Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden (1595)

Informatie terzijde

Titelpagina van Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden
Afbeelding van Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebedenToon afbeelding van titelpagina van Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.68 MB)

XML (1.55 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden

(1595)–Anoniem Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[Folio *ijv]
[fol. *ijv]

Register van de Liedekens ende Voysen.

Liedekens.

A.

Al mijn ghepeynsen doen my so wee1
Aenhoort ghy Christenen altesamen4
Aenhoort broeders en susters gaer5
Al zijn mijn vyanden menichfout7
Aenhoort na my8
Als Israel in vreden sadt9
Adieu solaes en melodien snel11
Ach Heer u moet ick claghen12
Ach menschen nu elck den Heere vreest14
Ach broeders wilt toch wachten16
Aen een liet ghy Adams zaet17
Aenhoort ghy menschen hier opter aerden18
Aenhoort O Israel mijn volck wtvercoren19
Aensiet uwen roep altesamen20
Als ick ghedencke O lief verheven21
Al zijn u goederen cleene22
Aenhoort O menschen hier opter aerden23
Aenhoort O God mijn suchten en kermen24
Al dool ick inder wouden26
Aenhoort ghy Christenen over al26
Aenhoort Gods woort ghy menschen alle27
Altijt verblijt, al met jolijt28
Aenhoort ghy Christen alle ghelijck29
Alle die belast zijn en beladen swaer30
Aenhoort ghy Christen schare31
Alsmen schreef vijfthienhondert32
Al wat God heeft gheschapen33
Adam was een verloren man34

B.

Blaest de trompetten in Syon reyn35
Bereyt u huys mijn broeders fijn36
Broeders alleen bemint den Heere38
Broeders die nu gheroepen zijt39
Babel is nu ghevallen39
Bepeyst en beseft41
Bewaert my Heere42
[Folio *iijr]
[fol. *iijr]

Voysen.

A.

Ghelijck alst begint1
Hoe ydel O God zijn alle menschen4
In doots ghewelt lach ick ghevaen5
O schoon mondeken root7
Tous mes amys8
Waerom ist volck oproerich9
Waer zijt ghy liefken troost en raet11
Adieu Piroone, of Bragaert de France12
Christus den lustelicken Mey playsant14
O Syon wilt u vergaren16
Te Mey als alle de voghelen singhen17
Ontwaeckt nu Israel, oft een Venus dierken18
Apres de vous19
Sy lieten my daer alleene staen20
Tyrannich werck, vol archs ghedronghen21
Het was een Ioden dochter22
Adieu ick moet u laten23
Een ander24
Ick hoorde een maechdeken singhen26
My droomde te nacht een swaren droom26
Damour me pleyn27
Een ander28
Ick gae niet meer ter Gouwen29
Ontspringt ghy gheestkens amoreus30
Wt de diepten O Heere31
O Heer wanneer salt comen dat salich32
Wt de diepten O Heere33
Te Bruynswijck staet een steenen huys34

B.

Mijns herten sin is der jonckheyt vol35
Schoon mondeken root36
Een ander38
Vanden Samaritaen39
Ghy Adams generacy39
O bloeyende jeucht41
Int s' Meys beginnen, met blijde sinnen42
[Folio *iijv]
[fol. *iijv]

Liedekens.

Broeders wil u doch wachten43
Broeders en susters allegaer44
Broeders wilt u verblijden45
Broeders laet ons aenheven46
Broeders in des werelts present47
Broeders hebt doch moet47
Beminde Christen broeders goet48
Broeders die u nu van God beroemt49
Beminde broeders hier in desen tijt50
Beminde broeders reyne51
Broeders en susters en vreest toch niet52
Beminde broeders aen alle zijden53
Broeders en susters wie dat ghy zijt53
Beminde broeders wel beraen54
Broeders en weest niet verbolghen55
Broeders inden Heere56

C.

Christen broeders verwondert u niet57
Christelicke broeders van herten liberael58
Coemt al van Zuyden en Oosten59
Coemt al tot Christum die zijt belaen60
Christus kercke zijt wel ghemoet61
Christen broeders weest wel ghemoet62
Christen ghenooten, wt God ghesproten63
Christen broeders laet u leeren64
Christen broeders te saem65

D.

