. geb. 20 DM.
Het boek van Kötting dat wij hier aankondigen stelt zich niet op apologetisch standpunt maar geeft de geschiedenis der bedevaarten in de christelijke oudheid om haar zelfs wille, waarbij als tijdgrens het jaar 500 is genomen. In het eerste hoofdstuk behandelt schr. evenwel de voor-christelijke bedevaarten van het kultuurgebied dat het milieu vormde waarin het christendom zijn intrede heeft gedaan, n.l. de grieks-romeinse oudheid, het jodendom en Arabië. Daarna volgen de verschillende christelijke pelgrimsoorden, geordend volgens de landen, waarbij natuurlijk het H. Land en Italië met Rome de hoofdschotel vormen. Verder is er sprake van het doel en de beweegredenen der pelgrimstochten, van de bedevaarten, herbergen voor de pelgrims en votiefgaven en souvenirs. Tenslotte wijdt schr. een beschouwing aan de betekenis die de pelgrims hebben gehad voor de religieuze en culturele wisselwerking tussen het Oosten en Westen. Dit nog onvolledig overzicht geeft reeds enig idee van de rijke inhoud van dit werk, dat in werkelijkheid geen enkel aspect van het onderwerp onbelicht laat en behalve de letterkundige bronnen en inscripties ook de gegevens der laatste opgravingen benut. Het betekent een grote verrijking van onze kennis der christelijke oudheid.
J.M.
| |
A.J. Luddy, O. Cist. Life and teaching of St. Bernard. Dublin, Gill & Son, 1950, 24 × 15 cm., XVI-774 blz. geb. 21 sh.
Een Trappist, monnik van Mount Melleray in Ierland geeft ons de derde uitgave van zijn boek over Sint Bernardus. Schr. heeft zich gespecialiseerd in historische studiën over de Cisterciënsers en heeft al veel op dit gebied gepubliceerd. Thans biedt hij ons een lijvig boek, waarvan het kenmerkende is dat de geschiedenis, het leven van St. Bernardus, er als het ware door Bernardus zelf in verteld is; de schr. maakt inderdaad zoveel het enigszins mogelijk is gebruik van de brieven van St. Bernardus om diens leven te verhalen. Zo krijgen wij een soort autobiographie. Dit betekent nog niet dat de nodige aanvullingen ontbreken: wij hebben een heel goed samenhangende en volledige levensbeschrijving, waarbij de nodige nadruk gelegd wordt op de werken, preken en tractaten van den Doctor Mellifluus. Het is in het Engels, hetgeen Vacandard's werk in het Frans is. In een reeks Appendices geeft schr. een studie over de leer van St. Bernardus over de Onbevlekte Ontvangenis, en verschillende vertaalde uittreksels van zijn preken.
E.M.
| |
D. Knowles. The episcopal colleagues of Archbishop Thomas Becket. Cambridge, University Press, 1951, 19 × 12,5 cm. 190 blz. geb. 12 sh. 6.
Wij hebben hier een reeks voordrachten welke schr. in 1949 aan de Univer- | |
| |
siteit van Cambridge heeft gegeven over de engelse bisschoppen ten tijde van den H. Thomas Becket. Het zorgvuldig uitgegeven boekje handelt in feite over het conflict tussen den heiligen aartsbisschop van Canterbury en koning Hendrik II en geeft ons op betrouwbare wijze de gebeurtenissen weer, alsook een oordeel over de andere bisschoppen van die tijd. Geheel het conflict, dat tot de marteldood van den H. Thomas leiden moest, is een phase yan het conflict tussen Kerk en Staat. De bisschoppen die ook wereldlijke vasallen van de Kroon waren hadden ontegenzeggelijk een moeilijke taak, daar zij als bisschop buiten en boven de jurisdictie van den koning blijven moesten, hetgeen deze niet erkennen wilde. De aartsbisschop was sterk en consequent; de andere bisschoppen waren slap en soms, zoals de zeer intelligente maar even ambitieuze Gilbert Foliot en zijn vrienden, waren zij aan de kant van den koning en tegen hun aartsbisschop en den Paus. Een interessant boek over een stuk Kerkgeschiedenis, dat ons op een bondige en zakelijke manier wordt verteld.
E.M.
| |
S.M. Bouchereaux. La Réforme des Carmes en France et Jean de Saint-Samson. Paris, Vrin, 1950, 25 ×16 cm., 490 blz. 1200 fr.
Alleen iemand die zich sinds jaren gespecialiseerd heeft in de studie van de Franse Carmel in de XVIIe Eeuw kan ons zulk een boek schenken. Het geeft ons geheel de geschiedenis van de hervorming der geschoeide Carmelieten welke begonnen is in de Provincie Touraine en zich van daar langzamerhand verder heeft verbreid. Onze Nederlandse Carmelkloosters hebben de spiritualiteit en de gebruiken van deze hervorming overgeërfd van de Vlaams-Belgische Provincie waar zij volop bloeide. Na een eerste deel waarin zij de geschiedenis van de hervorming bestudeert, - een héél bewogen geschiedenis -, gaat de schrijfster over tot het tweede deel dat zeker het centrum is van haar boek zowel als van de werkelijke geschiedenis: de persoonlijkheid en de rol van Jean de Saint-Samson. Deze lekebroeder die van af zijn kinderjaren blind was en doodarm omdat hij alles weggeschonken had, bereikte een zeer hoge graad van volmaaktheid. Ongeveer 35 jaar oud trad hij in de Carmel te Dol in Bretagne waar hij op 26 Juni 1607 geprofest werd. De Carmel was toentertijd geen voorbeeld van kloosterleven en de hervorming die door sommigen vurig werd verlangd, stuitte op grote tegenwerking bij vele anderen. De plaats ontbreekt om hier het buitengewoon leven te vertellen van Broeder Jean de Saint-Samson: wij moeten volstaan met te zeggen dat hij, door zijn heiligheid, de grootste bevorderaar en de geestelijke leider werd van de hervorming. Zijn spiritualiteit en zijn talrijke geschriften worden zorgvuldig door Sch. bestudeerd. Dit boek is een degelijke en wetenschappelijke studie over een onderwerp dat de geschiedenis van de spiritualiteit betreft en tot nu toe nog nooit zo grondig bestudeerd is geweest. Wij wensen het dan ook vele lezers, en hopen dat Schr. ons nog meer zal geven over de grote figuur van deze blinde lekebroeder!
E.M.
| |
L. Ceyssens, O.F.M. Jansenistica; Studien in verband met de geschiedenis van het Jansenisme. Mechelen, St. Franciscus drukkerij, Karmelietenstraat 4. 25 cm., 408 blz. 200 fr.
Een waarlijk wetenschappelijke en, voor zover mogelijk, definitieve geschiedenis van het Jansenisme kan op het ogenblik nog niet geschreven worden; daarvoor zijn allereerst nodig de publicatie der bronnen en veel detail-studies. Met dat voorbereidend werk is men de laatste tijd druk bezig. P. Ceyssens die zich sinds vele jaren bezig houdt met het Zuid-Nederlandse Jansenisme is thans begonnen zijn studies, die alle betrekking hebben op de periode van 1674 tot 1728, te bundelen. Deze eerste serie bestaat uit vijf studies. De eerste, getiteld ‘De allereerste ontwikkeling van de strijd tegen Jansenius’, is zeker het belangrijkst niet slechts naar omvang maar ook naar inhoud. Aan de hand van twee bundels brieven afkomstig uit het Jezuietencollege te Mechelen, toont de schr. ons de eerste reactie tegen het opkomend Jansenisme, heel de strijd rond het verschijnen van het boek ‘Augustinus’. Het hoofdcentrum van de beweging tegen Jansenius was het Jezuietencollege te Leuven, maar ook die van Antwerpen en van Brussel lieten zich niet onbetuigd. Niet slechts in
| |
| |
de eerste periode van de strijd ((de twee brievenbundels gaan over de jaren 1641'43) ook later stonden de Vlaamse Jezuieten in de eerste gelederen zoals blijkt uit het verhaal over het geheim genootschap ter bestrijding van het Jansenisme, waarover de vijfde studie handelt. Zo ziet men dat deze studies niet alleen belangrijk zijn voor de geschiedenis van het Jansenisme in Zuid-Nederland, maar ook voor die van de Societeit van Jezus aldaar.
J.M.
| |
F. Mcgrath s.j. Newman's University; idea and reality. London, Longmans, 1951, 22 × 14 cm., XVI-537 blz., 30 sh.
De grote figuur van Newman blijft de belangstelling van vele intellectuelen trekken en de geschriften over hem worden steeds talrijker, doch er zijn slechts weinigen, of zelfs niemand, die het gewaagd heeft de opvattingen en princiepen van Newman in zake universiteits-opvoeding te behandelen. Dit zal gedeeltelijk te wijten zijn aan het feit dat het rectoraat van N. over de Universiteit van Dublin nu juist niet een van de best geslaagde perioden is en zodoende is men minder geneigd daarover te schrijven. Het is ook gedeeltelijk te wijten aan het vele werk dat een dergelijke studie eist. Wij mogen schr. des te dankbaarder zijn voor zijn werk dat N.'s gedachten over een Universiteit in een helder licht plaatst en goed doet uitkomen hoe hij als baanbreker, genoodzaakt was zijn gedachten en theorieën aan de omstandigheden aan te passen. Een goed verzorgde uitgave die welkom zal zijn, zowel bij hen die met Universiteit of Hoger onderwijs te maken hebben als bij hen die meer willen weten van Newman en zijn tijd.
E.M.
| |
A. Gratieux. L'amitié au service de l'union. Lord Halifax et l'abbé Portal. Paris. Bonne Presse, 1951, 20 × 13 cm., 306 blz., 400 fr.
Het lag voor de hand dat direct na de dood van M. Portal in 1926, men het verlangen uitte een levensbeschrijving van hem te zien verschijnen. Hij was zo intiem gemengd geweest in de kwestie der hereniging van de Anglikaanse kerk met Rome, dat zijn levensbeschrijving ongetwijfeld een stuk geschiedenis moest geven. Gratieux, die de taak, oorspronkelijk aan M. Hemmer toebedeeld, overnam, heeft echter gemeend niet zozeer het leven van Portal te moeten verhalen, dan wel juist de nauwe relaties, die laatste had met Lord Halifax. Zodoende is dit werk een interessant relaas van een vriendschap in dienst van de hereniging. Het boek is in drie delen verdeeld; het eerste behandelt de anglo-romeinse campagne, die eindigt met de veroordeling van de Anglikaanse wijdingen; het tweede deel beschrijft de actie van Portal in de daaropvolgende jaren en de opleving van het herenigingsstreven bij Lord Halifax vooral; het derde geeft een uitvoerig relaas over de conferenties van Mechelen, waar Halifax en Portal elkaar ontmoetten. De compositie van het boek is tamelijk zwak, niet voldoende beperkt door zijn onderwerp: de hereniging der Engelse Kerk. Vooral in het tweede deel valt dit op.
C.V.
| |
R. Thibaut s.j. La mystérieuse prophétie des Papes. Namur, Biblioth. de la Faculté de Phil. et Lettres, 1951. 26 × 17 cm., 119 blz., 120 fr.
