Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Saksenspiegel in Nederland (1888)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Saksenspiegel in Nederland
Afbeelding van De Saksenspiegel in NederlandToon afbeelding van titelpagina van De Saksenspiegel in Nederland

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.26 MB)

Scans (19.40 MB)

ebook (3.40 MB)

XML (1.14 MB)

tekstbestand






Editeur

Barthold Jacob Lintelo de Geer van Jutphaas



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/rechtswetenschap


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Saksenspiegel in Nederland

(1888)–Anoniem Saksenspiegel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina V]
[p. V]

I.
Oudere tekst.

[pagina VII]
[p. VII]

Voorbericht.

Dat de Saksenspiegel eene plaats inneemt onder de bronnen van ons oud-vaderlandsch recht, zal wel door niemand betwijfeld worden, die zich herinnert hoe nauw het daarin beschreven recht verwant is met datgene wat bij ons als algemeen recht, nevens de bijzondere land-, stad- en dijkrechten, in de laatste helft der middeneeuwen gegolden heeft. Immers de gewoonten en voorstellingen, waaruit de rechtsgebruiken en regelen zich bij de volken van Duitschen stam vormden, waren oorspronkelijk gemeen aan alle volken van Germaanschen oorsprong, en hoe ook onder allerlei omstandigheden gedurende het verloop der tijden in bijzonderheden gewijzigd, de rechtsbeschouwingen en gebruiken behielden gedurende het geheele tijdvak der middeneeuwen bij alle stammen nog steeds de meest duidelijke kenteekenen van verwantschap, zij bleven de gemeenschappelijke grondslag waarop zich bijzondere en plaatselijke rechten en gewoonten als uitzondering of aanvulling ontwikkelden, en eerst de overwegende invloed van vreemde rechten verduisterde en verdrong ten laatste de beteekenis en kracht van het vroegere volksrecht. Geen wonder dus dat de Saksenspiegel zoo spoedig bij alle volken van Duitschen stam werd verspreid en al terstond grooten invloed verkreeg. In dit rechtsboek toch, al

[pagina VIII]
[p. VIII]

was het in de eerste plaats voor Saksen bestemd, werd het eerst het algemeene recht, zooals het in de volksovertuiging leefde en in de gerichten werd toegepast, omschreven. Naar mate dan ook in ons vaderland, vooral in het oostelijk gedeelte, nog diezelfde voorstellingen en gebruiken bestonden die in dit geschrift waren beschreven, moest het ook daar de aandacht trekken en waar de betrekking tot het Duitsche rijk het langst voortleefde, waar de vroegere rechtstoestanden het minst waren veranderd, waar de vreemde invloed nog niet was doorgedrongen, kon dit rechtsboek niet zonder invloed blijven toen het eenmaal ook daar bekend was geworden. Dat dit werkelijk het geval was, blijkt uit de bewerkingen die het daar onderging.

Reeds in de 14de eeuw was het daar in zijn oudsten vorm bekend, vóór dat het nog de talrijke bijvoegingen had verkregen waardoor het aangevuld en vermeerderd werd. Daarna kwam het rechtsboek weder in dien vermeerderden vorm en met de glosse van van Buch tot ons over en werd toen op nieuw in ons vaderland bewerkt en verspreid. Toen ik mij voorstelde dit rechtsboek, zoo als het hier te lande bekend was, uit te geven, meende ik eerst het voorbeeld van Homeyer te kunnen volgen en de beide teksten zóó te vereenigen dat de latere bijvoegingen slechts door anderen drukvorm van den oorspronkelijken tekst zouden worden onderscheiden. Weldra echter bleek dit, bij vergelijking der handschriften, onmogelijk, omdat de beide bewerkingen van den Saksenspiegel, zoowel in zijn oorspronkelijken als later in zijn vermeerderden en geglosseerden vorm, geheel van elkander onafhankelijk bleken, en zoo zeer verschilden dat ieder wel afzonderlijk moest worden uitgegeven. De bewerker der laatste schijnt de eerste zelfs niet gekend te hebben. Deze ontstond wel in Gelderland of Overijssel, de latere in Groningen of in den omtrek, eerst in Noord-Holland ontmoetten zij zich beiden.