Den Heer wil ick prijsen66
Den slaep ontwaeckt67
Den Gheest ontspringt die nu leyt en treurt68
Dat licht der werelt is opghestaen69
De werelt heeft my bedroghen70
Den lustelicken Mey Christus playsant71
Den tijt van onsen jaren72
Doen ghesondicht hadd' Israel72
Doen ick in duysterheden74
Des menschen leven75
[Folio *iiijr]
[fol. *iiijr]

Voysen.

Al van drie Brugghelinghen43
Hoort toe ghy dochters gratieus44
Rijck God wien sal ick claghe, oft ick45
Ick hoorde een maechdeken singhen46
Vanden lustelicken Mey47
Lijt onbevreest, ghy Capiteynen meest47
Met Venus strael48
Sterckt ons gheloove o Heere groot49
Iesabels Priesters zijn opghestaen.50
Ghy borghers opter eerden51
Ick hebbe ghedraghen wel seven jaren52
Ionghe domme herteken, wat53
Mijn man is na der Gouwen53
Het waren drie ghespelenkens goet54
Van liefde coemt groot lijden55
Ghepeys, ghepeys, ghy doet my treuren56

C.

Ick wilde ick waer een wilde swaen57
De Mey staet nu schoon ghebloeyt 58
De voghelkens inder muyten59
In mijn jonghe jeucht quam my te voren60
Van Munster 61
Wt dieper noot62
O waerheyt hoe zijt ghy nu vertreden63
Een eerbaer Liet wil ick beginnen64
Noch weet ick een schoon stadt65

D.

O Venus schoon Goddinne66
Toute la nuict67
Den gheest is ghewillich maer t'vleesch is cranck68
Ick roep u o Hemelsche Vader aen69
Mijn sinnekens zijn my ontoghen70
Vanden Mey71
Hoort toe ghy jonghe ghesellen72
Sacharie Lofsanck, of aen watervloeden72
Van liefde coemt groot lijden74
Alsoot begint75
[Folio *iiijv]
[fol. *iiijv]

Liedekens.

Die ooghen om sien76
Droevich mach ick wel claghen77
Die vreuchde in Gods woort rapen77
Dits mijn gheloove Rechters eendrachtich79
Die Christum Iesum wilt volghen naer81
Des werelts jolijt zijn wy nu quijt81

E.

Een nieu Liet willen wy heffen aen82
Eenen strijt heb ick van binnen83
Een Liet van minnen wil ick beginnen84
Elck come tot my84
Elck wil hem bedencken85
Eylaes wy arme schapen86
Een yeghelick boom die gheen goe vruchten86
Een nieu Liet willen wy heffen aen87
Eertijts tis waer88

F.

Fijn lieffelicken milt, vol troost Iopael89
Fy Cains zaet wreet obstinaet90

G.

Grijpt eenen moet, verheucht in deser tijt91
Gheeft my te kennen och lief vercoren92
Ghy Adams generacy93
Ghy broeders en susters verblijt94
Ghy Christen verstaet wel mijn bediet95
Gods edel kinderen wilt doen96
Ghelovet zijdy O Vader goet97
Gods Bruyt, reyn spruyt, teenemael schoon97
Gods woort prijst claer int openbaer98
Ghy die niet meer int vlees en zijt100.
Ghy Christelicke schare101
Gods liefde is groot van prijse101
Ghelijck een tortelduyfken hem verheucht102
Ghy droeve gheest wilt wten slaep103
Ghy Christen gheest en weest nu verblijt104
Ghy Christenen wilt verblijden105
[Folio *vr]
[fol. *vr]

Voysen.

Mon & mon Compangion vn Iour76
Ten sal niet eeuwich dueren77
Wy varen naer sinte reyn wt77
Hoe ydel O God zijn alle menschen79
Ick roepe u Hemels Vader aen81
Den lustelicken Mey den soeten tijt81

E.

Te Meye als alle de voghelen singhen82
Ghequetst ben ick van binnen83
Adieu schoon Ianneken84
Tous mes amis84
Van Heyns burch85
Ick had een lief wtvercoren86
Den nachtegael die sanck een liet86
Daer is een coude snee ghevallen op mijnen87
Een liet eerbaer.88

F.

Aduiene que peut aduenir89
Iey pour vous90

G.