De ‘profetie van den H. Malachias’ komt bij iedere pauskeuze weer in de publieke belangstelling te staan. Schr. stelt zich tot doel een wetenschappelijke studie en een gegronde uitleg er van te geven. Ik twijfel er aan of hij daarin geslaagd is niettegenstaande de hoge standaard van de collectie waarin zijn werk opgenomen is. Volgens E.P.Th. zou deze lijst die na 5 of 6 opvolgers van Pius XII eindigt, niet het einde van de wereld, maar wel het einde van Rome bedoelen: de Pausen zouden een andere zetel hebben en het zou het einde van een tijdperk zijn zoals de val van Jeruzalem in 70 geweest is, of het einde van het romeinse rijk in de 5de eeuw! Dit moet gebeuren in 2012! Men weze dus op zijn hoede, en neme zijn voorzorgen! Sch. is heel categorisch en scherp; misschien ietwat té veel. Het is geen populaire uiteenzetting maar een moeilijk te volgen studie. Het lijkt mij dat Sch. nu en dan zijn verbeelding en zijn genialiteit den vrijen teugel laat; hij komt weliswaar tot imponerende overeenkomsten, maar die m.i. toch niet overtuigend zijn.
E.M.
| |
| |
| |
Magna Carta Libertatum von 1215. Bern, H. Lang, 1951, 20 × 13 cm. 53 blz. Zw. fr. 3,20.
Von der Dritten zur Vierten Republik, zelfde coll. 150 blz. Zw. fr. 7.
De ‘Quellen zur neueren Geschichte’ van de Universiteit van Bern gaan door met het uitgeven van geschiedkundige documenten welke zo voor een groter publiek bereikbaar worden.
1 | - De Magna Carta welke de Engelse edellieden in 1215 van den koning wisten te verkrijgen is de eerste stap naar de constitutionele monarchie en de grondslag van de hedendaagse binnenlandse politiek van Engeland. Na een korte historische inleiding en een bibliografie volgt de latijnse tekst van de eisen der edellieden welke als grondslag dienen voor de Grote Charter waarvan de tekst in het latijn en het duits volgt met een engelse vertaling en paraphrase van 1534. |
2 | - In dezelfde collectie verschijnt de volledige franse tekst van de officiële dekreten en wetten welke de vorm van den fransen Staat van af 1940 veranderd hebben: de afschaffing en vervanging van de oude Grondwet van 1875 door Pétain te Vichy, de dekreten van de Gaulle te Londen, van Giraud en de Gaulle te Algiers, van de voorlopige Regering in 1945 te Parijs en eindelijk de nieuwe grondwet voorafgegaan door de ‘Déclaration des droits de l'homme’. Eindelijk een mogelijkheid uit al die veranderingen wijs te worden!
E.M. |
| |
A. Hagen. Prinzipien des katholischen Kirchenrechts. Wurzburg Schoeningh, 1949, 21 × 15 cm., 399 blz. DM. 10.80.
Wanneer men het kerkelijk recht bestudeert, komt men telkens voor de vraag, waarom nu eigenlijk deze of gene wet in die bepaalde zin is vastgesteld. Is dat nu zo maar willekeurig gedaan of is het een of ander systeem, dat daar consequent wordt doorgevoerd? Als antwoord hierop heeft schr. trachten aan te tonen dat het steeds vaste princiepen zijn die aan de kerkelijke wetgeving ten grondslag liggen en hoe deze logisch zijn doorgevoerd in de vele en velerlei bepalingen, die wij in de Codex aantreffen. Het zou natuurlijk onmogelijk zijn voor alle gevallen die princiepen te willen aangeven; daarom heeft schr. in een 20-tal opstellen de Codex in grote lijn doorgenomen en laten zien hoe telkens een bepaald princiep in de wetgeving tot uiting komt op diverse gebieden.
G.S.
| |
N. Jung. Le droit public de l'Eglise dans ses relations avec les Etats. Paris, Procure général du Clergé, 1-5 rue de Mézières, 1948, 23 × 14,5 cm., 341 blz. 450 fr.
Onder publiekrecht van de Kerk verstaat schr. de gezamenlijke wetten, die betrekking hebben op de constitutie der Kerk in haar hoedanigheid van volmaakte maatschappij, haar natuur, de vorm van haar bestuur en haar onderdanen. Het gehele werk is in twee delen gesplitst: in het eerste, dat tevens het meest uitgebreide en belangrijkste is, bestudeert schr. de Kerk en de Staat beide als volmaakte maatschappijen, en de onderlinge verhouding der twee; of de Staat, waarmee de Kerk nu eenmaal noodzakelijk in relatie treedt, katholiek is of niet katholiek, wettig of onwettig. In het tweede gedeelte worden meer speciale kwesties behandeld in het licht van de princiepen van het eerste deel: zoals die van de persoonlijke en plaatselijke onschendbaarheid, de tijdelijke goederen, de school en het huwelijk. Op de aan de Fransen zo eigen heldere manier van uiteenzetten worden deze problemen besproken en opgelost; schr., reeds bekend om zijn andere gewaardeerde publicaties, heeft daarom aan de wetenschap van het kerkelijk recht een grote dienst bewezen.
G.S.
| |
K. Federer, Liturgie und Glaube. Eine Theologie-geschichtliche Untersuchung. Freiburg in der Schweiz Paulusverlag, 1950. 24 × 16 cm., VIII-144 blz., 6 fr.
