Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Roeping. Jaargang 31 (1955-1956)

Informatie terzijde

Titelpagina van Roeping. Jaargang 31
Afbeelding van Roeping. Jaargang 31Toon afbeelding van titelpagina van Roeping. Jaargang 31

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Roeping. Jaargang 31

(1955-1956)– [tijdschrift] Roeping–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 362]
[p. 362]

Harry G.M. Prick
Bij drie brieven van Emile Zola

Ter toelichting:

HET was in de winter van 1879 dat Karel Alberdingk Thijm, toen nauwelijks vijftien jaar oud, voor het eerst twee romans van Emile Zola onder ogen kreeg: Le ventre de Paris en L'Assommoir. Hij had ze gehuurd in een leesbibliotheek op de Vijgendam, en dat met geen andere bedoeling dan om er de krasse, de schuine gedeelten, waarover hij zo veel had horen spreken, in te ontdekken.

Overdag, sinds 14 October 1878, toevertrouwd aan de zorg van zijn Duitse gouverneur Jozef Matthias Schreiber [geb. in 1850 te Berkum bij Bonn en in Aug. '78 tot priester gewijd te Roermond] en dan weinig in de gelegenheid om te lezen - en zeker niet om zich heimelijk in Zola te verdiepen, moest hij zijn leeslust opschorten tot tien uur 's avonds, het uur waarop hij verondersteld werd weldra te zullen inslapen. In werkelijkheid gaf hij zich dan meestal, tot een uur of twaalf, bij het licht van een kleine petroleumlamp, over aan zijn lectuur.

Intussen verstond noch begreep hij de helft van wat hij las. Hij kende wel nogal goed Frans, want hij was bijna drie jaar op de kostschool Rolduc geweest, waar het Frans toen gold als de officiële en verplichte taal, en buitendien werd in de familiekring veel aan Frans gedaan, werd de Franse literatuur er druk besproken en probeerden de ouderen elkaar, bij elk enigszins diepergaand gesprek, de loef af te steken met citaten van beroemde Franse auteurs. Maar juist Le ventre de Paris en L'Assommoir wemelden van plaatselijke Parijse spreekwijzen en technische uitdrukkingen waarvan Karel geen lettergreep verstond. In een woordenboekje zocht hij dan ijverig de hem het vreemdst voorkomende woorden op, in de hoop dat het termen zouden zijn die ontleend waren aan de taal van die lichtzinnige wereld, waarover hij zoveel had horen fluisteren maar waarvan hij het rechte toch niet wist. Het wereldbeeld van Zola was op dat tijdstip voor hem niets anders dan het voorwerp van een ongezonde nieuwsgierigheid, en van literair gevoel was er bij hem toen nog volstrekt geen sprake.

Jozef Alberdingk Thijm bezat een exemplaar van La Curée dat Karel, telkens wanneer zijn vader afwezig was, geruime tijd lang te vergeefs probeerde meester te worden. Karel's moeder droeg er zorg voor dat deze roman in de grote zogenaamde Bruine kast, een meubelstuk in het studeervertrek van haar man, altijd zodanig achter een zware hoop portefeuilles met genealogieën geschoven lag, dat haar jongste zoon er bij zijn snuffelen niets van zou bemerken. Natuur-

[pagina 363]
[p. 363]

lijk had Karel ook dit werk in de zelfde leesbibliotheek kunnen gaan lenen, maar zijn afkeer van de toestand van beduimeling waarin zich daar het bewuste boek bevond, deed hem hier van afzien, te meer waar hij wist dat zijn vader over een vrijwel ongerept exemplaar beschikte. Een onverpoosd doorzoeken van Thijm's kabinet speelde hem trouwens betrekkelijk snel de begeerde roman in handen, waarbij hem bleek dat zijn vader, om geen vermoedens te wekken, La Curée in een stuk stroopapier gewikkeld had, waarin evengoed iets anders geborgen had kunnen zijn.

De lectuur van dit werk schijnt Karel evenwel niet meegevallen te zijn, want daarna nam hij, meer dan een jaar lang, niets meer van Zola ter hand en vergat hij zelfs de aantrekkelijkheid die deze auteur voor hem had gehad.

Eind 1880, toen Karel zich, zoals hij het noemde ‘letterkundig ontwikkeld’ achtte, leerde hij de dan recent verschenen roman Nana kennen, die hij niet langer las met minder onschuldige nevenbedoelingen doch uitsluitend omdat hij zich al na de eerste bladzijde hevig aangetrokken voelde door het talent van deze romancier. Van dit ogenblik af begon Zola de grote veroveringsveldtocht van zijn hoofd en hart. Avond aan avond zat hij diens proza te verslinden zonder er ooit genoeg van te krijgen. Zola zei hem alles wat hij weten wilde. Hij vergeleek hem voortdurend bij de meesterwerken van de wereldliteratuur die hij, in de bibliotheek van zijn vader, voor het grijpen had. Het scheen hem toen toe dat hij nergens de gelijke van Zola aantrof, nergens een wezen van zijn gestalte, nergens zo rijk een kunstenaarsnatuur. Toch moesten al spoedig Zola's romans en novellen het in zijn waardering afleggen tegen Zola's kritieken - Le roman expérimental, Documents littéraires, études et portraits, Les romanciers naturalistes -, bundels waarvan de lezing hem vervulden met een stemming van geluk, hem tot dusver in die mate en van die intensiteit onbekend gebleven en niet voor mogelijk gehouden.

De Zola van de kritieken werd voor hem het prototype van een man, van een echte mannenziel, zo vrij, zo hoog, zo fier. Daar hij zich zelf ook ‘erg’ een mens van zijn tijd voelde en daar hij de aarde om zich heen verschrikkelijk liefhad, won hem ook zo zeer voor Zola het feit dat deze zijn eigen tijd prees boven vervlogen eeuwen, dat hij bij uitstek een modern mens was en dat zijn ziel - in de schatting van zijn jonge bewonderaar - ‘de levensadem, de kern zelf van onze tijd in zijn innigste wezen, en zijn meest grootsche openbaring’ was.

In 1883, op het tijdstip dat de novellenbundel Le capitaine Burle verscheen, had Karel's hartstocht voor Zola zijn eerste toppunt bereikt en daarmee zijn eerste grote phase, ‘dien érgsten liefdetijd’: ‘een jongensliefde, een kalverenliefde, de smoorlijke verliefdheid van een eenzaam wonenden jongenheer voor de dochter van de boerenhofstede van-een-kwartiertje-verder’,Ga naar voetnoot1 volledig

[pagina 364]
[p. 364]

doorgemaakt. In Januari van dit jaar werkte hij nu hard aan een artikel Zola, novellist, waarvoor hij zijn vereerde Meester, blijkens de eerste hierachter afgedrukte brief, om een inlichting vroeg. Hij hoopte zijn opstel geplaatst te krijgen in het tijdschrift Nederland, maar H.J. Schimmel zond het hem op 15 Maart 1883 terug omdat deze bijdrage te veel een panegyriek was en te weinig een beredeneerde kritiek.Ga naar voetnoot1 Bij herlezing van zijn stuk, in 1885, viel het Van Deyssel zelf ook erg tegen, en hij hield het danook voorgoed in portefeuille.

Kort na Van Deyssel's artikel over Au Bonheur des Dames, in De Amsterdammer van 6 Mei 1883, brak een tijdperk aan van volslagen geestesluiheid. Hij las en schreef bijna niets meer en hij verloor Zola geheel uit het oog. Wel droeg hij in Maart '84 nog aan De Amsterdammer een bespreking bij van La joie de vivre, maar in zijn eigen schatting was dit ‘een flauw stukjen’. Niets van zijn literair vermogen - hij ging er zelfs aan twijfelen of dit wel ooit bestaan had - wilde terugkomen. Zijn geest bleef maar, zoals hij diens toestand zelf kenschetste, voortluieren. Eerst in het najaar van 1884 ging hij weer ‘aan de literatuur’.

 

De tweede hier afgedrukte brief behelst een woord van dank voor het schrijven dat een overdruk van Van Deyssel's vermaard geworden stuk over La Terre [in De Nieuwe Gids III, 1888 I, 434 e.v.] begeleidde. Drie dagen later kon Emile Zola de Hagenaar Jac. van Santen Kolff, die zich de moeite had gegeven Van Deyssel's opstel te vertalen, bedanken als volgt: ‘Combien de vous remercier de la traduction si intéressante que vous m'envoyez! M. Alberdingk Thijm m'écrit dernièrement, en m'envoyant son étude, tirée à part, en une plaquette. Je l'enai remercié. Mais, dans mon ignorance du hollandais, je ne me doutais Je l'en ai remercié. Mais, dans mon ignorance du hollandais, je ne me doutais que je nes les accepte pas tous. J'en suis pourtant profondément touché, car je sens cette exaltation sincère. Vous ne pouviez me causer une plus grande joie qu'en traduisant ces pages si débondantes de sympathie. Merci, merci encore!’Ga naar voetnoot2 Veel waarde hechtte Van Deyssel niet aan deze brieven. ‘Ik heb ook een brief van Zola gekregen over mijn stuk’, zo vertelde hij, in een brief van 10 Maart 1888 aan Willem Kloos, ‘en ik heb er nog een van vroeger ook. Maar ik beschouw dat als dingen om plezierig aan te denken en óver te lezen aan het theeuurtje, en die met de literatuur niets te maken hebben’.Ga naar voetnoot3

[pagina 365]
[p. 365]

De derde brief, tenslotte, is een hoffelijke doch afwijzende beschikking op een verzoek van Van Deyssel om geholpen te worden met een, op dat ogenblik, niet onmiddellijk uit zijn eigen fondsen te realiseren, zeker bedrag.

I

Médan, 6 février '83.

Monsieur,

 

Laissez-moi vous remercier d'abord de votre bonne sympathie littéraire. Ce sont les cris comme le vôtre, ces cris d'amitié vraie et désintéressée, qui me soutiennent dans ma bataille.

Vous me demandez mes premiers romans. Il n'y en a que deux, qui sont épuisés: Les Mystères de Marseille et Le voeu d'une morte. Je voudrais vous les envoyer que je ne le pourrais pas, car je n'en ai pas moi-même d'exemplaires. Mais ils n'ont aucune valeur, et le mieux est encore de les négliger.

Si vous avez les Contes à Ninon, la Confession de Claude, Thérèse Raquin et Madeleine Férat, vous possèdez en somme tous mes premiers livres. - Ce que je vous conseille de lire, si ce n'est déjà fait, c'est le volume de Paul Alexis: Emile Zola, note d'un ami, où vous me trouverez tout entier.

Merci encore, et bon courage, puisque vous combattez si courageusement le bon combat de la vérité.

Votre bien dévoué et bien reconnaissant,

Emile Zola.

II

Paris, 2 mars '88.

Monsieur,

Merci mille fois de votre lettre si enthousiaste. Elle me touche profondément, et mon grand regret est de ne pouvoir lire votre étude, car ce que vous m'en dites me donne le vif désir de la connaitre. Nous sommes des ignorants en France, je suis certain que, dans mon entourage, je ne trouverais pas une seule personne sachant le hollandais.

Tout en mettant les trops gros éloges de côté, je vois que vous m'avez lu comme je désire l'être, avec un souci de l'ensemble et l'intelligence de l'au-delà de mes livres. Je ne trouve guère encore qu'à l'étranger ce bon vouloir de me comprendre.

Ici, on en reste aux plaisanteries faciles et aux attaques systématiques.

Merci donc, et du fond du coeur. Ce sont les lettres comme la vôtre qui souvent me donnent du courage.

Cordialement à vous.

Emile Zola.

[pagina 366]
[p. 366]

III

Médan, 9 sept. '89.

Monsieur et cher confrère,

Je regrette bien vivement votre demande, car il m'est impossible de l'accueillir. Il y a ici de grandes infortunes littéraires à soulager, et j'ai moi-même de lourdes charges. Ne mettez pas ces questions d'argent dans vos rapports d'écrivain à écrivain. J'ai été plus malheureux que vous ne le serez jamais, et j'ai lutté, je me suis fait employé, j'ai vaincu, sans aucune aide.

Courage donc, et croyez quand-même à toutes mes sympathies.

 

Emile Zola.

voetnoot1
L. van Deyssel Prozastukken, A'dam 1895, 163.
voetnoot1
Van Deyssel's eerste bespreking van een roman door Zola was die van Pot-Bouille, in het weekblad De Amsterdammer van 7 Mei 1882.
voetnoot2
De collectie door J. van Santen Kolff van Emile Zola ontvangen brieven werd gedeeltelijk gepubliceerd in De Nieuwe Gids, 1931 I.
voetnoot3
Dr. F. Jansonius Lodewijk van Deyssel, Lochem z.j. [Mei 1954], 61.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Harry G.M. Prick

  • Emile Zola


datums

  • 6 februari 1883

  • 2 maart 1888

  • 9 september 1889