Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Roeping. Jaargang 36 (1960-1961)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Roeping. Jaargang 36

(1960-1961)– [tijdschrift] Roeping–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 655]
[p. 655]

Journaal

TEGENBOSCH - Als het aantal roepingen voor de religieuze staat afneemt, wijt men dat het armetierig religieuze leven. Als de huwelijksbeleving problematisch wordt, hetzelfde. Als het openbare leven alleen nog maar een profane gestalte kent, hetzelfde. Als jong en oud tekenen vertoont van iets dat ‘materialisme’ heet, wat dat dan ook weze, wederom hetzelfde: het religieuze leven is armetierig. En de remedie is dan: het religieuze leven voeden. Wat bedoelt men daarmee? Men bedoelt daarmee: bidden bij opstaan en slapen gaan, vóór en na tafel - óók in het restaurant, de trein, in alle gezelschap, geneer u toch niet -, de mis bijwonen, sakramenten ontvangen.

Zullen we dat dan maar gaan doen? Het kost enige inspanning en het schijnt niet erg attraktief, maar als het nu zo'n middel is waarmee alle pijn gestild en alle ziekten genezen wordt. Dan ziet niemand in waarom het niet zou moeten gebeuren.

Waarom komen zo weinig mensen, die toch echt wel het beste willen, met welke levensstaat dan ook en met geheel het openbare leven, waarom komen er zo weinig toe om nog eens dat paardemiddel van gebed en mis en sakramenten te gebruiken. Toch zeker niet omdat we allemaal eigenlijk niet het beste willen met levensstaat en openbaar leven. En toch zeker evenmin omdat we voor het merendeel zulke slapjannen zijn, dat we een medicijn afslaan omdat ze vies van smaak is.

Misschien wel omdat het voorgestelde middel helemaal het middel niet is. Niets tegen gebed, mis en sakramenten. Maar wel de vraag of de voorgestelde gebed, mis en sakramenten de eigenlijke zijn. Ze worden voorgesteld als de dingen die men doet, die men wil en doet, en die nadat zij gedaan zijn ook gedaan zijn. Ze worden voorgesteld als de prestaties die tegenover nalatigheden staan: er hoort slechts een handgreep toe en wat ontbrak gaat verschijnen.

Als wij de gebeden, missen, sakramenten konden bewerken, die echt zijn wat ze zijn moeten, was er geen armetierig religieus leven meer, dat is duidelijk. Maar mis, gebed en sakrament zijn geen middelen voor zo'n leven, ze zijn op een bepaalde manier dat leven zelf.

Waarom het religieus leven verschrompeld is, moet niet geweten worden aan genoemde nalatigheden. Het religieuze leven is verschrompeld, omdat onder meer door de officiële bevorderaars van gebed, mis en sakramenten eerst het religieuze van het leven is afgescheiden. Omdat al wat wij als echt tot het leven behorend beschouwen, niet religieus gezien kon worden, daarom is het religieuze leven verschrompeld. Dat zal weer mogelijk worden, niet door mis, gebed en sakramenten, maar door erotiek, leek-zijn, zelfstandig oordeel, vrij wetenschappelijk onderzoek, autorijden en in het algemeen: hartelijk genieten.

 

VERHOEVEN - In de meeste gevallen is het moeilijker niet in iets te geloven dan er wel in te geloven. Ik geloof niet, dat geloven zo moeilijk is. Het geloof is wat gegeven is of het is er niet; het laat de dingen intact. Een ‘moeilijk’ geloof, dat op te steigeren heeft tegen allerlei problemen, is al een gemaskeerde scepsis. Recht moeilijk is pas het kloeke ongeloof, dat zonder meer een stuk van de wereld tot onzin verklaart. En het is moeilijker naargelang men meer vitaal is en meer van de wereld houdt.

Mijn ongeloof in de poëzie bv. wordt daardoor bijna tot een anti-poëzie, een vervanging van de poëzie, waar ik niet aan geloof. Of laat ik zeggen: de poëzie, waarin ik geloof is de poëzie, die niet of nauwelijks in zich zelf gelooft, de poëzie met ingebouwde scepsis of zelfs parodie. De ware poëzie spot met de poëzie, zoals volgens Pascal de ware moraal met de moraal spot. Een dichter die helemaal serieus is, kan ik niet helemaal au

[pagina 656]
[p. 656]

sérieux nemen. Ik vind Heine hier en daar verscheurend mooi, omdat hij zo schurkachtig onpoëtisch is, maar die ziener van een Hölderlin kan ik niet gelezen krijgen.

Poëzie, lyriek althans, is de emotie om de onmogelijkheid van de poëzie. Zij ontstaat daar, waar zij op het punt staat te verdwijnen. Dit blijkt o.a. ook hieruit, dat de poëzie steeds meer zich zelf tot object heeft. Van alle literaire genres die de oudheid kende, bestaat praktisch alleen de lyriek nog en dan nog in een geheel andere vorm. Want zij krijgt steeds minder wereld, totdat zij geheel in zich zelf opgaat en poëtiek wordt.

Ergens worstelt een dichter met de poëzie, hij wil haar zo graag behouden. En hier zit ik; ik wil haar zo graag kwijt. Of wij nu antipoden of verwante zielen zijn, beide houden wij de poëzie vast boven de afgrond van het niets.

 

WOLKEN - De meest balorige flut die Mulisch tot dusver geleverd heeft, is zijn ‘avantgardistische’ eenakter De Knop. Ik heb er twee-vijftig aan weggegooid, maar het is beter dan een recensie-exemplaar-met-verplichting-tot-diep-nadenken. ‘De knop’ is een knop die een wereldvernietigende apparatuur in werking kan stellen. De voornaamste funktie die de atoombom in Nederland thans metterdaad heeft, is die van uitsmijter in litteraire gezelschappen. Iedere estetiek, iedere specialistisch wetenschappelijke belangstelling, ieder vermaak in lekker eten of drinken, ieder bescheiden bericht over geluk door liefde, door kinderen, door muziek of lektuur, wordt verpletterd met ‘kortzichtigheid’, ‘egoïsme’, ten overstaan van de atoombom.

Lieden die overigens geen enkele moraal meer van belang achten, worden zelf hiermee de grofste soort moralisten die maar denkbaar is, een soort al-verwijters die met hun objekt, de medemens, bizonder gauw klaar zijn. Vinkenoog heb ik ook een avond lang met de atoombom horen leuren. Niets is meer de moeite waard om je voor in te spannen, dat moest de konklusie zijn; wie zich wel ergens voor inspant is immoreel, want hij leidt de aandacht af.

Mulisch illustreert deze opvatting: hij heeft zich voor De Knop dan ook maar niet ingespannen. 't Is erbarmelijk slecht werk.

't Wil nog geestig zijn ook. Na een stukje gedaas over de houding van Pius XII tegenover Hitler schrijft Mulisch namelijk: ‘Maar scherts terzijde’. Hiermee heeft hij natuurlijk op 't oog, de naarstige lezer [die van 't recensie-exemplaar bv.] een kool te stoven: die zal gaan terugbladeren tot de eerste bladzijde om bedoelde scherts die hem ontgaan was vast te stellen. En hij zal die niet vinden. Maar dat is juist de mop, van Mulisch dan.

 

CALIS - Zag vanmiddag de franse film ‘Van Pearl Harbour tot Hirosjima’ met o.a. authentieke opnamen van de opleiding der zgn. ‘zelfmoordkommando's’ die vooral op het eind van de oorlog talrijke Amerikaanse schepen de grond in geboord hebben. Met stralende gezichten stonden deze Japanse jongens op het startsein te wachten, enkele uren vóór een zekere en verhoopte dood; slechts hier en daar kon men een gelaatstrek opmerken die niet geheel van een zekere tragiek vrij was. Geschokt ben ik naar huis gegaan. Wordt het leven van de individuele persoonlijkheid in het Westen niet ontstellend overschat? Of maken deze Japanners zich aan verraad aan het leven schuldig? Ik weet het niet. Ik kan er niet in berusten dat met deze 1900 jongens even zovele levens verloren zijn gegaan. Ten behoeve van een fiktie. Maar was deze fiktie voor hen geen droom van een volkomen geluk?

Plotseling besef je dat je vitaal aan de ‘wetmatigheid’ van de geschiedenis ondergeschikt kunt worden gemaakt, wanneer je je niet tot het uiterste blijft verweren. Neutraliteit zou immers medeplichtigheid betekenen. Of is ook dit een fiktie? Een fiktie die je uiteindelijk óók het leven kost, omdat je er door leeggezogen wordt? Een geciviliseerde zelfmoord?

[pagina 657]
[p. 657]

TEGENBOSCH - In het Journal van Julien Green, 29 mai 1951, een aantekening over zijn kennismaking met Sartre's Le Diable et le Bon Dieu. Er wordt gerepeteerd in het theater Antoine en Jouvet heeft de leiding. Green zegt tegen Jouvet: ‘Het is heel boeiend, maar de auteur heeft een wat eng idee omtrent christendom. En dan, je bent bij de keldermotten. Het is verschrikkelijk. Er is wel welsprekendheid in, rhetoriek’.

‘Meer rhetoriek dan welsprekendheid, zegt Jouvet. Het komt allemaal uit de hersens, niet van binnen. Hij heeft Sint Jan van het Kruis gelezen’.

‘Hij heeft misschien Sint Jan van het Kruis gelezen, maar ik geef hem een nul voor catechismus’.

En tenslotte stelt Green zich voor hoe de ouvreuses van Antoine, als het stuk van Sartre gaat, zouden moeten zeggen: ‘Hierlangs naar de vestiaire... en bij het binnengaan alle hoop laten varen, hè!’

 

WOLKEN - Het woord ‘fascisme’ betekent niets meer. De aanhangers van de Belgische regering die de politieke staking tegengingen heten fascisten, in Frankrijk heet De Gaulle evengoed als de ultrakonservatieven fascisten, de Portugese regering heet fascistisch omdat ze een moordenaar en rover de voet dwarszet; Hongaarse opstandelingen in '56 waren fascisten, Adenauer is zwaar besmet met fascisme, de Morele Herbewapening is fascistisch van opzet, Turken die de Russische wapens in de handen van de Syriërs niet konden waarderen waren fascisten, Verwoerd is een fascist wegens de rassenscheiding. Eerstdaags heten de Israëliërs fascisten, Toynbee zou dan zelf als autoriteit kunnen dienen. Misschien zijn al de genoemden wel zwaar mis. Maar het woord heeft geen redelijke inhoud meer, alleen de gevoelswaarde van een scheldwoord.

 

VERHOEVEN - Een tijdlang heb ik nogal wat bewondering gehad voor de wijze, waarop tegenwoordig door volwassenen de jeugd tegemoet wordt getreden. Ik dacht, dat het zoiets was als: hen op de wijze van de voorlopigheid betrekken in het bestaan en de aangelegenheden van de grote mensen. Men kan op die manier veel door de vingers zien wat bij volwassenen niet vergeeflijk zou zijn. Maar er zitten ook gevaren in en mijns inziens gaat men al geruime tijd te ver in het trotseren daarvan. Niet dat men de jeugdigen minder zou moeten vergeven of dat zij misbruik maken van hun bevoorrechte positie. Eerder heb ik de indruk, dat zij er langzamerhand van gaan walgen deze positie te hebben. Zij wordt hun eenvoudig opgedrongen door warenhuizen en moralisten. Hoe de naam ‘teenager’ in de wereld is gekomen, weet ik niet, maar dat een warenhuis er ‘tieners’ van gemaakt heeft, is veelzeggend. Vóór alles zijn de tieners een afzetgebied. De geboortepiek is een markt geworden. Men maakt eenvoudig van de jeugdigen een aparte klasse om daarmee een bepaalde industrie van kleding, boeken en gramofoonplaten op gang te brengen en te houden. Het is weerzinwekkend te zien hoe deze mythe van apartheid in levenswijze en behoefte wordt opgevoerd tot in het belachelijke en hoe men de teenagers benadert met de wetenschappelijke omzichtigheid waarmee men een pas ontdekte volksstam aan een ethnologisch onderzoek onderwerpt. Niets van het specifieke teenageraroma mag daarbij verloren gaan. En langzaam gaan wij in die apartheid geloven; wij gaan de tieners ethnologisch zien. Zij zijn helemaal anders dan de volwassenen, een soort marsmannetjes die komen aantreden om de wereld over te nemen van de oudjes boven de dertig. Behulpzame paters schieten toe om in allerijl een specifieke teenagermoraal ineen te timmeren. En als daarin de kreet om oprechtheid maar rauw genoeg weerklinkt, schijnt alles in orde te zijn. Die oprechtheid moet alle deugden vervangen. Ik zal mij niet uitlaten over de teenager-zielzorg, die ook al volop floreert, maar als ik preken [voor jeugdigen]