Twee omstandigheden maken het thema ‘Liturgie en geloof’ en in het bijzonder het theologische axioma ‘Lex orandilex credendi’ tot een actueel onderwerp: nl. de beduidende rol welke het gespeeld heeft in de discussie betreffende het dogma der Assumptio B.M.V. en de critische beschouwing erover, welke Paus Pius XII heeft ingelast in zijn encykliek ‘Mediator Dei’. Reeds Dom Gueranger heeft met nadruk gewezen op de waarde van de
| |
| |
Liturgie als bron der theologie en voorzag een systematische theologische doorvorsing der liturgische boeken, een ‘liturgische theologie’ deel uitmakend van zijn Institutions. Zoals zovele van zijn plannen werd ook dit tot heden nog niet gerealiseerd. Wel verschenen enkele fragmentarische studies, waartoe ook het onderhavige werk gerekend moet worden. De Auteur onderzoekt het liturgiebewijs naar zijn formulering, inhoud en motivering in een zeer gewichtig deel der patristische litteratuur, uitgaande van de oorspronkelijke vorm van het axioma ‘Legem credendi lex statuat supplicandi’, aldus geformuleerd door Prosper van Aquitanië, substantieel reeds voorhanden bij S. Augustinus. Het ontstaan en de waarde van dit Augustiniaanse liturgiebewijs vormt het corpus van deze waardevolle bijdrage tot de geschiedenis der oudchristelijke litteratuur en theologie.
G.v.N.
| |
P.Th. Bogler O.S.B., Liturgische Erneuerung in aller Welt. Ein Sammelbericht. Verlag Ars liturgica - Maria Laach - 1950. 23 × 15 cm., DM. 4.80.
De noodgedwongen rust van de oorlogsjaren was voor vele ‘Bewegingen’ op godsdienstig-organisatorisch gebied een tijd van voorbereiding op het na-oorlogs renouveau. Zo ook voor de liturgische beweging in vele landen, waarvan Dom A. Rousseau O.S.B. de interessante ontwikkeling en een duidelijke karakteristiek had gegeven in zijn boek ‘Histoire du mouvement liturgique’ (Paris, 1945).
D. Bogler geeft hierop een welkome aanvulling door in de verschillende landen, welke ervoor in aanmerking komen, aan een goed geinformeerd persoon een beknopte uiteenzetting te vragen van de activiteiten op liturgisch gebied in zijn omgeving. De antwoorden vinden wij in dit Sammelbericht gebundeld. Het succes van deze enquête zou groter geweest zijn, wanneer D.B. methodischer te werk was gegaan. De bijdragen verschillen onderling van opzet en standpunt van beschouwing en ook de normen voor het verzamelen der gegevens lopen aanmerkelijk uiteen. ‘Belgien und Holland’ worden samen behandeld door Dom E. Dekkers. Wij menen dat dit aan de zuivere tekening van de Nederlandse activiteit ten goede komt. Alles tesamen bevat deze uitgave toch zeer veel wetenswaardigs, dat een goed zakenregister ons helpt benutten.
G.v.N.
| |
Y.M.J. Congar, o.p. Vraie et fausse réforme dans l'Eglise. Paris, Ed. du Cerf. 1950, 22 × 14 cm., 648 blz. 950 fr.
Het is niet gemakkelijk in een kort bestek een oordeel te geven over dit boek, waarin de schr. blijk geeft van een grote liefde voor de Kerk en voor het heil van de mensen, van een zeer goed begrip van de Hervorming van de 16e eeuw en van het Protestantisme, van een diepgaand inzicht in de Ecclesiologie, maar waar men toch af en toe geneigd is een vraagteken te zetten, waarin soms de helderheid van uiteenzetting ontbreekt en elders bepaalde idees te veel worden herhaald. Zeer interessant is vooral het derde deel over de hervorming en het Protestantisme: een evenwichtige en heldere uiteenzetting vooral aan de hand van Luther's geschriften. Ook de gedachten over het profetenambt in de Kerk in het eerste deel zijn zeer verrassend en rijk. Voor priesters kan men dit werk ten zeerste aanbevelen, leken zullen er vaak misschien uit halen wat de schr. wellicht beter in de pen gelaten had.
V.T.
| |
E. Masure. Le sacrifice du corps mystique. Brugge, Desclée de Brouwer, 1950, 20 × 13 cm., 206 blz.
Kanunnik Masure heeft reeds in 1944 een werk over de H. Mis geschreven. De encycliek ‘Mediator Dei’ is opnieuw een aanleiding geworden zijn verdere studies en visies over het H. Misoffer in boekvorm uit te geven. Zijn stelling komt in vele punten met die van de la Taille overeen, zonder evenwel de scheiding van oblatie en immolatie, die door niemand meer gehouden wordt, te aanvaarden. Ook voor hem is Christus in de hemel als het geconsommeerde offer van Calvarië en is iedere H. Mis het sacramentele offer dat Dood, Verrijzenis en Hemelvaart omsluit. Op deze wijze zou het H. Misoffer zich direct naar Christus in de hemel refereren, wiens eeuwige offerstaat sub sacramento op onze altaren komt en indirect naar Calvarië, als zijnde ver- | |
| |
heerlijkt in de glorie van zijn hemelse staat; terwijl de sacramentele tekens toch weer direct naar Calvarië heenwijzen. Wij laten het aan de vaktheologen over een waardebepaling aan deze thesis te geven, die o.i. zeer vruchtbare aspecten biedt.
C.V.
| |
G.S. Lewis. Le problème de la souffrance (uit het Engels vert.) Brugge, Desclée de Brouwer, 1950. 20 × 13 cm., 218 blz.
