Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Roeping. Jaargang 30 (1954-1955)

Informatie terzijde

Titelpagina van Roeping. Jaargang 30
Afbeelding van Roeping. Jaargang 30Toon afbeelding van titelpagina van Roeping. Jaargang 30

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Roeping. Jaargang 30

(1954-1955)– [tijdschrift] Roeping–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 334]
[p. 334]

Nieuwe boeken

Verhalen van Bordewijk
F. Bordewijk, Mevrouw en Meneer Richebois, uitg. N.V. Nijgh en Van Ditmar, Den Haag.

MEVROUW en meneer Richebois bevat twintig verhalen. De meester heeft het spel-element enige plaats in onze letterkunde willen verschaffen, aldus leidt hij zijn bundel in. Hij gaf zijn verhalen het motto mee dat hij aan Horatius ontleende: ‘Meng zin met vluchtige onzin. 't is zoet soms dwaas te zijn’.

Mevrouw en meneer Richebois - het is ons gemakkelijk gemaakt - zij de vluchtige onzin in de zin van Bordewijks werk. Sommige stukjes zijn niet meer als studies en zouden naar het woord van Paul Valéry (Degas, Danse, Dessin) moeten ‘demeurer dans la pénombre de l'atelier. Jamais en vente, jamais au Musée’. Bordewijk verschaft de geïnteresseerde sterke staaltjes van criminaliteit, van buitennatuurlijke verschijnselen, van om welke andere reden ook merkwaardige ervaringen. Om ze geloofwaardig te maken zijn de meesten geschreven in de ik-persoon: de verteller staat met zijn persoon borg voor de waarheid van wat hij meedeelt. Een grappig verhaal is Een bad met zijn idiote hoogtepunt van de in bad stappende dronkeman. Een viertal leuke Conan-Doyle persiflages besluiten de bundel, schetsmatig getuigenis van Bordewijks veelzijdig talent.

L.T.

Kunst uit het oosten
H.F.E. Visser, Kunst uit het Oosten, uitg. ‘De Spieghel’, Amsterdam 1953.

EEN overzicht geven van de kunst uit het Oosten, in nauwelijks 130 pagina's, waarvan vijftig tekst, de rest reproducties bevat, - het schijnt een op voorhand mislukte onderneming, hoe welkom de poging ook zij.

De heer Visser is aanmerkelijk beter geslaagd karakteristieke specimina in reproductie bekend te maken, dan tekstueel in te leiden in de oosterse kunst. Hij maakt rake opmerkingen. Bijvoorbeeld ten aanzien van oosterse oordeelkundigheid inzake westerse kunst, waar geen wederkerigheid aan correspondeert.

‘De oorzaken van het overwicht in dit opzicht, aldus de heer Visser, zijn niet van diepzinnige aard. Zij liggen, integendeel, zeer voor de hand. Reeds enkel uit hoofde van het Oost-Aziatische schrift, zijn zij die zich daarvan bedienen sterk visueel georiënteerd. Het auditieve speelt bij Chinezen en Japanners een veel geringere rol dan hier in het Westen.’ De inleider poogt dan de eigen oosterse criteria op te sporen, waarbij vooral van belang zijn, zijn opmerkingen over de ‘penseelkracht’, door hem gedefiniëerd als ‘de latente energie die in olie of waterverf penseelsels gestuwd is door middel van een hevig geëmotionneerde, bezielde hantering van het penseel’. Ook is welkom zijn opmerking over de sterke evolutie met name de Chinese kunst, die het sprookje uit de westerse wereld helpt dat er in China in duizend jaar niets verandert. Maar na die notitie neemt de inleiding een cata-

[pagina 335]
[p. 335]

loogachtig karakter aan, dat is: veel cataloog en weinig karakter. Te veel beperking of te weinig, dat is de kwestie. Hoe echter de oorzaak ook wordt geformuleerd, voldoening schenkt de inleiding dan niet meer. De reproducties zijn voor rastercliché's heel goed. Voor de liefhebber van oosterse kunst, hun getal neemt nog altijd toe, is het boek zeer welkom.

L.T.

Verloren tronen.
L. Aletrino. Verloren tronen. Anecdotische geschiedenis van de sedert de eerste wereldoorlog onttroonde vorstenhuizen [1918-1953]. Scheltema en Holkema Amsterdam 1953.

SINDS 1918 zijn meer dan een dozijn vorsten van hun tronen verdreven. Faroek is op het ogenblik de laatste van een lange rij ex-monarchen. Over deze vorsten en hun familie heeft L. Aletrino een onderhoudend boek geschreven. De ondertitel: anecdotische geschiedenis is aantrekkelijk voor het grote publiek, maar minder juist. Tragisch is een beter kenmerk van de meeste schetsen uit deze bundel, waarin de note gaie niet geheel en al ontbreekt. Aletrino is redacteur Buitenland van het Algemeen Handelsblad en dus goed op de hoogte met de contemporaine geschiedenis. Hij graaft niet al te diep, maar blijft ook nooit hinderlijk aan de oppervlakte.