Tant que je viuray en age91
O God almachtich Vader van hier boven92
Babel is nu ghevallen93
Ontwaeckt wten slaep wie dat ghy zijt94
Vanden rijcken Man eden Lazaro95
Verjubileert ghy Venus jonghen96
Wt dieper noot schrey ick tot dy97
Elck cruyt dat spruyt97
Nu alle ontwaeckt98
Wy lesen in Esdras van den Wijn100
Tribulacy en verdriet101
Ick hadde neen ghestadich minneken101
De Mey is nu inden tijt met zijne groene102
O bloeyende jeucht notabel wijs van sinne103
Ick roep u o Hemelsche Vader aen103
Vanden lustelicken Mey104
Huysmadelinck huysmadelinck105
[Folio *v]
[fol. *v]

Liedekens.

Ghebenedijt sy106
Ghy Gods vercoren knechten106
Ghy Heeren eerbaer, wilt hooren hier naer108
Ghy Christen Broeders te samen109
Ghenadighe God bermhertighe Vaer110

H.

Hoort ghy Christen ghemeene111
Het naeckt de laetste daghen112
Hemelsch Vader ontfermt doch my113
Hoe soud ick my verblijden113
Hoort hoe rijck bin dit rosier114
Huylt, weent, schreyt, ghy ghebroetsel quaet116
Hoort ghy Christen nu ten desen tijden117
Hoort Broeders mijn druckich claghen118
Hoe lustelick staet de Mey nu int saysoen119
Hoort naer Paulus ghewaghen120
Hoe wonderlick zijn de wercken Gods121
Hoort alle gaer, int openbaer122
Hoe arch so is des menschen herte122
Hoort toe ghy menschen opter eerden123
Hoort al die blijschap rapen124
Het sweert is wter scheyden125
Het zijn nu die vervarelicke daghen126
Hoort menschen al vol sonden127
Hy is een bloeme in dat velt127
Hoe werdy aldus moede128
Het zijn nu so perijculeuse tijden129
Hoort al te samen een vermaen120
Hoort toe ghy Christen sinnen131
Hoor al te samen bidt ende waeckt132
Hoort Christus vermaen met woorden soet133
Hoort hoe Christus naer Galileen134
Hoort door s'gheests bevroeren135
Hantwerpen rijck136
Hoort toe ghy Broeders alle ghemeyn138
Het licht der werelt is op ghestaen138
Het sal my niet beswaren139
Hoort Broeders en Susters over al140
Hoort en verstaet ghy Vorsten over al141
[Folio *vir]
[fol. *vir]

Voysen.

Schoon Maecht eerbaer106
Als sy zijn ghetogen al wt Egipten lant106
Ick roep v Hemelsche Vader aen108
Nu lovet mijn siele den Heere109
Den lustelicken Mey Christus playsant110

H.

Wilhelmus van Nassouw111
Adieu Pierone112
Vader ons in Hemelrijck113
Ick had een ghestadich minneken113
Een vaste burcht is onser God114
In doots ghewelt lach ick ghevaen116
Lijnkens oven is bestoven117
O Syon wilt u vergaren118
Damour me pleyn119
O rat van avontueren120
Een Ridder en een meysken jonck121
Adieu schoon Ianneken122
Alle vogelkens ghebruycken haer natuer122
Met lusten willen wy singhen123
Wt den Oosten sie ick rijsen124
Een ander soot begint125
Verheucht cleen hoopken alle ghelijck126
Rijck God wien sal ick claghen127
Den lustelicken Mey127
Ick had een ghestadich minneken148
Wilt nu belijden met melodijen129
Broeders die nu gheroepen zijt130
O rat van avontueren131
Te Bruynswijck staet een hooghe huys132
Ick weet een vrouken amoreus133
O rat van avontueren134
Adieu schoon bloem rosiere135
Op den 44. Psalm, wy hebben ghehoort136
Hoort toe ghy Dochters gratieus138
Ick roep u Hemels Vader aen138
En wilt my niet beschamen139
Opten 9.Psalm, Heer ick wil u wt140
Op den 50.Psalm God die der Goden Heer141
[Folio *viv]
[fol. *viv]

Liedekens.

I.