Voor de Hollandsche bewerking van den oorspronkelijken Saksenspiegel zijn door mij drie handschriften en de afschrif ten van een vierde, door Bondam en van Wijn gemaakt, gebruikt. Dat daarbij het handschrift van de koninklijke bibliotheek in den Haag ten grondslag moest worden gelegd sprak van zelf. Dit toch is met de meeste zorg geschreven, bevat de minste schrijffouten en uitlatingen en is het meest volledig.

[pagina IX]
[p. IX]

Het is op dun perkament in 4o zeer duidelijk geschreven in twee kolommen, en niet alleen aan het begin van land- en van leenrecht door eene miniatuur teekening versierd, maar ook begint elk artikel met eene gekleurde en met goud afgezette letter, terwijl de opschriften rood zijn geschreven, wel een bewijs dat het voor een aanzienlijk heer bestemd was, die op eene sierlijke uitvoering prijs stelde. Van de vroegere bezitters blijkt echter niets, dan dat het aan van Alkemade heeft toebehoort. Ook bevat het geenerlei aanwijzing omtrent den tijd dat het geschreven werd, maar naar het schrift schijnt het tot het einde der 14de of het begin der 15de eeuw te behoren. De tekst is Hollandsch en wijst dus op het graafschap Holland of op het Nedersticht als woonplaats van den schrijver. Naar dit handschrift is de tekst afgedrukt en nimmer is er van afgeweken, ook niet om taalfouten te verbeteren, dan waar de schrijver zich duidelijk bleek verschreven te hebben en eene betere lezing in een ander handschrift werd gevonden, dan is echter de lezing van dit handschrift steeds in de noot aangegeven onder de letter A.

Zeer verwant met dit handschrift is dat hetwelk op de bibliotheek te Berlijn thans berust en vroeger aan van Wijn en de Lange van Wijngaarden toebehoorde. Deze overeenkomst niet slechts in vorm en versiering maar ook in schrift en taal deed Homeijer gissen dat beide handschriften van denzelfden schrijver zouden kunnen afkomstig zijn. Toch verschillen hier en daar de opschriften die boven de artikelen geplaatst zijn. Van dit handschrift berusten twee afschriften op de Koninklijke bibliotheek. Het eerste, door den hoogleeraar Bondam gemaakt bevat slechts de eerste 57 artikelen, het andere van van Wijn is volledig, Zoo ver Bondam's afschrift gaat, vergeleek ik het en duidde dit door B. aan, voor het vervolg gebruikte ik van Wijn's afschrift, en wees het door W. aan. Verschillende verbeteringen van het handschrift A. konden er aan ontleend worden, sommige misstellingen echter heeft W. met A. gemeen.

Het door C. aangewezen handschrift is op papier in het laatste gedeelte der 15de eeuw in Noord-Holland in kl. 8vo geschreven. De artikelen zijn door opschriften en een roode voorletter onderscheiden. Het is een slordig afschrift van een ouder handschrift, waarbij de afschrijver zich om den zin niet bekommerde maar haastig zijn taak wilde voleindigen; woor-

[pagina X]
[p. X]

den en gedeelten van volzinnen worden weggelaten, vooral waar hetzelfde woord terugkeert. Van art. 233 af is het schrift wel netter en de tekst correcter, maar of daar soms een ander afschrijver heeft voortgeschreven, durf ik niet beslissen. Bij het opgeven der verschillende lezingen van dit handschrift heb ik natuurlijk de uitlatingen, waar die klaarblijkelijk alleen aan de haast des afschrijvers te wijten waren, en zijne schrijffouten niet vermeld, maar daarentegen alles opgegeven wat eenigszins kon strekken om den tekst te doen kennen dien hij voor zich had. En dat te meer, omdat die tekst dikwijls meer of minder verschilde van dien in A. bewaard en een streven naar verduidelijking verraadde dat dien geschikter moest maken voor gebruik. Ook is de verdeeling der artikelen anders, de opschriften zijn uitvoeriger en de tekst is hier en daar door omschrijving opgehelderd, minder bekende woorden zijn door meer in Holland gebruikelijke vervangen, sommige uitlatingen van volzinnen schijnen dan ook wel hun grond daarin te vinden dat de bewerker die of overbodig achtte of niet meer verstond. Bij deze is dan steeds het laatste woord opgegeven, waarbij de tekst van A. verlaten werd en het eerste waarmede er toe werd teruggekeerd.

Eindelijk het handschrift door O. aangeduid is in klein 4o. op zwaar papier geschreven in doorloopende regels. Het begin is waarschijnlijk verloren, zoodat de praefatio rythmica ontbreekt die bij dezen tekst steeds wordt aangetroffen, de ongenommerde artikelen loopen zonder opschriften door, slechts door een rooden voorletter aangewezen. Van tijd of plaats waar het geschreven zou zijn blijkt zoo min als van vroegere bezitters. Uit het schrift schijnt te blijken dat het gelijktijdig ongeveer is met A., hetzij dan dat het nog tot de 14de eeuw behoort, hetzij dat het in het begin der 15de geschreven is, ook de tekst en de afdeeling der artikels komt veelal met A. overeen, de taalvorm echter schijnt op een oorsprong in het Oversticht te wijzen. Bij de vergelijking heb ik alleen die verschillende lezingen opgegeven, die of ter verbetering van A. konden dienen of voor den zin of voor de kenschetsing van den tekst eenigszins belangrijk waren. Schrijffouten, uitgelaten woorden, en dat komt dikwijls genoeg voor, en dialectische verschillen heb ik niet opgeteekend. Het handschrift A. komt in Homeijer's Deutschen Rechtsbücher voor onder no. 3, het andere, waarvan B. en W. afschriften zijn,

[pagina XI]
[p. XI]

onder no. 374. De beide handschriften O. en C. bleven Homeijer onbekend en bevinden zich in mijn bezit. Over deze en de andere gaf ik reeds bericht in de verhandeling over den Saksenspiegel in ons vaderland, in het Rechtsgel. Magazijn, 1888 bl. 45 en v.

Daar de opschriften boven de artikels van de afschrijvers afkomstig zijn, omdat de oorspronkelijke Saksenspiegel die niet had, zoo heb ik mij tevreden gesteld, die te geven zoo als zij in handschrift A. voorkomen, zonder daarbij ook die telkens uit B. en W., die er betrekkelijk weinig van verschillen, en die uit C., die geheel anders zijn, op te geven, daar zij voor het verstand van den tekst geheel waardeloos zijn. Zij leeren ons alleen dat de schrijver van C. of liever zijn voorganger den tekst beter verstond dan de andere afschrijvers.

Eene vergelijking met den oorspronkelijken tekst van dit rechtsboek zal aanwijzen, dat het reeds, om tot den vorm te komen, waarin het nu voor ons ligt, onderscheiden stadien had doorloopen. B.v. de laatste zin van art. 2 luidde wel eerst, als in het oorspronkelijke: ‘Daerom sien si hem daer voer alle die, dien gerechte van Gods halven bevolen si, dat si also rechten als Gods toren ende syn gherichte ghenadichlyc over hem vergaen moeten.’ Daaruit ontstonden de lezingen nu in A. en C. uitgedrukt, en dergelijke voorbeelden zouden er meerdere kunnen aangewezen worden. Daarom scheen het echter niet noodig telkens op het verschil met den oorspronkelijken tekst te wijzen. Dit zou den omvang der aanteekeningen aanmerkelijk hebben vermeerderd, terwijl die tekst toch zoo algemeen bekend is dat hij die belang in de vergelijking stelt, daartoe gemakkelijk in de gelegenheid is. De aanwijzing bij ieder artikel van de daarmede overeenkomende algemeen aangenomen artikelen in Homeijer's uitgaven scheen hiervoor voldoende. Door vergelijking zal dan ook meer dan eene plaats, die hier misschien nog duister is gebleven, meer helder worden. Zou men evenwel dit telkens hebben aangewezen, het gevaar lag voor de hand dat men een kritische commentaar op den tekst zou moeten leveren, die hier toch niet op zijne plaats zou zijn geweest, waar het gold den Saksenspiegel, zoo als hij in dezen vorm, in ons vaderland eenmaal gangbaar was, bekend te maken.

Een belangrijk onderzoek zal het nu zijn in hoever sporen te ontdekken zijn van het gebruik van dit rechtsboek in onze

[pagina XII]
[p. XII]

vaderlandsche rechtsbronnen, en van den zamenhang tusschen hetgeen hier wordt opgegeven en hetgeen in sommige streken van ons vaderland gegolden heeft. Zoo verdient Art. 17 vergeleken te worden met von Richthofen, Fris. Rechtsq. p. 33, von Wicht, Ostfr. Landr. p. 123, Art. 160 met de Groot, Inl. III. 28 § 15, en deze voorbeelden zouden gemakkelijk te vermeerderen zijn.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken