Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ruimte. Jaargang 2 (1921)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ruimte. Jaargang 2
Afbeelding van Ruimte. Jaargang 2Toon afbeelding van titelpagina van Ruimte. Jaargang 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.57 MB)

Scans (139.89 MB)

ebook (4.75 MB)

XML (0.25 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie
sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ruimte. Jaargang 2

(1921)– [tijdschrift] Ruimte–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Vlaanderen en Holland

De Redaktie ontving onderstaande brief:

 

Geachte Redactie,

In het laatste nr van ‘Ruimte’ komt een Aanteekening van J. voor, over het artikel van C.K. Elout in de ‘Toorts’, getiteld ‘Twee zielen’. Het is aan den auteur dezer bijdrage, zoo hij het noodig acht om meer onmiddellijk op J's aanteekening te reageeren. Toch lijkt het mij dat hier eene kwestie in het midden gebracht wordt, die àlle Nederlanders en, als zoodanig, ook alle Vlaamingen aangaat en daarom waag ik het, U plaatsruimte te vragen voor eenige opmerkingen over het gedebatteerde onderwerp.

Het gansche streven der Vlaamsche Beweging toch is in de eerste plaats gericht tegen de, laat ons nu maar zeggen, Pirenniaansche geestesrichting, die op den grondslag der Staatkundige eenheid van België en ter versterking van deze, eene, in taal en denkwijzen, Fransche cultuur wil opbouwen, waarin onze eigene Vlaamsche aard, geestesgesteldheid en taal worden weggedoezeld. Maar aan den anderen kant, kan het toch ons doel niet zijn, om ons, ter wering van dit gevaar, op te sluiten binnen de muren van een Vlaamsch particularisme, dat helaas geen Geze11e's meer voortbrengt, en ons, door de beperking zijner gedachten en gevoelens, buiten de

[pagina 24]
[p. 24]

gemeenschap met de ook internationaal beteekenisvolle geestesstroomingen plaatsen zou. Deze gemeenschap nu is, volgens ons, alleen te bereiken door dat wij, Vlamingen, ons in geestelijk opzicht ten nauwste aansluiten bij het kernland der Nederlandsche beschaving, Noord-Nederland, waar, historisch, onder al de Nederlandschsprekende gewesten, de Nederlandsche gedachte zich het duidelijkst heeft uitgesproken en een wereldrol vervuld, en dat ook thans nog een geestelijke en politieke factor van gewicht vormt.

Daargelaten de direkte aanleiding, is een aanval als die van J. aan deze aansluiting niet bevorderlijk. Wanneer men eenmaal erkend heeft, dat de Vlaamsche Beweging niet tot rijpheid kan komen dan door het kontakt met de gedegen kultuurvormen die de Nederlandsche geest in het Noorden tot stand bracht, heeft het geen zin het goed recht der historische ontwikkeling aan te tasten, waardoor deze voortgebracht werden. Het moge waar zijn dat zekere Hollandsche kringen, tijdens de zeven- en achttiende eeuw, den economischen opbloei der Zuidelijke Nederlanden bewust hebben helpen fnuiken, deze politiek was niet gericht speciaal tegen het Nederlandsche element in het Zuiden. Zij heeft ons getroffen, maar toch uitsluitend voor zoover als ook wij een bolwerk waren gericht tegen het behoud van den eenigen Staat, waar het Nederlandsche element zijne volle ontplooiïng had bereikt. Er zat waarachtig meer achter dan het ‘zoo-maarsans-façons dichtgooien van wereldhavens’!

Ziet, er is in de nieuwere geschiedenis der Nederlandsche gewesten een enkel uitverkoren oogenblik geweest, toen de gelegenheid openstond om de verbroken Nederlandsche eenheid te herstellen, om ‘Hollanders’ en ‘Vlamingen’ tot één cultureele gemeenschap te vereenigen: het was de korte levensduur van het Koninkrijk der Nederlanden. In een lang vergeten boekje over ‘Volksgeest en Burgerzin’ (1829) heeft Mr Groen van Prinsteren deze taak, met eene meesterlijke duidelijkheid van doelstelling, toen in gansch haren omvang als de taak der Nederlandsche Regeering ontwikkeld. Maar ook hij maakt deze taak nog ondergeschikt aan de noodzakelijkheid om, zelfs als het moet met verwaarloozing van de Vlamingen, eerst en vooral te waken over het behoud in zijne gansche ‘eigendommelijkheid’ van Holland, ‘hoofdzake van het Nederlandsch beginsel’. Naar onze meening, volkomen terecht. Holland verloren, al verloren!

Het kan niet anders: daar moet onze gansche politiek aan ondergeschikt zijn. Wij willen ons niet verbergen, dat daarin ontzaglijk veel moeilijkheden schuilen. Een der grootste struikelblokken welke de geestelijke eenheid van Noord en Zuid in den weg staan en hetwelk J. eenigszins voorbarig van zich afschuift als een verschijnsel dat bijna tot het verleden zou behooren, bestaat nog in zijn vollen omvang. Wij bedoelen het ‘kalvinisme’. Niet alleen dat het nog in de laatste decenniën eene ongekend forsche herrijzenis beleefde, maar het heeft den ganschen Noord-Nederlandschen geest doortrokken en de algemeene geesteshouding die er aan ten grondslag ligt, maakt een voornaam deel uit van die Nederlandsche kultuur, waaraan wij ook Vlaanderen willen deelachtig

[pagina 25]
[p. 25]

maken. Het is juist een der moeilijkste problemen, voor welke de Vlaamsche beweging staat, om het verzoenend midden te vinden, waar eerlijke menschen van roomschen en van kalvinistischen huize kunnen samenwerken aan één zelfde Nederlandsche geestestaak.

Deze geloofsfaktor is ééne van de voornaamste redenen, welke Nederland weerhouden hebben, en weerhouden moeten, om Vlaanderen als een soort ‘irredenta’ voor Holland te beschouwen. Er zijn er meer: de plaats welke Holland en België in het Europeesche statenstelsel innemen, laat geen ruimte voor zelfs de minst avontuurlijke politiek.

Verre van ons te beweren dat Noord-Nederland geene belangstelling in het lot van Vlaanderen zou mogen aan den dag leggen. Ook staatkundig. Het internationaal rechterlijk terrein, waarop deze belangstelling zich uiten kan, wordt nauwkeurig aangegeven in een overtuigend betoog van G. Gossaert in het laatst verschenen nummer der ‘Nederlandsche Gedachten’: ‘De Internationale beteekenis der Vlaamsche Beweging’. Maar daar zijn tevens de grenzen aangeduid, welke de Hollandsche bemoeiing niet te buiten mag gaan. Overschreed het deze, Nederland zou daardoor juist in zijne Groot-Nederlandsche taak tekortschieten, daar het zich zelf in gevaar zou brengen!

Het is niet duidelijk hoé ver J. wenscht dat de Hollanders in dit opzicht zouden gaan. Wij moeten echter als onze meening uitspraken, dat wanneer uit de geestelijke betrekking die beide deelen van het Nederlandsche volk op elkander hebben, politieke plichten voortspruiten, deze wederkeerig zijn, en dat men E1out moet toegeven dat Vlaanderen in deze wel degelijk in gebreke bleef. Zijn onze passieve staatslieden scherp genoeg opgetreden tegen de anti-nederlandsche richting van de Belgische politiek? Niet alleen in zake de annexaties, maar ook het vraagstuk b.v. der Wielingen. En toch is, in het bovenomschreven verband, het volle behoud der politieke integriteit van Holland als het ware één der praemissen der Vlaamsche Beweging. Bovendien gebiedt reeds van beperkter standpunt, het primaire belang van Vlaanderen verzet tegen alle imperialistische Belgische politiek. De aktivisten zelf hebben echter in deze vraagstukken vaak een schuldige onverschilligheid aan den dag gelegd. En de Frontpartij, die nochtans op dit ogenblik in Vlaanderen's openbaar leven het palladium der eerlijke overtuiging in bewaring heeft, op het stuk der Nederlandsch-Belgische betrekkingen sprak ook zij zich nog niet met voldoende stelligheid uit.