Ick hoorde een maechdeken singhen142
Ick roep wt swaer benauwen143
Ionas roept, betert u tot aller stont144
Ick claghe u Heer al mijnen noot145
Iesabels Priesters zijn op ghestaen146
In bitterheyt der sielen147
Inden lustelicken soeten tijt148
Ick arm schaepken aen der heyden149
Ick wil my gaen verheughen150
Ick ben seer bedroeft int herte mijn151
In druck lijden, en groot torment153
Ick claghe o Heer al mijnen noot154
Ick sal u met vreuchden openbaren155
Ierusalem hoort ws Conincx woort156
Ick hoorde in Syon een lieffelicke stem158
Ick bid u Hemelsche Vader mijn160
Ick roep tot u wt dieper noot162
In desen tijt vol lijden swaer163
Ick mach u wel aenbeden163
Ick hoorde der basuynen gheluyt164
Ick heb der minnen brief ws woorts ontfan.165
Ick roepe u Hemelsche Vader aen166
In oefen tijt Christen broeders bequame167
Ick hoorde een maechdeken singhen168
Ick sal u een Liet verbreyden169
Ick bid u Heer dat ghy my bystaet170
Int vijfthien hondertste jaer171
Int jaer tsestich en een173
Ick hoorde de basuyne blasen174
Iesus saert, Goddelicker aert176
In dees periculeuse tijden177
In doots ghewelt lach ick ghevaen178
Ick mach wel suchten en swaerlick claghen179
Ick sucht en schrey nacht en dach181

K.

Kinderkens in Christo fijn182
Keert van u boose weghen183
Keert u doch van alle boosheyt quaet185
[Folio *vijr]
[fol. *vijr]

Voysen.

I.

Rijck God wien sal ick claghen142
Alst al reyst mannen en vrouwen143
Een Ridder ende een meysken jonck144
Ghy die Christum hebt aenghedaen145
Het saten drie Lantsknechten inden146
Met eenen droeven sanghe147
Vanden Mey148
Alsoot begint149
Alsoot begint150
Den lustelicken Mey Christus playsant151
Du vient cela153
Ghy die Christum hebt aenghedaen154
Syon wilt u vergaren155
O mensch aenhoort des Heeren woort156
Iesabels Priesters zijn op ghestaen158
Ick roepe u Hemels Vader aen160
O God wy dancken, of soot begint162
Au jardijn de mon pere le Roy163
Ick hoorde een maechdeken singhen163
Alst begint164
Susanna vng jour d'amour solite165
Alsoot begint166
Vous perde temps167
Rijck God wie sal ick168
Mijn siele looft den Heere169
My minde een Ruyter dat was waer170
Schout Babel al ghemeyn171
Den tijt is nu hier173
Alsoot begint174
Maria saert176
Hoort hoe Christus naer Galileen177
Alsoot begint178
Louter jour jour179
Mach ick ongheluck niet wederstaen181

K.

My dochte dat ick in roode roosen182
Dat ick om een schoon vrouw moet183
Vader ons in Hemelrijck185
[Folio *vijv]
[fol. *vijv]

Liedekens.

Kust den Soon lieffelick, o lief ghetal186

L.

Laet ons ghebenedijen187
Laet fijn met courage187
Laet af, laet af, Bisschoppen en Prelaet188
Laet af ghy veynsers al te saem189
Looft prijst altoos190
Laet ons den Heere loven192
Laet ons dat woort Gods prijsen193
Laet ons den Heere singhen194
Looft den Vader hier in dit leven195
Laet ons met sanghe nu gaen195
Laet ons nu Heer uwen knecht196
Lieve broeders ende susters al te samen197

M.

Met eenen droeve sanghe198
Mijn God ick wil u prijsen seer199
Mijn siele looft den Heere200
Mijnen gheest heeft altoos verlangen202
Mijn lief heeft my ontboden202
Mijn siele looft den Heere203
Moses seer vierich in alle zijn wesen204
Mijnen sterfdach is nu ghecomen205
Menschen misdadich vol sonden smadich206
Mochtmen binnen dit crijt207
Mensch ghy zijt quaet van uwer jeucht208
Mijn God die my gheschapen heeft208
Mijn God waer sal ick henen gaen209
Mijn Heere mijn God nu op my siet211
Mijn siel en mach gheen troost ontfaen211

N.

