Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Roeping. Jaargang 37 (1961-1962)

Informatie terzijde

Titelpagina van Roeping. Jaargang 37
Afbeelding van Roeping. Jaargang 37Toon afbeelding van titelpagina van Roeping. Jaargang 37

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Roeping. Jaargang 37

(1961-1962)– [tijdschrift] Roeping–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 419]
[p. 419]

Journaal

VERHOEVEN: Waarschijnlijk moet de man, die bevoegd is om het Menselijk Lichaam van prof. dr. J. van den Berg te beoordelen, nog geboren worden - en een zeer speciale opleiding volgen. Voorlopig zal ieder, die zich op dit omvangrijke geschrift werpt, er wel een stukje af kluiven, dat zij toevallig zelf kan verteren. Zulke stukjes kunnen gevonden worden door kunsthistorici, filosofen, theologen, filologen, anatomen, astronomen, psychologen, schilders, fotografen en badmeesters, om maar enkele groepen te noemen. Het is een verpletterend boek, waar wel niemand raad mee zal weten en dat, merkwaardig genoeg, toch iedereen gelezen zal willen hebben. En het leest zo heerlijk; het leest als een roman, zegt men dan. Ik voor mij heb het voorlopig ook maar als een roman gelezen en het dus even serieus in me opgenomen als je een moderne roman behoort op te nemen. Je kunt er wat van leren. Wat ik nu precies van dit boek met de vele jaartallen geleerd heb, zou ik moeilijk kunnen zeggen. Maar ik zou het toch niet willen missen. Het heeft me, geloof ik, meer ontvankeijk gemaakt voor de eigenaardige diepten van het historisch gebeuren. Er komt meer reliëf in de blinde massa verleden achter ons. Niet alleen veet de auteur heel schrander allerlei verbanden e leggen - daarvoor is hij medicus - maar wat het meest beangstigt in de geschiedenis zelf, haar villekeur, wordt door zijn ogen gezien veel neer intelligibel dan door de lectuur van histoische monografieën. De metabletische benadering an het menselijk lichaam en van de mens wordt hier op geniale wijze aangepakt; dit grote woord s hier niet misplaatst, dunkt me. Uit de immense rabbelton van de geschiedenis weet de auteur elkens weer die feiten te voorschijn te halen, die, ondom een bepaald jaartal gedrapeerd, zijn these ver het verlaten lichaam toelichten. Maar stel u, dat iemand alle feiten uit die grabbelton recies kende en verder even knap was als Van den Berg, zou hij dan niet met heel andere feiten om heel ander jaartallen heen een heel andere these kunnen opbouwen? Anders gezegd: hoeveel willekeur moet de geschiedenis gelaten worden, wil haar intelligibiliteit niet verdacht worden van kunstmatigheid? Dat is een vraag, die moeilijk te beantwoorden is en die voortdurend de lectuur van dit boek vergalt. Want waarom is het feit, dat Monet een bootje schilderde in een bepaald jaar en Cézanne een glas wel revelant van metabletisch standpunt en niet dat Piet Jansen een nieuwe zaak begon of zijn nek brak? Het boek laat zich gemakkelijk parodiéren. Het is al te duidelijk dat de schrijver met een vooropgezet doel naar passende feiten heeft gezocht en heeft laten zoeken, zodat het effect soms inderdaad gezocht lijkt. Historiografisch zal dat wel niet helemaal in orde zijn, maar het is ongetwijfeld waar, dat zonder dit vooropgezette doel, zonder een op de feiten vooruitlopende en de feiten gulzig anticiperende en accaparerende visie dit boek geheel waardeloos zou zijn, ook historisch. Misschien is het juist daarom zo interessant, wat verder de kwaliteiten ervan ook mogen zijn.

 

TEGENBOSCH: Wij hebben op de hei een hazenschedeltje gevonden. Paul, die altijd alles ziet wat tussen gras schuilt en in de takken van de bomen en die dan ook best uit een geslacht van woudlopers gesproten had kunnen zijn, Paul had het ontdekt. Hij stond verwonderd en zonder zijn gewone woudlopersrumoer. Zijn vraag wat dit nu was, met vingers die niet aan willen raken, het schedeltje ver vóór zich houdend en de ogen gefascineerd, zijn vraag klonk zo afwerend, alsof hij al wist dat dit het restant van iets levends was en al wist dat het zo niet hoort. Ik droeg verhalen voor van jagers en strikken. Ik kweet me nogal goed van de plicht: het hele jachtleven dreigde kleur te krijgen. Want ik moest hem toch op-

[pagina 420]
[p. 420]

voedenderwijs over zijn angst heen helpen, en ik maakte van de jagers heroën waarvan ik hoopte dat ze hem aan zouden spreken. Maar voor mezelf hoedde ik koesterend de mogelijkheid, dat ergens in dit land een hazenleven nog helemaal ongestoord uitgeleefd zou kunnen worden. Een haas met een onbekommerde oude dag. Een gelukkige haas die de hagel en strikken van alle jagers te snel af is geweest. Maar dan tenslotte natuurlijk toch in het mos valt en door regen en wind wordt kaalgevreten. Dan neemt een kind het schedeltje mee op wat mos, legt alles thuis in een schoendoos en maakt er een rariteitje van.

 

WOLKEN: Dingen die men hoe langer hoe meer ziet in het hedendaags toneel:

- langzaam komt het licht op, langzaam wordt het gedempt;

- muziek verbindt wat woord noch handeling verbinden (achtergrondmuziek, lekkere, zachtzinnige muziek);

- het dekor boeit wanneer woord noch handeling leven;

- regisseurs, toneelmeesters en -knechten, lieden kwasi uit het publiek, verschijnen ten tonele; spelers richten zich tot het publiek, zomaar, ineens; - er wordt uitvoerig gevloekt;

- men is niet meer lyrisch in zijn bewoordingen, om de dooie dood niet, want dat kun je niet gebruiken in de speelstijl; in plaats daarvan de ‘knappe’ understatements aan de lopende band; men zegt ‘moet je nog een kopje koffie’ op een manier waar een wereld van weedom in besloten ligt.

Kortom, de schrijver zit elk ogenblik, niet wetend wat te beginnen, te knipogen tegen de intelligenten onder zijn publiek. Het vernuft vervangt het gemoed, ondanks alles wat er over de ‘eerlijkheid’ van het avant-gardistisch toneel beweerd wordt. Alle genoemde verschijnselen zijn onder één hoofd te vangen: flauwe kul.

Toch zal het toneel alleen blijven leven als het zijn voorsprong van eenvoud behoudt op film en televisie. Woord en handeling, meer niet, geen neven-effekten. De lijfelijke aanwezigheid van mensen, die schijnen te geloven wat ze zeggen.

VERHOEVEN: Ik moet altijd lachen om dirigenten, een beetje zenuwachtig wel en gegeneerd, maar toch uit het diepste van mijn ziel. Dat komt waarschijnlijk voort uit mijn onkunde inzake muziek. Als je de dingen technisch kunt bezien, verbaas je je er niet meer over en hoef je ook niet te lachen. Maar ik zie nauwelijks enig verband tussen hetgeen die zwoeger daar voor op het podium wrocht en datgene wat het koor of orkest ten gehore brengt. Toch moet dat verband zeer nauw zijn. Maar als je het niet ziet, dan is de dirigent een komische figuur en dirigeren de zuiverste vorm van gek doen. Ik ken mensen, vooral heel jonge, die ten bewijze van opperste levensvreugde of misschien wel melancholie op de grond gaan liggen spartelen en daarbij de meest uitzinnige kreten uitstoten. Ik begrijp dit: zij protesteren ertegen au sérieux genomen te worden dwz. serieproduct te zijn; zij bevrijden zich van de ‘Verfallenheit an die Welt’. Groter zal ongetwijfeld het aantal dergenen zijn, die zich in deze situatie gedrongen voelen een denkbeeldig koor of orkest te gaan dirigeren. En bijna iedereen, die in lichtelijk beschonken toestand muziek hoort, gaat dirigeren. Dit is meer dan een motorisch beleven van de muziek, zoals muziek trouwens meer is dan een appél op de motoriek. Het is een poging om creatief in te grijpen in het tot stand komen van de muziek. Want menig man droomt ervan een dirigent te zijn en deze mimische worsteling met de stomheid van de materie aan te gaan, die uitloopt op een zo klinkende overwinning. De dirigent is een tovenaar, die zijn wil oplegt aan de wereld. Zich bewust van zijn superioriteit, zo droomt men zich, betreedt hij met kwieke, veerkrachtige tred het podium, gooit de markante vogelkop met de scherpe neus in de nek en zet onmiddellijk in. Zijn gebaren zijn machtige imperatieven, vooral in het begin. Maar het kan gebeuren - bij liederentafels is dat wanneer de tenoren gaan gillen en de bassen gaan blaffen - dat hij dreigt te verzinken in hetgeen hij heeft opgeroepen. Dan wordt zijn gebaar bezwerend, sussend, hij knijpt de ogen dicht en brengt de hand naar voor de mond, alsof hij pijnlijk getroffen was. Niets ontgaat deze tot het uiterste gespannen kunstenaar.

[pagina 421]
[p. 421]

Zijn blik priemt visionair naar de achterste rijen, waar het nog niet helemaal naar zijn zin is en zijn rug kromt zich onder de inspanning, zodat de panden van zijn jas als een kraaienstaart achteruit steken. Is het gevaar bezworen, dan kunnen zijn leeuwenmanen weer vervaarlijk beginnen te wapperen en tegen het hoogtepunt roert hij met zijn handen in een imaginaire brij, die elk moment dreigt te stollen; hij zakt daarbij af en toe even door de knieën om een nieuwe aanloop te nemen en men kan dan tussen 's mans broekspijpen doorkijken. Dat zijn onvergetelijke momenten. Nee, dat is niet zo maar gek doen. Hier wordt de geboorte van het kunstwerk in al zijn fasen gedramatiseerd. Dat mag, dat moet en dat is juist het fijne ervan. Zo maar gek doen mag niet. Maar de vervoerende pathetiek van Beethovens Vijfde te voorschijn zwiepen, stampen en dansen, dat mag niet alleen, het is nog cultureel ook. De dirigent mag wat menigeen zou willen. Hij is een mythe, zoals Adam, Oedipus en Napoleon. Maar hij heet Piet en dat is zo grappig. Want Piet is een gewone jongen en mag niet gek doen.

 

RAMING: Nederlandse letterkundigen, 53 in getal, hebben een brief aan onze regering en de leden van de Eerste en Tweede Kamer gestuurd teneinde ‘hun diepe bezorgdheid te uiten over de ontwikkeling en beproeving der kernwapens door de vier grote mogendheden’. De aanhaling toont aan dat de opstellers van het epistel de geijkte stijl goed te pakken hebben en dat zij in hun idee van ‘de vier grote mogendheden’ een aandoenlijk atavisme handhaven. De rest van de brief is navenant, d.w.z. men slaakt de bekende beschaafd-ethische verzuchtingen, brengt deze zinrijk in verband met de status van de letterkundige als kultuurdrager, en legt zich er bij bij voorbaat bij neer dat deze uiting van diepe bezorgdheid één van de vele zal zijn waarmee de weg naar de hel wordt geplaveid. Onthullend is de zinsnede waarin ondertekenaars er bij geadresseerden op aandringen dat zij ‘in hun desbetreffende beraadslagingen’ zich niet enkel zullen ‘laten leiden door politieke overwegingen, maar door de wijsheid welke de toestand vereist’. Als vanzelfsprekend wordt dus aangenomen dat ‘politieke overwegingen’ en ‘wijsheid welke de toestand vereist’ zo ongeveer elkaars tegengestelden zijn. De politici hebben het ernaar gemaakt, zal men zeggen. Maar als dat zo is dienen zij anders te worden aangesproken dan in dit schrijven door onze brave letterkundigen. Regering en kamerleden kunnen zich rustig in hun politieke overwegingen blijven inkapselen, wetend dat zij van deze 53 niets te vrezen hebben.

A la japonaise

 
Op grote vellen japans papier
 
schreef hij kleine japanse gedichten
 
een preuts penseel
 
een houten gezicht
 
over de oude tekens
 
dag na dag en jaar na jaar
 
 
 
nachtegaal en pruimebloesem
 
bleven hem lief en lichtzinnig eigen
 
o lente klein zwak zoet zwak
 
voelbaar tot in mijn soepele handen
 
stuur ik die of sturen die mij
 
tot het volmaakte gedicht
 
 
 
Niet dat hij heel de dag bezig was
 
in zijn verdere uren was hij sadist
 
met soepele handen
 
en houten gezicht.
 
 
 
Ben Wolken


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Bernard Verhoeven

  • Lambert Tegenbosch

  • Ben Wolken

  • Clemens Raming