[pagina 658]
[p. 658]

zie aangekondigd onder ‘pakkende’ titels als ‘zweet jij ook wijwater?’ of ‘de Eucharistie; een maaltijd, geen kwestie van vreten, maar van gemeenschap’, dan durf ik nauwelijks oprecht zijn.

Zijn wij zover, dat wij ons schamen voor de volwassenheid en de tieners hun onrijpheid benijden - of is dat niet meer de juiste naam voor hun status? Vanwaar anders dat zielig vertoon van aanpappen en ‘begrijpen’? Welke puber voelt zich niet diep in de nek gekeken, wanneer hij zo ostentatief begrepen wordt? Men bereikt waarschijnlijk niet meer, dan dat die beminde teenagers zich door al die apartjes van het echte leven uitgesloten gaan voelen. Misschien is dat ook wel de bedoeling.

 

WOLKEN - Het enige wat niet mag bij mensen van wie verder alles mag, is: fout geweest zijn in de oorlog. De idiootste en meest perverse afdwalingen worden geaccepteeerd, alleen niet dat men, in hoe geringe mate ook, verstandhouding met de bezetter gehad heeft. Dán is iemand voorgoed maatschappelijk, artistiek, wijsgerig, onmogelijk. Goedkoper sortering van mensen is haast niet te bedenken.

 

BERNARD DELFGAAUW - Iedere katholiek, die in het openbaar spreekt of schrijft, zal zich ervan bewust moeten zijn, dat hij altijd in zekere zin de Kerk in zijn spreken of schrijven tegenwoordig stelt. Hij doet dit echter op een niet officiële wijze. Een bisschop echter doet dit steeds op een min of meer officiële wijze, ook al geeft hij nadrukkelijk zijn zienswijze als een eigen persoonlijke zienswijze. Dit geldt uiteraard in volle kracht, wanneer dit laatste niet wordt onderstreept, maar integendeel vanuit een gezagspositie wordt gesproken. Voor vele katholieken is daarom de brief van Kard. van Roey dd. 30 jan. 1961 een pijnlijk stuk.

Met warme instemming bespeuren wij - in de volledige tekst, afgedrukt in de Gazet van Antwerpen - de nadruk, die de Aartsbisschop van Mechelen legt op de plicht, die de Christen heeft overal de waarheid te zoeken, bekend te maken en te verdedigen. Er zijn echter drie met elkaar samenhangende passages in de tekst, die bevreemding wekken en zelfs verontrustend zijn.

1 Vóór de menswording van het Woord was, buiten het volk van Israël aan wie God zijn profeten en boodschappers zond, gans de mensheid gedompeld in het heidendom en de afgodendienst... In de oudheid zijn alleen enkele uitzonderlijke begenadigde geesten, namelijk bij de Grieken, Socrates, Plato, Aristoteles en hun leerlingen, ertoe gekomen een straal van de absolute waarheid te achterhalen’.

Als wel de Grieken, ‘een straal van de absolute waarheid’ opgevangen hebben, waarom dan de grote oosterse godsdiensten niet? En waarom ligt er geen religieuze waarheid in het Godsbesef van vele ‘primitieve’ volkeren?

2 ‘Ongelukkig was het aan onze moderne tijd voorbehouden de goddelijke waarheid te benevelen en weer de duisternis te verspreiden over de wereld. Hier willen wij de wazige systemen vermelden van de Duitse wijsgeren, van Kant, Hegel, Fichte, Nietzsche, die met hun filosofie, in plaats van de volkeren op hun weg voor te lichten, getracht hebben het menselijk verstand te misvormen en het licht van de waarheid te benevelen’.

Hieruit zijn dan, zegt de kardinaal, nationaal-socialisme en ‘materialistisch marxisme’ geboren. Wil men de wereld begrijpen, waarin men staat, dan zal men bij alle kritiek moeten trachten het Duitse idealisme, Marx en Nietzsche positief te begrijpen. Daaraan is door katholieke filosofen de laatste halve eeuw bizonder veel gedaan. Iedere deskundige beseft, dat er zonder Kant en Hegel geen verder filosoferen mogelijk is. Waarom wordt al dit werk in één zin gedesavoueerd?

[pagina 659]
[p. 659]

3 ‘Het is datzelfde marxisme, dat zo pas in ons land zijn waar gelaat getoond heeft, door revolutionaire stakingen uit te lokken, door aan te stoken tot oproer, door het plegen van misdadige sabotagedaden, door het geheiligd recht op arbeid te miskennen, om aldus de ekonomische en administratieve bedrijvigheid van het land volledig lam te leggen’.

Een dergelijke passus wekt verwondering: Ie omdat het marxisme bij de staking geen rechtstreekse rol heeft gespeeld; 2e omdat de kardinaal hier partij kiest op politiek terrein, wat noch onder zijn bevoegdheid noch onder zijn gezag valt; 3e omdat de kardinaal met deze tweede interventie nogmaals de katholieke arbeidersbeweging compromitteert; 4e omdat de kardinaal het recht bij voorbaat bij de heersende klasse zoekt, het onrecht bij de anderen.

Iedere katholiek bedenke, zeiden wij, dat zijn spreken of schrijven in zekere zin de Kerk tegenwoordig stelt en daarom de Kerk, dat zijn de gelovigen tezamen met de Hiërarchie, kan compromitteren. Een bisschop kan dit echter in veel sterker mate. Zijn brieven dienen er rekening mee te houden, dat zij de Kerk, d.i. dus ook alle leken, kunnen compromitteren. In deze zin is de brief van de kardinaal van 30 jan. een uiterst compromitterend stuk.

Het ei der poezie

voor Kees Verhoeven
Andante [voor omfloerste mannenstem]
 
Er ligt een ei op tafel
 
in vaste jamben welt het op
 
er ligt een ei op tafel
 
met zachte nadruk mijmer ik
 
er ligt een ei op tafel
 
het laat mijn zinnen niet meer los
 
er ligt een ei op tafel
 
het hamert hemels in mijn hoofd
 
er ligt een ei op tafel
Allegro [voor vochtige meisjesstem]
 
O zoete poëzie
 
gelijk een ei op tafel
 
ik weet niet meer ik zie niet meer
 
alleen een ei op tafel
 
o mocht mijn taal zo gaaf zijn
 
o mocht mijn vers zo braaf zijn
 
als zulk een ei op tafel
Air [voor frisse kinderstem]
 
Kees daar ligt een ei op tafel
 
Kees daar ligt een ei op tafel
 
Kees
[pagina 660]
[p. 660]
Largo [voor Van Dalsum]
 
O eindeloosheid van te weten
 
er ligt een ei op tafel
 
van tijd noch eeuwigheid gemeten
 
er ligt een ei op tafel
 
en van de balsum van de wonde
 
de wisse weilewafel
 
o dele dal de roze ronde
 
er ligt een ei op tafel
Meer vertellend [voor stem van tante]
 
Cornelis had een ei gebroken
 
midden op straat.
 
Hij had het eig'lijk willen koken,
 
maar hij was kwaad,
 
het dichtvuur was niet op te poken.
 
Heel delikaat
 
heeft hij zich openbaar gewroken,
 
hij wist wel raad:
 
de stukken heeft hij niet verstoken.
 
O euveldaad!
 
Weldra wordt hier de lucht geroken
 
welke ontstaat
 
als men een eitje heeft gebroken
 
en 't liggen laat.
Scherzo [voor stem van oude biechtvader]
 
ei ei

Ben Wolken


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Lambert Tegenbosch

  • Bernard Verhoeven

  • Ben Wolken

  • Piet Calis

  • Bernard Delfgaauw