Nu heffen wy een nieu Liet aen212
Niet alle ghelijck die roepen Heere213
Nu comt de Sonne op dringhen215
Nu heffen wy een nieu Liet aen215
Nu willen wy singhen een vrolick liet216
Nu met benautheyt groot216
[Folio *viijr]
[fol. *viijr]

Voysen.

Ick wilde ick waer een wilde Swaen185

L.

Entre vous ceurs fideles187
Or prenons tous courage187
In doots ghewelt lach ick ghevaen188
Iesabels Priesters zijn op ghestaen189
Salich zijnse wiens sonden zijn vergheven190
Sal ons de winter noch langher192
Laet ons den Lantman loven193
Tribulaci en verdriet194
Laet ons den Lantman loven195
Een prieel vol rieckende roosen195
Psal.79. De Heydenen zijn in u erfdeel196
Den Nachtegael sanck een liet, dat197

M.

Op u betrou ick Heere198
Aen watervloeden Babylon199
Van drie Brugghelinghen200
Verjubileert ghy Venus jonghen202
Wilhelmus van Nassouwe202
Ey out grysaert203
In een prieel vol rieckende roosen104
O Syon wilt u vergaren205
O waerheyt hoe zijt ghy nu vertreden206
Ick heb ghesien den tijt207
Van Munster208
Alsoot begint208
Waer machse zijn, die liefste mijn209
Ghy die Christum hebt aen ghedaen211
Waer God met ons niet in deser tijt211

N.

Treet aen mijn vrome Lantsknechten212
Vouw perde temps213
Het daghet wten Oosten115
Van Munster215
Een Ridder ende een Meysken jonck216
Noyt stadt so sterck als Terrewane was216
[Folio *viijv]
[fol. *viijv]

Liedekens.

Naer dien ghy van God zijt vercoren217
Nu mijn beminde Christen knechten218
Niet ons, niet ons, O Heere goet219
Naer datmen veel twist siet gheresen220
Niemant wel can.221

O.

O ghenadich God wilt ons verstercken222
O Christene broeders wilt nu in vreuchden223
O Goddelick schijn, en smenschen fenijn223
O Heer der Heyrscharen224
O heylighe kinders, gheseghende vaten225
O waerheyt hoe zijt ghy nu vertreden226
O Christus Kercke soet227
O God aenhoort desen droeven sanck228
O God hoe ydel zijn alle menschen229
Ontwaeckt ghy menschen over al229
O God almachtich Vader van hier boven230
O menschen aenhoort des Heeren woort231
O Herders van Syon koene233
O Haghe lustich prieel234
Ontfangt mijn bruyt mijn schoone237
O God almachtich ghebenedijt238
O ghy volck van Israel239
Op u betrou ick Heere241
O dochter Syon zijt wel ghemoet242
Och wee des angst die my omvanghen243
O dochter van Syon lief wtvercoren244
O vleesch quaet van manieren245
O Syon wilt u vergaren246
O Heer aensiet doch al mijn lijden groot248
O God al vanden throone, zijnt248
O Heer al inder eewicheyt249
O Heer wilt Syon ontfermen250
Ontwaeckt springt wten slape250
O werelt ghy zijt valsch in uwen gront251
O eewich God almachtich252
O broeders van God vercoren255
O broeders weest niet moede256
Om datter veel twists is int lant257
[Folio **ir]
[fol. **ir]

Voysen.

Aensiet uwen roep al tsamen217
Doemen int Iaer van lijden naemde218
137.Psal.aen watervloeden Ba. of lofsane Zac.219
Tantum ergo Sacramentum220
Des meyskens jeucht221

O.

Den Mey staet nu schoon in figur222
Alsmen schreef duysent vijf hondert223
I'ay pour vous mon auoir dependue223
Waert met Paris wt jaghen224
Il etoyt vng fillette genti225
Dat ick om een schoon vrouwe moet sterven226
O vloeyende jeucht, notabel wijs van227
Mach ick ongheluck niet wederstaen228
Een ander229
Te Mey als alle de voghelen singhen229
Tyrannich werck vol archs ghedronghen230
Het was een backer een tresorier231
Nieupoort hooghe van mueren233
3.Pslam hoe veel is des volcx Heer234
Den tijt is nu hier237
Van de Maecht van Gent138
Een eewighe vreucht die niet en vergaet239
Alsoot begint241
Een eewighe vreucht die niet en vergaet242
Al mijn ghepeys doe my so wee243
Een ander244
Van drie Bruggelinghen245
Ick sal u met vreuchden openbaren246
Hoort al te samen bidt ende waeckt248
Laet ons den Lantman loven248
Ick had een ghestadich minneken249
Eenen strijt heb ick van binnen250
Het sweert is wter scheyden250
O Venus ghy zijt valsch in uwen gront251
Hoort toe hoe Christus naer252
Het sweert is wter scheyden255
Aensiet uwen roep al te samen256
Wat batet gheleeft in weelden groot257
[Folio **iv]
[fol. **iv]

Liedekens.

O menschen hier in dit leven259
O ghenadighe Heeren hoort doch toe260
O broeders my aenhoort262
O broeders looft den Heere262
O God mijn herte is ghereet263
O broeders u verheucht264
O Heere God benedijt264
O vleesch hoe hebt ghy my misleyt266
Op een morghen lach ick bedroeft268
Op dat hooveerdich op gheblasen269

P.

Paulus dat wtvercoren vat270
Prijst den Heere ghy Christen scharen271
Prince boven alle Princen die leven272
Princen Coninghen ende Heeren273

Q.

Quaet ghebroetsel, Cains gheslachte274
Quaet zijn des menschen boose zeden275
Quaden raet so is in u gheblasen276
Quijt u allegaer276

R.

Ras wilt de liefde aenveerden277
Rijst wt u oude erreuren279
Rijst wt den slaep wilt vreucht be.281
Rijst wt den slaep niet meer en vaeckt281
Rijst wt des doots beswaren282
Recht God die den crijch alleen aengaet284

S.

Syon wilt u verblijden285
Siet aen o Heer dit lijden285
Singt den Heere een nieuwe Liet287
Sterckt my o God mijn toeverlaet289
Staet op die ligt ghevallen290
Siet doch wat armer schapen zijn wy291
Siet en smaeckt wilt Gods cracht beseffen292
Sterckt ons gheloove o Heere groot293
[Folio **ijr]
[fol. **ijr]

Voysen.

Wel op ghy Crijchslieden alle259
In doots ghewelt lach ick ghevaen260
Siet hoe vrolick en goet262
Ick weet een meulenarinne262
Les Bourgongnons ont gaigne le camp263
I'ay pour vous mon auoir dependue264
Mon pere ma donne vng mari264
Het was een meysken vroech opghestaen266
Mijn God waer sal ick henen gaen268
Tantum ergo Sacramentum269

P.

Nieupoort hout u vaste270
Een Venus dierken heb ick wtvercoren271
Hoort toe ghy Christen alle272
O Syon wilt u vergaren273

Q.

Salich zijnse dit totten rade274
Een aerdich vrouken heeft my bedroghen275
Men sacher te voren binnen blincken276
In desen tijt ghy Christen, of niet al die279

R.

Het was eens Ioden dochter278
Ick hoorde een Maechdeken singhen279
Laet ons met sanghe nu gaen verblijden281
De Lupaert voert de roosen root281
Babel is ghevallen282
De Marckgraef die voer over Rijn284

S.

Vanden Lantgrave wt Hessen285
Isser niemant inne, sprack daer285
Van Adelken en Alewijn287
De lustelicken Mey is nu in den tijt289
Vlaenderlant hooch ghepresen290
Wy hebben ghenade vercreghen291
Ick hoorde de basuyne blasen292
Waer zijdy liefste troost en raet293
[Folio **ijv]
[fol. **ijv]

Liedekens.

Schoon lief ghy zijt prijs weert alleyne294
So Christus thooft is voren ghegaen295
Syt ghy t'heylich volck vercoren296
Staet vromelick ghy Christen schare297
Schout Babel al ghemeyn998

T.

Treedt aen ghy Christen wie ghy zijt299
Tis nu den aenghenamen tijt300
Tfy werelt ick wil van u scheyden301
Treedt doch niet ghy Christen schare302
Tot u o mijn Heer302

V.

Verblijt verheucht Gods weerde knechten304
Verheucht cleyn hoopken alle ghelijcke305
Verheft God alle ghelijcke305
Verheucht met my306
V stercke God306
Veel zijn so verdooft308
Veel valsche Secten zijn op de baen309
Vleesch liefde blint311

W.

Wee u ghy Hypocrijten snoo guyten312
Wilt wten slaep ontspringhen313
Wt swaer benouwen314
Waeckt op o mensch tis de ure315
Wilt den Heere gaen singhen een lof316
Wel salich zijn sy die op aerden int leven fijn317
Waerom bedroeft du mijn hert318
Wy lesen in Esdras vanden wijn319
Wreetheyt noch pijn so groot320
Wie de ellendicheyt voldoen wil wel321
Wie wilt hooren een goet nieu liet322
Waer ligdy nv en slaept223
Waerom zijt ghy so droeve324
Wilt ghy wesen een oorloochs man324
Waeckt op ghy Christenen, ghy325
Wilt vrolick zijn, O dochter Syon326
[Folio **iijr]
[fol. **iijr]

Voysen.

Een liedeken int amoreus294
Al mijn ghepeys doet my so wee295
Iesabels Priesters zijn opghestaen296
Hoort toe ghy dochters gratieus297
Meysken al zijdy swert298

T.

Van Munster299
Wat batet gheleeft in hooverdie300
Lijskens oven is bestoven301
1.Psalm.Salich zijnse die tot den rade302
Die ooghen om sien302

V.

O tijt seer lustich vol melodijen304
Hoort broeders altesamen305
Du vient cela305
Waer machse zijn die my dier306
Ghebenedijt sy God306
Ick heb ghesien den tijt308
Een rijck coopman wort wel arm309
Salich zijnse wiens boosheyt zijn vergheven311

W.

Na t'casteel van Bijstervelt313
Pandro vol van trouwen313
T'herte vol trouwen gheperst314
Als de eeckelen rijpen315
O Venus wilt my nu bystaen316
Den nachtegael sanck een Liet317
Ick wilde ick waer een wilde swaen318
Ghy die niet meer int vleesch en zijt319
Al waer ick half doot320
Wie S. Iacobs broeder zijn wil321
Van drie ghesellen, oft van Munster322
Hoe ligdy nu en slaept323
Waer ick een wilde valcke323
Een Ridder ende een meysken jonck324
Ontwaeckt nu Israel doet op u ooren325
Rijst wt den slaep nu niet en vaeckt326
[Folio **iijv]
[fol. **iijv]

Loffsanghen.

Wie ooghen om sien327
Wanneer sult ghy verlaten328
Waer tweedracht, haet, nijt, discoort330
Wel haer die laten de werelt quaet331

X.

Xperientie wilt toch nemen332

Y.

Yeghelick prijse en dancke den Heer333

Z.

Zijt vrolick ghy Christen schare334
Zeebaren groot, tempeest en noot334

Register vande Loffsanghen

HEer doet ons lippen open335
Christe die ghy zijt dach ende licht336
Elck is vrolick in zijnen daghen337
Coemt herwaerts laet ons nu den338
Gheeft o Heere God die toornich338
Wy dancken u God wt alder cracht339
Ontfermt u onser o Heere God339
Alleen tot u Heer Iesu Christ341
Alleen God inden hoogsten sy eer342
Och onse Vader die daer zijt342
De salicheyt is ons ghecomen goet343
Een vast borcht is onse God344
Verheucht u lieve Christen ghemeen345
O goede God in eewicheyt346
Helpt my o Heer, ick bidd' seer347
Wy ghelooven in eenen God alleyn.348
[Folio **iiijr]
[fol. **iiijr]

Voysen.

Die ooghen om sien hebben327
Ick hoorde een maechdeken singhen328
Al mijn ghepeyns doet my so wee330
Het reghende seer en ick wert nat331

X.

O Syon wilt vergaren332

Y.

Al zijn u goeden her cleene333

Z.

Nu looft mij siele den Heere334
Vanden lofsanck Zacharia334

Lofsangen

Wter diepten o Heere335
Alsoot begint336
Vader ons in Hemelrijck37
Waerom woeden de Heydenen338
Christe die du bist dach en licht338
O God wy dancken uwer goet339
Ontfermt u onser arme sondaer339
Op navolghenden thoon341
Alst begint342
O God die onse Vader bist342
Wt dieper noot343
Als begint344
Waer God met ons in deser345
Wt dieper noot346
O Iesu saert, Goddelicker aert347
Alst begint348


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken