Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Roeping. Jaargang 38 (1962-1963)

Informatie terzijde

Titelpagina van Roeping. Jaargang 38
Afbeelding van Roeping. Jaargang 38Toon afbeelding van titelpagina van Roeping. Jaargang 38

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Roeping. Jaargang 38

(1962-1963)– [tijdschrift] Roeping–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 299]
[p. 299]

Journaal

TEGENBOSCH: Wij hoeven niet alleen het politiek haalbare voor te staan en te bepleiten. Er moeten mensen zijn die ook het zogenaamd niet-haalbare gehaald willen zien. En dan kan het gebeuren, dat er op korte termijn - korter, denk ik, naarmate de argumenten van zulke profeten klemmender zijn, zodat het voor in de toekomst geïnteresseerden wijs is nu reeds méér op hun argumenten dan op praktische haalbaarheid te letten - dan kan het gebeuren, dat er op korte termijn niets anders meer haalbaar is als het tot voor kort onhaalbare. Een halve eeuw geleden was anti-kolonialisme nog niet veel meer als een stokpaardje voor rooie revolutionairen.

Een kwart eeuw geleden was een vredelievende gezindheid tegenover andersdenkenden nog niet anders als verraad aan het eigen geloof. Twee jaar geleden was een journalistieke, half bedekte bespreking van de kwestie-Duynstee voldoende om ogenblikkelijk vanwege de bisschop van 's-Hertogenbosch een openlijke afstraffing te bekomen: omdat de journalist sprak over dingen waarvan hij niet op de hoogte kon zijn - maar heel Nederland was er van op de hoogte, gebaarde alleen maar van niet, omdat het hoge kerkelijke wachtwoord dat gebood - en zo werd het officieel bijna niet waar, dat Duynstee gemaltraiteerd werd. Maar nu zijn we dan al zo ver, dat de hele vaderlandse pers zich flink te weer stelt. Dat is niet zozeer moedig van die pers, want moed is geen deugd die door de pers wordt nagestreefd; die wil slechts prudent zijn en bedoelt: zich aan geen koud water branden. De pers wordt nu echter gedwongen: het twee jaar geleden in de kwestie-Duynstee nog onhaalbare is vandaag schijnbaar spontaan onder ons aanwezig. Het inzicht namelijk dat, wát Kerk ook zij, ze geen politiestaat kan zijn.

 

RAMING: Aan de gelovigen is het parool uitgegeven de goede afloop van de kwestie Van Kilsdonk niet in gevaar te brengen door zich al te hard te roeren. Nu klinkt zo'n oproep in een situatie als deze zó geijkt dat ik bij voorbaat geneigd ben ze met skepsis te aanhoren. Wanneer iedereen zich altijd aan zulke wachtwoorden gehouden had, zou dan de toestand van de Kerk, er nu zo veel gunstiger uitzien?

Toch zou het niet fair zijn het vermaan de deur te wijzen vanwege de dubieuze papieren van een aantal voorgangers. Laten we het dus op zijn eigen waarde proberen te schatten.

Er lijkt eigenlijk heel wat voor te zeggen.

Wanneer er rebelse taal gesproken gaat worden zal het H. Officie wellicht met beide handen de gelegenheid aangrijpen om de ketterse neigingen van die eigengereide noorderlingen eens goed te beteugelen. De kwestie Van Kilsdonk zou dan tot een prestigezaak worden gemaakt. De funeste gevolgen laten zich raden. Waarom zich dit risiko onnodig op de hals halen? Het staat immers wel vast dat de geest van Ottaviani c.s. haar langste tijd heeft gehad. Wanneer dit Concilie er nog niet kompleet mee afrekent, dan zeker het volgende.

En wie weet dat de tijd in zijn voordeel werkt, hoeft de zaken niet op de spits te drijven. Doen wij niet onverstandig wanneer wij het de Kerk moeilijk maken zonder veel averij tussen de laatste integralistische klippen door te laveren? Ja, daar schijnt veel voor te zeggen. De gedachtengang lijkt onweerstaanbaar redelijk. Toch merk ik dat ze me niet overtuigt, en uiteindelijk zelfs wezenloos blijft. Heeft Christus ons dit soort redelijkheid aangeprezen of voorgeleefd? Ik heb de indruk dat ik hier óf in de redelijkheid geloven kan óf in de Kerk, maar niet in beide.

Vandaag redden wij pater Van Kilsdonk. Morgen tuimelt een ander, die niet de steun krijgt van de publieke opinie, of wiens bisschop gedweeër is.

Of misschien is het zijn bisschop zelf die autoritair met sankties strooit. Het is voor het

[pagina 300]
[p. 300]

slachtoffer een schrale troost te weten dat over twintig jaar zulke dingen in de Kerk wel tot het verleden zullen behoren. - Kijken wij naar de tegenpartij: Ottaviani is ook een katholiek. Gaat het aan een groep mede-gelovigen als onverbeterlijke die-hards af te schrijven, die men om der lieve vrede wille nog maar een tijdje moet dulden? Als we werkelijk menen dat deze mensen zo'n verwrongen kijk op de Kerk hebben, is het dan niet christelijk hun dat voor te houden? Natuurlijk, er is de theologische diskussie. Het tekort daarvan is, bij al haar noodzakelijkheid, dat zij kontroversen in tegenstellingen-in-formules omzet. Waarschijnlijk wordt er af en toe achter de schermen een hartiger woord gewisseld. De gelovigen hebben daar blijkbaar niets mee te maken. Maar Paulus getuigt dat hij Petrus openlijk aanklaagde toen deze uit vrees voor de christenen uit het jodendom de heidenen wilde dwingen tot de joodse levenswijze. We vinden onze bisschoppen flink omdat zij een bevel van het H. Officie naast zich neerleggen. Wij prijzen kardinaal Alfrink omdat hij de kritiek van pater Van Kilsdonk in zijn essentie heeft gerechtvaardigd. Wij hoeven naar de houding van onze bisschoppen tegenover Curiale ketterjagerij echt niet te gissen. En toch heb ik het gevoel dat er aan die houding iets wezenlijks ontbreekt. Laten blijken waar men staat is anders als uitspreken waar men staat, wezenlijk anders wanneer het gaat om het spreken in de Kerk. Want het woord in de Kerk, ik bedoel het woord dat de Kerk tegenwoordig stelt, is de getuigenis. Het klinkt eigengereid, maar ik vind dat de bisschoppen zoiets hadden moeten zeggen als wij gezegd hebben.

 

VERHOEVEN: Er was enige tijd geleden een klein grapje in omloop, dat ongeveer als volgt ging. Een aantal dames van middelbare leeftijd, allemaal echtgenoten van hooggeplaatste ambtenaren, zaten bijeen en wisselden confidenties uit. Een zei er fluisterend tegen haar buurvrouw: Mijn man is onlangs impotent geworden. Waarop de ander, bijna jaloers, vroeg: Is dat nog hoger dan referendaris? Ik vind dit verhaal een mooie aanloop voor een kleine meditatie over het verband, dat er eventueel zou kunnen bestaan tussen sexuele impotentie en politieke bedrijvigheid. Met dit laatste bedoel ik dan niet het staatsmanschap in grote stijl, maar meer het fijnere konkel-werk van lieden, die van alle onbelangrijke détails op de hoogte zijn en achter de schermen ijverig in de weer zijn om alles te regelen naar hun minuscule inzichtjes. Zo heel veel feiten kan ik niet te berde brengen om te bewijzen, dat het genoemde verband inderdaad bestaat. Maar er zijn enkele aanwijzingen. Het verhaal hierboven is er een van; het zou geen goede grap zijn, als er helemaal niets van waar was. Dan is er het kapitale historische feit, dat de eunuchen van de Oosterse hoven een enorme politieke activiteit aan de dag gelegd hebben; het zijn de konkelaars bij uitstek. En het is moeilijk aan te nemen, dat hun fysiologische toestand en daarmee de beperktheid van hun driftenleven niet van invloed geweest zou zijn op de keuze van juist deze compensatie. Men vergete niet, dat het woord potentie ‘macht’ betekent en dat bijgevolg de impotentie op het ene terrein gemakkelijk naar een tegenwicht zoekt in macht op een ander terrein. Een kleinigheid, die in dezelfde richting wijst, is het feit, dat onder degenen, die op deze manier naar politieke macht streven, het aantal seniele personen vrij wat groter is dan onder de Don Juans. Jeugd betekent voor heel wat mensen zonder meer een aversie van alle politieke bedrijvigheid, zeker van dit kleine tyrannieke gedoe. Totalitaire lusten worden door grijsaards op meer gedétailleerde wijze bot gevierd dan door dictators in de kracht van hun jaren. Nieuwsgierigheid en spionage, bedrog en gekuip zijn de kleine rimpeltjes, die het gebrek aan een strakke lijn moeten verdoezelen. Alles bijeen geloof ik dat het grapje wel wat te betekenen heeft. Als we nu ook nog konden of mochten vaststellen, dat onder ongehuwden, speciaal onder hen die krachtens gelofte ongehuwd blijven, als nonnen en paters, de politieke bedrijvigheid van dit allooi gretiger beoefend wordt dan door gehuwden, dan zouden we klaar zijn voor een volgende beschouwing, waarin een en ander wordt toegepast op recente gebeurtenissen in kerkelijke kringen.

[pagina 301]
[p. 301]

TEGENBOSCH: Geen surprise-avond of ik denk aan dat stuk van Nijhoff over de nieuwe verzenbundel van A. Roland Holst. Geen nieuwe verzen waren het, maar een bloemlezing. Fijn gedrukt, zei hij; hij roemde het papier, de letter, de band. Ik zou me niet binnen kunnen brengen op het ogenblik, wat voor karakteristiek hij van de verzen heeft gegeven. Ik bedoel: ik weet niet meer in welke ‘literatuurkundige’ termen hij die verzen heeft aangeduid, maar onvergetelijk is, dat hij ze heeft gekozen voor surprise-avond. Elders wordt het papier van de pakjes geritst, worden verzen voorgelezen die een schaterende lach teweeg brengen, maar in de kamer van Nijhoff is Nijhoff alleen. Met verzen. Hij leest elke dag verzen, maar op feestdagen herleest hij. Ik vraag me af of ik volgens het program der Angelsaksische close-reading ooit zo'n kritiek zal te lezen krijgen, een kritiek die onvergetelijk het gecritiseerde werk rang wijst, niet binnen de termen der wetenschap, maar in de kring van het bestaan. Feest en Nijhoff en A. Roland Holst zijn voorgoed samengeklonken: ik zou niet weten wat kritiek méér kan doen. Kritiek kan óók de tekst analyseren, bronnen wijzen, topen, stilistica, compositie, syntactische eigenaardigheden noemen, maar dat is het werk van de minsten der dienstbaren, nooit opwegend tegen die ene dienst die het werk voorgoed situeert in mijn leven. Stel dat Boutens van een dichter zegt, dat het een stronthommel is, dan noem ik dat kritiek. Als Van Gogh zegt, dat hij veertien dagen opgesloten wil worden met het Joodse Bruidje, dan noem ik dat kritiek. In het verguizen en loven van deze uitspraken wordt over het werk iets gezegd, waardoor het werk eerst definitief wordt. In de close-reading valt het werk lam; in schelden en prijzen blijft het dynamisch actief. De lof die Nijhoff heeft bereid voor A. Roland Holst is misschien verderop in zijn opstel gemotiveerd, maar dat motiveren moet wel stuntelen zijn gebleven vergeleken met de uitverkiezing dat hen Holst op een feestelijke avond wilde lezen: als ik immers het laatste onthoud en van de motieven me niets meer herinner.

Er is alles voor te zeggen, dat de criticus zeer belezen en zeer erudiet is; er is alles vóór, dat hij een voortreffelijk apparaat van categorieën ontwikkelt; als de supporters van de closereading het haastige gerecenseer van allerlei periodieken niet voor volwaardige kritiek willen doen gelden, hebben ze groot gelijk. Maar het eigenlijke van de kritiek komt er in hun program kaal af. Het eigenlijke is, dat de kritiek voor het werk zijn passende levensruimte schept. De close-readers dreigen alle literatuur in de wacht der schoolmeesters te slepen. In het gunstigste geval in de wacht der smaakvolle en erudiete estheten.

Het is vandaag 5 december. Geen dag om de discussie breed op te zetten. Maar het stuk van Nijhoff herdenkend, schijnt me toe, dat er wel een discussie begonnen moet worden. Sjaak Sjoer (dat is toch niet hetzelfde als ‘chaque jour’) tegen Merlijn.

 

WOLKEN: ‘De man besteedde meer aandacht aan zijn hobbies dan aan zijn gezin’. Aldus de krant. Voor de rechter stond een echtpaar, dat zijn kinderen zodanig verwaarloosde, dat een ervan stierf.

De mensen hebben geen roeping meer, alleen nog een plicht die zo vlug mogelijk afgewerkt moet worden, en dan - de hobby.

De hobby spreekt tot de mens: verlaat alles en volg mij. Enorme bedragen worden eraan besteed, eindeloos wordt erover gepraat door de liefhebbers, schaamteloos zijn de advertenties waarin we worden aangemoedigd om het duurste speelgoed-voor-volwassenen aan te schaffen; de vindingrijkheid der technici en producenten is voor een goed deel op die nog steeds toenemende behoefte aan gepruts met allerlei apparatuur gericht. Het grootste deel van wat de fabrieken van bv. elektrische apparatuur, maar ook van fototoestellen en toebehoren leveren, kan zonder schade voor de geest en het gemoed van de mensen achterwege blijven; de beschaving is er niet mee gebaat.

De triomf der onbenulligheid. Eliot heeft al voorspeld, dat de wereld zal eindigen, niet met een klap, maar met een gejank.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Lambert Tegenbosch

  • Clemens Raming

  • Bernard Verhoeven

  • Ben Wolken