REYS.

Esmoreit
Esmoreit. Abel spel uit de veertiende eeuw. Zestiende druk bezorgd door Dr. L.M. van Dis; J.B. Wolters, Groningen 1954.

DAT van Esmoreit, oorspronkelijk uitgegeven door C.G. Kaakebeen en Dr. R. Verdeyen, nu reeds de 16e druk kan verschijnen, behoeft ons niet te verwonderen. De belangstelling voor dit oude romantisch spel is immers nog steeds groot. Zo schreef Johan Daisne een bundettje toneelbeschouwingen, geheten In het teken van Esmoreit. En de Gezellen van den spele - waarom niet, in harmonischer aansluiting bij ‘van den spele’ geschreven Ghesellen? - hebben het spel tientallen keren opgevoerd.

De talrijke vertalingen in de marge maken het mogelijk dat de lezer de tekst vlug en zonder moeite begrijpt. En de studerende zal in de uitvoerige inleiding de laatste inzichten over de dichter, de tijd van vervaardiging, de plaats van het spel in de letterkunde, de ontlening der stof, de waardering en de wijze van vertoning vinden.

D.

Poezie en proza
W.L.M.E. van Leeuwen en F.G.A. Stemvers, Poëzie en Proza. Een bloemlezing ten dienste van het litteratuuronderwijs. Met hulpboek. Deel I; J.B. Wolters, Groningen en Djakarta, 1954.

HET is jammer dat zij die in hun schooljaren met de een of andere Nederlandse ‘bloemlezing’ meer verveeld en geplaagd dan geboeid zijn, doorgaans geen kennis zullen nemen van deze anthologie. Wat deze chrestomathie van Van Leeuwen en Stemvers voor anderen is, weet ik niet. Maar mag ik zeggen wat zij - of hebt U liever ‘hij’, dan maar ‘hij’ -

[pagina 336]
[p. 336]

voor mij is? Voor mij is zij niet alleen een ruiker taalbloemen maar ook nog een vaas en een kleedje er bij. Als ik tenminste, nogal ‘dichterlijk’ vrij, met die vaas de talrijke illustraties in het boek mag bedoelen [het lijkt wel een platenatlas!] en met dat kleedje de buitenlandse teksten ter oriëntering.

Behalve het Hulpboek is er bij dit eerste deel nog een losse ‘Verantwoording’ van niet minder dan 8 blz. ‘Aan de Lezers’. Wel gemakkelijk dat deze los zit, nietwaar? U kunt er dadelijk de pijp mee aansteken, als U die inleiding niet interesseert. Zij is voor 't overige lezenswaardig genoeg, voor de vaklui tenminste.

Bij invoering aan een school kunnen deze inleidingen beter niet besteld worden. Niet dat ik pottenkijkerij vrees; de leerlingen lezen zulke dingen toch niet en zij zijn maar lastig voor hen, vooral als ze los in het boek zitten.

Zonder verder in bijzonderheden te treden, wil ik ten slotte nog een paar opmerkingen maken. De samenstellers zeggen dat de vragen in het Hulpboek de ‘inhoud en vorm’ van de opgenomen gedichten en prozastukken betreffen. Zij hadden wel wat beter op de eenheid van ‘inhoud’ en ‘vorm’ kunnen letten. Want hierin ligt het literair karakter van het taalwerk: in de woordkeuze, de woordorde, het rhythme en de klankexpressie die zodanig zijn dat de ‘inhoud’ zijn adaequate uitbeelding krijgt, waardoor er een organische en onverbrekelijke eenheid van ‘vorm’ en ‘inhoud’ ontstaat, een vorm-inhoud. De stilistiek is echter in ons land nog niet zo ver gevorderd, dat er boeken verschijnen waarin zulke vragen hoofdzakelijk deze twee-eenheid betreffen.

Een steekproef nemend, tref ik Revius' vermaarde Zondeschuld in het boek aan. Hierin hindert mij de drukfout bloedbedrogen; het moet zijn bloedbedropen. De woorden smerten [folteringen], puisten [builen], tuisen [verkwanselen], gesticht [opgericht], vervloekt [met een vloek beladen], overlaân [al te zwaar gedrukt], die in dit sonnet voorkomen, hadden wel mogen vertaald worden.

D.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Mevrouw en meneer Richebois


auteurs

  • Lambert Tegenbosch

  • W.W. Reijs

  • over Herman F.E. Visser

  • over W.L.M.E. van Leeuwen

  • over F.G.A. Stemvers