Een zeer interessant boekje! Wat kunnen wij anders van deze vaardige Engelsman verwachten, die in zijn land en ook reeds ver daarbuiten een goede naam heeft om de diepte van zijn gedachten en de kracht van zijn originaliteit. Ook hier verloochent hij zijn talenten niet. Er zijn zeer vele bladzijden die verrassend schoon de christelijke waarheid uiteenzetten over het delicate probleem van het lijden. Toch moeten wij enig voorbehoud maken, hetgeen vanzelfsprekend is, wanneer men weet dat Lewis Anglicaan is. Zo is o.a. zijn begrip over de menselijke vrijheid niet juist. Door haar te zien als een mogelijkheid voor goed of kwaad kwam schr. er toe het probleem van de eerste zondeval direct af te leiden uit de vrijheid waarmede Adam en Eva geschapen waren. Zo eenvoudig is dit probleem echter niet. Ook heeft L. een idee over de buitennatuurlijke gaven, dat wel wat al te verregaand is. Hij heeft neiging aan de verboden vrucht een magische kracht toe te kennen, zodat deze een soort toverappel wordt. In zijn hoofdstuk over het lijden der dieren is hij geneigd voor de dieren, die heel nauw met de mensen hebben geleefd, een hiernamaals aan te nemen. Ook spreekt hij zich niet uit of de hel eeuwig of tijdelijk is. Deze bemerkingen wettigen o.i. een grote voorzichtigheid in de verspreiding van dit werkje onder katholieken. Onder theologisch gevormden kan het geen kwaad. Maar anderen zouden zich op een dwaalspoor kunnen laten brengen door, afgaand op een katholieke uitgever, a priori te menen dat ieder boek van die uitgever in katholieke geest geschreven is. Wij hadden het daarom niet alleen gewenst, maar zelfs bijna noodzakelijk geacht, dat dit werkje met annonaties was voorzien geworden, waarin het katholieke standpunt uiteengezet zou zijn.
C.V.
| |
R. Guardini. Le rosaire de Notre Dame. Paris, Bloud et Gay. 1950, 19 × 14 cm. 1?2 blz., 160 fr.
Romano Guardini! De naam van de schrijver is al op zichzelf waarborg genoeg dat wij hier weer diepdoordachte waarheden hebben, die op geheel persoonlijke wijze zijn voorgesteld. R.G. in 1885 in Verona geboren is thans professor aan de universiteit te München. Hij heeft het boekje dat wij voor ons hebben in 1940 geschreven: het is een korte uiteenzetting en een apologie van de Rozenkrans gevolgd door korte meditaties over de 15 mysteriën. Mevrouw Ancelet-Hustache heeft gezorgd voor een keurige Franse vertaling.
E.M.
| |
Dictionnaire de Spiritualité, fasc. XIII: Connaissance de soi - Contemplation. Paris, Beauchesne.
De 13e aflevering van de D. de Sp. biedt ons veel minder historische artikels dan de meeste voorafgaande afleveringen. Daarentegen worden zeer belangrijke problemen behandeld. De artikelen Connaissance de soi, Consciense en Consécration bieden niet wat men zou mogen verwachten. Vooral het artikel Consciense, dat zich veel ophoudt bij de problematiek van de moderne filosofen hieromtrent, had veel kunnen winnen bij een diepgaand moraal-theologische behandeling; wij denken hier aan de kroniek van Moraaltheologie in de Revue Thomiste 1950, waar P. Labourdette O.P. het geweten behandelt. Goed zijn daarentegen de artikelen Conseil (Don de), Conseils évangéliques en Consolation spirituelle. De grote helft van deze aflevering wordt ingenomen door het begin van het artikel Contemplation, dat terecht zeer breed is opgezet. Wij vinden hier de eerste onderdelen van de historische behandeling, waarop een speculatieve zal aansluiten. In een rijk en verrijkend artikel behandelt P. Lebreton S.J. de contemplatie in de H. Schrift; wij betreuren het slechts dat hij de Boeken der Wijsheid en de Apocalyps niet in zijn studie betrokken heeft. P. Arnon S.J. behandelt dan de leer der oude griekse filosofen, vooral de Neoplatonici, die zo'n grote invloed hebben gehad op de christelijke mystiek, en daarbij aansluitend het probleem van de mogelijkheid van contemplatie buiten het christendom. Het be- | |
| |
gin van dit artikel Contemplation doet een vruchtbaar vervolg verhopen.
V.T.
| |
L. Goldschneider. The sculptures of Michelangelo, London, Phaidon Press, 1950, 36 × 27 cm.., 164 blz. 150 foto's, 30 sh.
Deze Phaidon-uitgave met 150 platen om ons het oeuvre van Michel-Angelo als beeldhouwer te laten zien, heeft dit bijzondere dat we vele werken kunnen observeren, die voor deze speciale opnamen van de hun geëigende plaats verwijderd werden, om daarmee uit een totaal andere gezichtshoek getoont te worden. We mogen dus de uitgever volop dankbaar zijn voor al die nieuwe indrukken. Daar komt nog bij dat vele details door aparte belichting en van zo nabij in de plaat werden gebracht, dat de grandioze techniek van de meester een nieuwe openbaring ontvangt. Wat in de eerste werken het hanteren van een tandijzer doet veronderstellen, blijkt in de latere het voeren in paralelle richting van een puntijzer tot prachtige arceringen, die het modelé volkomen weergeven; wat in marmer of steen geen gemakkelijk werk is. Waarover in de litteratuur over Michel-Angelo zelden of nooit geschreven wordt, is het uniek-mooie masker op pag. 101; de uiterst verzorgde afwerking van dit detail uit het ensemble der Notte, geeft wel te denken hoe de meester zelf dacht over deze aparte schepping.
J.v.d.M.
| |
J. Capart. Tout-Ankh-Amon, 2e éd. Bruxelles, Vromant, 1950, 24 × 16,5 cm., VIII-222 blz., geill. 200 fr.
De bekende Belgische Egyptoloog Jean Capart geeft ons in zijn rijk geillustreerd boek het alleszins emotionele verhaal uit de jaren 1922 en 23 over de vondst van het enige koningsgraf, dat ontbrak in de historische keten der vele Pharao-monumenten: dat nl. van Tout-Ankh-Anton, de laatste uit de 18e dynastie (± 1350 v. Chr.) Sinds twee duizend jaren hadden kunst en beschaving het Nijldal zijn unieke betekenis en plaats in dit ondermaanse gegeven en nog duizend jaar zou deze cultuur zich weten te handhaven. Grieken en Romeinen deden er drie eeuwen over Egypte tot volledige decadentie te brengen om er ten slotte - en dit niet zonder de Joodse infiltratie - iets van over te laten, dat een akker kon worden voor het zaad van het Christendom. Wat het hechte cement vormde voor de drieduizend-jarige bouw is ontegenzeggelijk het geloof geweest in het voortbestaan van den mens na dit leven. Zozeer zelfs dat heel de gecompliceerde godendienst zich om deze ‘levens’ kwestie groepeert. Heilige formules worden de dode meegegeven, uit kracht waarvan het hem moge goed gaan in het dodenrijk, tot de opstanding door Osiris hem zou doen verrijzen tot een nieuw leven. Daarvoor leek het den Egyptenaar volstrekt noodzakelijk, dat het lichaam, een drager van het levensbeginsel bewaard bleef voor het bederf, en mocht dit bederf toch tenslotte het lichaam aantasten, dat dan minstens zijn ‘Ka’ (het vormwezen, zoals de Egyptenaar dit zich dacht, niet de ziel, noch het lichaam, maar een vorm waarin ziel en lichaam zich verenigen) in het graf aanwezig bleef; een vorm, die vroeg in iedere mogelijke materie, de duurzaamste bij voorkeur, te worden vastgelegd en dan nog in allerlei varianten. Nu, daarvan is het graf van Tout-Ankh-Amon een stralend getuigenis: de prachtige gouden maskers, de beelden en beeldjes in de zeer levendige stijl der 18e dynastie, betekenden in de dagen dat Howard Carter ze aan het daglicht bracht, een heuse openbaring voor een apart
aspect in de Egyptische kunst. Het boek van J.C. laat ons ten volle in die sensationele gebeurtenissen delen.
J.v.d.M.
| |
Les Saints de Solesmes, photographies et texte par les moines de Solesmes. Paris, Les iles d'Or (Plon), 1951, 22,5 × 16 cm., 54 blz., 32 foto's, 330 fr.
‘De heiligen van Solesmes’ zijn de beroemde stenen beeldengroepen, die in de abbatiale Kerk van Solesmes te bewonderen zijn en waarvan een afgietsel in het Musée de Sculpture te Parijs is. De monniken hebben een uiterst verzorgde brochure uitgegeven met een korte geschiedenis en beschrijving van ‘de heiligen’. De foto's zijn prachtig. Een waar genot zo iets door te bladeren.
E.M.
| |
| |
| |
P. Serusier. A.B.C. de la peinture. Correspondance. Paris Floury, 1950, 19 × 14 cm., 174 blz., geill.
In de schildersbeweging der symbolisten, die zich onder elkaar ‘nabi’ noemen, en welke beweging van omstreeks 1890 het Bretonse dorp PontAven een wereldnaam bezorgde, zoals ook Gauguin en Maurice Denis zich uit deze groep zouden ontwikkelen tot vooraanstaande figuren, heeft Paul Sérusier een eerste rol gespeeld, al bleek later zijn werk vooral betekenis te hebben als overgang uit het neo-impressionisme naar de chaotische -ismen van de eerste helft der 20ste eeuw. Heel interessant is dit boekje door zijn publicatie van de briefwisseling der nabi's onderling: en van niemand is zozeer sprake als van onzen landgenoot Dom Willibrord Verkade, die na zijn verblijf onder de nabi's van Pont-Aven in het Benedictijner klooster van Beuron was ingetreden en van daar met het enthousiasme van een jong adept de theorieën van Pater Desiderius Lenz in het buitenland ging verspreiden en er veel belangstelling, ook hier in Holland, voor vond. Wel stelde Sérusier zich gaarne open voor de mogelijkheid van een hiëratische kunst, maar ook bij hem was de natuur sterker dan de leer. De titel van het boekje A.B.C. de la peinture is meer suggestief dan reëel.
J.v.d.M.
| |
C. Holzmeister. Kirchenbau ewig neu. Innsbruck, Tyrolia Verlag 1951, 32 × 24 cm., 103 blz. geill. geb. S. 85.-
Na de oorlog heeft zich in ons land een Duits boekje verspreid onder de naam van Christocentrische Kirche. Veel geestelijken en architecten hebben gemeend hier het verlossende woord te vinden voor de vernieuwing van de kerkelijke architectuur. Als princiepen waren gesteld: voor het inwendige een sterwijze groepering van de gelovigen rondom het altaar en het tabernakel en voor het uitwendige een architectonische climax naar de plaats waar het altaar staat. De kerkelijke architectuur tussen de beide oorlogen getuigt van de invloed van dit boekje. Een verzameling foto's ervan zijn te vinden in een uitgave van Ars Catholica onder de titel van Ars Sacra. Deze foto's gezien op een afstand van ± 15 jaar getuigen voor zichzelf. Een droeviger beeld van onze kerkelijke architectuur is niet denkbaar. Nauwelijks verschijnen weer de eerste uitgaven na de laatste oorlog of er presenteert zich weer een mooi uitgegeven boek, dat aan de hand van zes voorbeelden als leidraad wil dienen voor een vernieuwing der kerkelijke architectuur geheel gebaseerd op de ‘liturgischen Forderungen’, de eeuwig geldende voorschriften der heilige handelingen. Ook deze keer wordt uitgegaan van beginselen die buiten het eigenlijke architectonische domein liggen. De 6 voorbeelden: een kleine kerk, een plattelands-kerk al of niet met een plat dak, een kleine en een grote stadskerk en tenslotte een kathedraal, laten met een zekere climax zien waarheen men zich laat leiden door met een onverbiddelijke consequentie gevolgtrekkingen te maken uit een vals beginsel. De dorpskerk is misschien, ondanks een dakschild dat van de voorgevel naar de achtergevel oploopt, nog een aanvaardbaar geheel; maar naarmate de architectuur in de volgende voorbeelden hogere eisen gaat stellen, komt de architect tot de meest bizarre bouwvormen, die in het voorbeeld van de kathedraal in het absurde vervallen van een hysterisch droombeeld. Ik geloof niet dat dit boek op het succes van zijn voorganger kan
rekenen, en dat wij ons dit keer voor een verkeerde invloed behoeven te verontrusten.
J.v.d.L.
| |
E. Williams. Le cheval de bois. Tours, Mame, 1951 20 × 14 cm., 316 blz. 460 fr.
'n Boeiend verhaal van 2 Engelse krijsgevangen officieren die uit hun kamp in Silesie ontsnappen en langs Stettin, Denemarken en Zweden bereiken. Boeiender dan een roman om dat het werkelijkheid is geweest, geeft dit boek ons prachtig weer de sfeer van een Oflag, waar men niets anders te doen had dan de tijd te doden; waar naast menselijke prikkelbaarheid toch ook vele mooie en grote kanten van den mens naar voren kwamen. Schr. is ontsnapt door maandenlang een tunnel te graven. Hoe hij erin geslaagd is, moet Uzelf lezen! alsook zijn reis naar Stettin en naar de vrijheid. Het is een mooi staaltje van taaie volharding en zorgvuldig voorbereid optimisme. Misschien is het jammer dat de vertaalster
| |
| |
alles, zelfs de voornamen vertaald heeft. Engelsen die Jean en Pierre heten... dat lijkt ons vreemd.
E.M.
| |
Pietro Parente. L'lo di Cristo, 288 pp., 16 × 24, Brescia (ed. Morcelliana), 1951. L. 1.000.
Mgr. Parente, deken van het romeins College der Propaganda, heeft zich tot taak gesteld, ‘volgens de gezonde richtlijnen der encycliek Humani generis critisch de gehele christologie te herzien, haar opnieuw tot een volledig geheel uit te werken, om haar zo meer toegankelijk voor den modernen geest te maken; maar dit zonder een revolutionaire houding aan te nemen tegenover de traditie, waarvoor men steeds eerbied moet hebben, maar die men op het gebied der kerkelijke wetenschap als heilig moet beschouwen’. Eenzelfde doelstelling dus, voegt de schrijver daaraan toe, als die welke P. Galtier voor ogen had bij het schrijven van zijn boek ‘L'Unité du Christ’. De grote waardering waarmede de schrijver in zijn voorwoord over dit werk spreekt, doet dan nog geenszins vermoeden hoezeer hij bij de uitwerking derzelfde problemen van zijn voorbeeld zal gaan afwijken. De talrijke punten van verschil worden zelfs aan het slot der eigenlijke bewijsvoering in een optisch schema tot een schrille tegenstelling opgevoerd (p. 192). Metterdaad polemiseert M.P. tegen een theologische richting waarvan P.G. een gematigd voorstander is, de z.g. Assumptus-Homo-Theologie. De waardering voor den romeinsen jesuiet betreft dan ook vooral diens veiligen zin voor de orthodoxie, die hem bewaard heeft voor de afdwalingen van meer dan één volgeling. Dergelijke excessen vinden bij den schrijver geen genade maar worden in strenge bewoordingen veroordeeld (zie b.v. Seiller pp. 173-177 over P. Seiller).
De oplossing die M.P. voorstelt om de door P.G. voor het eerst uitdrukkelijk gestelde vraag naar de eenheid van het bewustzijn van Christus te beantwoorden, berust geheel op de theorie van de eenheid van bestaan in Christus door eliminatie van ieder menselijk bestaan, opinie die door P.G. met de scotisten wordt verworpen, door M.P. daarentegen als de zuivere leer van St. Thomas aanvaard. Iedere menselijke ziel nu, redeneert dan de schrijver, weet dat zij bestaat en ondervindt dat bestaan. Maar het bestaan der menselijke ziel van Christus is het goddelijke bestaan. Derhalve weet Christus als Mens, zelfs zonder de zalige aanschouwing en zonder enige openbaring, dat Hij de ware Zoon van God is. En Hij weet het niet slechts, Hij ondervindt het, op een veel waarachtiger wijze dan de heiligen de tegenwoordigheid van God ervaren. ‘De wijze lezers oordelen zelf, zo besluit de schrijver zijn voorwoord, of mijn werk objectief is. en bovenal of het theologisch nuttig zal blijken te zijn’. Niet zonder spanning wachten wij af, hoe dat oordeel zal luiden.
H.D.
| |
F.X. Durrwell. La résurrection de Jésus; mystère de salut. Editions Xavier Mappus, Le Puy-Paris, 1950, 22 × 16,5 cm. 397 blz., 700 fr.
Dit boek is een reactie tegen een bepaald soort theologie die bij de verklaring van Christus' verlossingswerk de plaats en de betekenis van de Verrijzenis in het heilsplan geheel buiten beschouwing laat of haar alleen ziet als een persoonlijke triomf van Jezus. De laatste jaren zijn er weliswaar talrijke studies verschenen die aan de hand van de H. Schrift en de liturgie verschillende aspecten van het Paasmysterie hebben belicht, maar een synthese ontbrak nog. Deze biedt Pater D. ons in dit werk dat de vrucht is van jarenlange studie en meditatie. Na eerst te hebben aangetoond dat de Verrijzenis van Jezus een heilsmysterie is, onderzoekt hij het verband van dit geheim met de Menswording en het lijden van Christus. De Verrijzenis is volgens hem de aanvaarding van Jezus' offer door den Vader en ook een communie aan dat offer. Met die beschouwing zal menig theoloog het niet volkomen eens zijn, al zal ieder toegeven dat de Verrijzenis het teken is dat het offer is aanvaard. Hij ziet verder in de Verrijzenis het werk van den H. Geest en beschouwt haar als de geboorte der H. Kerk, die het Mysieke Lichaam is van den verrezen Christus. Het zou hier de plaats geweest zijn te spreken over het Pinkstermysterie dat het Paasmysterie voltooide. Schr. bestudeert vervolgens het
| |
| |
leven der Kerk in Christus en de uiteindelijke voltooiing van het Passmysterie in de verheerlijking van de ledematen der Kerk. Ondanks de eenzijdige belichting en verscheidene minder juiste formuleringen is het toch een waardevol boek dat om zijn nauw contact met de H. Schrift en de verhevenheid van het onderwerp ook goed geschikt is voor geestelijke lezing.
J.M.
| |
K. Adam. Le vrai visage du Catholicisme; Vert. door E. Riccard, Paris, B. Grasset, 19 × 12 cm., 345 blz., 375 fr.
In dit werk, (Wesen des Katholizismus) legt K. Adam het mysterie van de Kerk open: de centrale plaats van Christus in de Kerk, de Kerk het Mystieke Lichaam, de Kerk als organisme en zichtbare gemeenschap. Zonder apologetisch te zijn in de strikte zin van het woord, weet schr. toch door de volle weergave van de waarheid de onwaarheid te ontzenuwen. Het boek behoeft voor het Nederlandse publiek geen aanbeveling meer te hebben.
C.V.
| |
Solitude. Carmel de Chèvremont. (Vaux, Belgique) 22 × 15 cm., 61 blz., 20 fr.
Dit 9e deel van de coll. Spiritualité carmélitaine geeft ons een zevental artikelen over de eenzaamheid. Stof in overvloed voor hen die kunnen nadenken. Een pareltje meer aan deze collectie.
E.M.
| |
L. Besset. Dictionnaire de la vie pratique. Paris, Bonne Presse, 1950, 19 × 13 cm., 312 blz. 375 fr.
Een practisch boekje dat een 2000 recepten en trucjes bevat welke in het dagelijks leven van pas kunnen komen, wanneer men iets moet lijmen of herstellen of vlekken heeft te verwijderen enz. enz. Op zijn manier een nuttig werk.
E.M.
| |
A. Castelot. Le duc de Berry et son double mariage. Paris, Sfelt, 1950. 23 × 14 cm., 333 blz. geill. 480 fr.
Dit boek geeft ons meer dan de titel te kennen geeft; het is bijna een volledige geschiedenis van den hertog van Berry (± 1820) en van de hertogin (± 1870), maar met altijd iets spottends dat onaangenaam aandoet en met een voorliefde voor al wat de buitenechtelijke relaties enz. betreft. De kwestie van de twee huwelijken van den Fransen troonopvolger heeft indertijd veel van zich doen spreken. Was het eerste een wettig huwelijk, dan waren de kinderen van het tweede, en dus de toekomstige troonopvolger (graaf van Chambord) geen wettige kinderen. Nu is dat alles wel vergeten. Schr. werpt veel kwesties op, doch zonder er een antwoord op te geven; als het maar sensationeel is en pikant dan is het hem genoeg. Een boek dat van weinig belang is voor de geschiedenis en geen geschikte lectuur voor iedereen.
E.M.
| |
A. Dupeyrat. Le sanglier de Kouni. Issoudun, Dillen, 1951 19 × 14 cm., 212 blz. geill. 300 fr.
Het levensverhaal van Pater Chabot, van de ook in Nederland goed bekende Missionarissen van het H. Hart. Hij verbleef 40 jaren onder de Papoea's van Engels Nieuw Guinea, waar hij de eerste blanke was die bij de Kounis kwam en zich bij hen vestigde. Een prachtig missionarisleven.
E.M.
| |
A. Meyer, Notre bonne souffrance. Souvenirs d'un Aumonier d'hopital. Mulhouse, Salvator, 1950. 20 × 13 cM., 212 blz. 240 fr.
Een verzameling heel korte schetsen en feiten welke voor zieken een aansporing kunnen zijn om hun lijden op te nemen als een vruchtbaar apostolaat en het dan ook deugdzamer te dragen.
E.M.
A Paris, Maison de la Bonne Presse:
L. CAPERAN. Les quatre Evangiles, trad. avec notes, 4 vol env. 175 p. chacun, 450 fr. les 4. |
MGR. CHEVROT. L'Evangile en plein air, 2e série. 128 p. 125 fr. |
G. REMY. De la création à l'ère atomique; autour de la Bible. 214 p. 300 fr. |
D. TERRAZ. Ma vie est une Messe; retraite à des religieux. 261 p. 360 fr. |
M. RIGAUX S.J. Echos du silence: pour la réflexion chrétienne. 204 p. 300 fr. |
|
|