Dankend voor de plaatsruimte,

Uw dw. dr.

J.E.C.

Bijschrift

Mijn geachte vriend uit Nederland vindt het bedenkelik dat ik het verkeerd acht de Hollandicistiese gevoeligheden te ontzien. Ik denk hierbij aan Björnsons ‘Tus-

[pagina 26]
[p. 26]

sen de Slagen’ dat, ook met bepaalde politieke bedoelingen, opgebouwd is op het betoog, dat onder mensen die een gemeenschappelike taak hebben, niets zo heilzaam is als het onbewimpeld uiteenzetten zonder doekjes erom van hun geschilpunten: een overtuiging die ik deel. C. haalt Gossaert aan, maar precies bij Gossaert vind ik de scherpste veroordeling van de Hollandse Staatkunde die men uitdenken kan: ‘Altoos helaas heeft er sedert de Middeleeuwen oppositie bestaan tusschen het Hollandsche Staatsbelang en dat van Vlaanderen. Altoos hebben wij Vlaanderen als object beschouwd en als middel ter bereiking van onze doeleinden; thans hebben wij de kans tot dit volk in eene natuurlijke verhouding te treden door het als een aan ons gelijkwaardige subject te behandelen en instede van een tegenstelling een parallelisme van belangen te scheppen.’ Ik denk haast dat voor Gossaert zelf in deze uitspraak geen zedelik oordeel besloten ligt; voor hem die zich houdt aan het Staatsegoïsme primeert de Hollandse raison d'Etat; in het spoor van Groen verkondigt hij het kalvinistiese dogma van de predestinatie van Holland; is de erkenning van onze gelijkwaardigheid wel veel meer dan een captatio benevolentiae, waar hij hoogstens een parallelisme niet een integratie van belangen aanvaardt? Holland heeft de stelling van Groen vervlakt tot eigengerechtigdheid: op een lager peil leent zij zich uitstekend tot liefdeloosheid en arrogantie. Wat is er van terecht gekomen in de Hollandse praktiese politiek? Waar is de belangstelling voor Vlaanderen bij de Hollandse regeerders en diplomaten? Onder de oorlog in volle krisis van de Vlaamse Beweging in het brandpunt van haar tweespalt paste in het kader van de Hollandse Staatkunde een Van Vollenhoven te Brussel, gewillig werktuig van de anti-Vlaamse politiek van het Comité National! Waar is de Vlaamsgezindheid van de Hollandse bourgeoisie, van het Hollandse volk? Waarde C., beter dan ikzelf kunt gij waarnemen hoe volslagen de atrophie daar is. Het is het failliet van een verkeerd opgezet beginsel, dat niet door het feit van de hegemonie van Holland gerechtvaardigd wordt. Heus, niet alleen de Vlaamse Beweging hoeft voor de Nederlandse Gedachte een goede geleider te zoeken: ook Holland, niet waar, staat wel degelik voor dat probleem? De enige uitkomst lijkt mij het onbevangen besef: dat, moge Holland leven onder een gelukkiger gesternte, Vlaanderens waarde niet is geringer; dat beiden integrerende delen zijn van Nederland, gelijkelik omvangen door onze liefde die geen pandspel toelaat; dat wij met goed en leven moeten instaan voor elkander; dat bij de ongunst der tijden het bloed zal kruipen waar het niet gaan kan; dat daarnaar onze politiek wederzijds worde ingericht. Avontuurlike politiek is onzin, hierover zijn wij het eens. Maar de verwaarlozing van 4 1/2 millioen Vlamingen is een schending van de geest en onaannemelik. Het is Holland onwaardig dat het zich daar knusjes bij neerlegt. En mocht ooit de grote Nederlandse Beproeving komen, laten wij haar niet vlieden - laat zij ons voorbereid vinden: want vervreemde saamhorigen hervinden elkaar en herrijzen samen tot ongekende sterkte in beider éne zware Bezoeking.

J.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken