Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een schone ende ghenoechelijcke historie van Ioncker Ian (ca. 1590)

Informatie terzijde

Titelpagina van Een schone ende ghenoechelijcke historie van Ioncker Ian
Afbeelding van Een schone ende ghenoechelijcke historie van Ioncker IanToon afbeelding van titelpagina van Een schone ende ghenoechelijcke historie van Ioncker Ian

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.03 MB)

ebook (2.68 MB)

XML (0.19 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een schone ende ghenoechelijcke historie van Ioncker Ian

(ca. 1590)–Anoniem schone ende ghenoechelijcke historie van ioncker Ian, Een–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Dat xv. Capittel. Hoe heer Ian begeerden aenden Keyser dat hy hem zijn dochter geven wilde, gelijck hy gelooft hadde, twelck hem door raet van Gouweron geweygert worde, ende wat daer nae gebuerde.

DOen de Sarazijnen alle verdreven waren, is Heer Ian op een tijt voor den Keyser op zijn knien gheuallen ende zeyde: Heer Keyser u is wel kenlijck, hoe dat wy in groot perijckel geweest hebben door de Sarazijnen die wy metter hulpe van Gode verwonnen hebben, ende voort doen de vreeslijcke Ruese in u Hoff quam ende begheerde dat men hem camp leueren zoude, uwe Keyserlijcke Mayesteyt gheloofde, zo wie den Ruese dorste bevechten, ghy zout hem u Dochter geven, de schoone Gloriande, daer en was niemant van al u heeren diet dorste bestaen, zoo heb ick als een van de minste my selven geavontuerdt ende den Ruese verwonnen, niet te min al wadt ick ghedaen hebbe, dat heb ick in uwen dienste gedaen ende inden dienste van Gode. Aldus zoo begheer ick ootmoedelijck als u onderdanich dienaer te hebben

[Folio D3r]
[fol. D3r]

uwe Dochter de schoone Gloriande tot eenen wettelijcken Wijve, zo verre als uwer genaden belieft. De Keyser dit hoorende zeyde: Mijn vrient tis reden datmen houdt tghene datmen belooft heeft, ick sal my met mijn heeren beraden ende dat selve sal ick doen. Heer Ian dancte den Keyser seer ende custe zijn handt, de Keyser hief hem op vander aerden ende heeft hem wel getroost van hem laten gaen. Daer nae ontboot de Keyser zijnen hooghen raet by hem, heeft hen Heer Ians begheerte te kennen ghegeven, vraghende wat hen daer inne goet dochte. Alphonsus de Coninck van Spanien zeyde: Ons allen is wel kenlijck in wat laste dat wy waren, doen ghy u dochter presenteerdet te gheeven den gheenen die de Ruese verwonne, daer en was niemant diet dorste bestaen dan desen Ionghen Ridder, die op de voorsprooken conditie hem selven inde perijckel des doots ghegeuen heeft, ende door de ghoedertierentheyt Gods den Ruese verwonnen. Daer en bouen hebben de sommighe hem als vyant gehouden doen zy de poorten voor hem sloten, dat was den loon die hy daer voor ontfinck. Daer na heeft hy hem selfs noch eens in perijckel ghestelt, doen hy alleen int heyr der Sarazijnen is gereden. Heeft den Soudaen van Perssen versleghen ende noch vijf machtighe Coninghen daer toe, wat hy daer nae in dese leste Bataelghie ghedaen heeft is ons alle kenlijck, daer hy den Soudaen van Egipten versloech. Aldus segghe ick dat deese ionghe vroome Ridder naest Gode een oorsake is dat wy ons vyanden verwonnen hebben, daeromme segghe ic v dat hy door zijn vromicheit verdient heeft ende waerdich is te hebben de edelste ende moghenste dochter vander werelt. Doen de Coninck dese woorden ghesproken hadde zo waren der veel als de Hertoghe Gautier van Salabren ende meer ander Princen die dat selve volchden. Maer nu warender onder die de Keyser meer ghehoors ghaf, ghelijckt ghemeenlijck in Heeren Houen is, die rieden den Keyser anders ende zeyden ten waere niet behoorlijck datmen een vondelinc die men niet en wiste van wat afcoemste hy ware soude geuen des Keysers dochter. De Keyser hadde hem wel de macht hoochlijck te beghiften daer hy eenen schoonen staedt op leyden mochte, heeft hy den Keyser vrientschap bewesen, zoo moeste hy oock ghedachtich zijn, dat de Keyser hem opghevoedt ende tot desen staet ghebrocht ende verheven heeft, ende hem de Ridderlijcke oorde ghegheuen, daeromme en heeft hy den Keyser anders niet gedaen dan hy schuldich was te doen. Als de ander Heeren hoorden dat de Keyser na dese meer luysterde, zoo hebben ze ghesweghen ende zijn van daer gheghaen Als nu Gouweron met zijn hoge maghen den keyser alleen hadden, hebben zy ghezeydt aldus: Heer Keyser geefdy dese Ridder u dochter, zoo suldy oock u Croon verliesen, ende hy sal thof geheel in roeren stellen, wy siendt daghelijckx dat hy eenen grooten aenhange heeft ende veel vrienden maeckt, want de gheheele Stadt is hem gonstlijcker dan zy u zijn, wanneer hy nu v Dochter hadde, soude hy met zijn mede plegers veel te stouter zijn om alle dingen nae zijnen sin te volbrenghen, ende de Heeren met de ghemeente teghen u te vermaecken, oock heeft hy daghelijckx met u Dochter al heymelijck meer conversatien dant wel behoorlijck is. Daeromme souden wy uwer Mayesteyt raden om een arger te schouwen dat ghy hen geeft eens edelmans dochter van desen Lande, ende gheeft daer mede zo veel dat hy daer een schoonen staet op leyden mach, ende en wilt hy deese presentatie niet aenveerden, ende daeromme eenighe oproer maecken, zo doet hem heymelijc in een Kercker

[Folio D3v]
[fol. D3v]

worpen dat hy daer zijn Leven eynde dit is tseekerste dat ghy doen mocht, wildy anders met vreden leven, want wy voorwaer wel weeten. Indien wy hier langher binnen uwe Hoove blijft dat hy uwe dochter ter schanden brenghen sal, hier meede is de Keyser van den lieden ghescheyden overpeynsende in hem selven, alle de Woorden die hy ghehoort hadde Heer Ian siende den Keyser van verre comen is hem te gemoet gegaen, heeft hem ghedaen de behoorlijcke reverentie ende zeyde: Heer Keyser ick soude wel ootmoeedelijc begeren tgene datmen my belooft heeft. De Keyser zeyde: Mijn vriendt des en mach ic niet doen want mijn heeren en zijn daerinne niet te vreden. Maer ick sal u eerlijcken versien met een schoone ende edele iofvrouwe, ende geuen u daer zoo veel mede, dat ghy een schoonen staet sult mogen op houden. Doen Heer Ian dat hoorde werdt hij heel beroert van binnen ende zeyde: Heer Keyser ick en begheere der Ioncvrouwen niet, ist dit dat ghy my belooft hebt, wanneert anders niet zijn en mach zo moet ick Patiencie daer in hebben, maer het is misselijck waerdt de sommighe noch ontgelden mochten die de oorsake zijn, ende nu gheloue ick God dat ick niet rusten en sal voor dat ick wete van wat geslachte dat ic gecomen ben. Hier mede is hy vanden Keyser ghescheyden. Gouweron met zijn mede pleghers zijn byden Keyser ghecomen ende zeyden: Heer Keyser en hebben wijs u niet wel gheseydt, wanneer hy u Dochter hadde dat hy u dan soude meenen te reghieren, want hy is schaemt hem nu niet hoochmoedighe woorden in v presentie te spreken. Daeromme zouden wy u Raeden om van hem ontsleeghen te zijn, datmen hem heymelijck in een Kercker werpe dat het de gemeente niet en wiste want zy hem seer ghonstich zijn want dien hy langher in u hof blijft hy sal u dochter schoffieren oft wech leyden, want wy dagelijcx sien dat zy zo groten raet met malcanderen houden. De Keyser dit hoorende is hier inne niet wel te vreden geweest, ende zeyde dat hy hem daer op beraden soude. Alphonsus de Coninckvan Spangien heeft alle dese woorden door een ander int Secreedt vernoomen ende wat zy den Keyser al wijs gemaeckt hadden, hy heeft Heer Ian by hem ontboden ende in presentie van den Hertooghe Gautier zoo heeft hy hem dese saken te kennen gegeuen, voordt zoo rieden zy hem beyde voor t'beste datshy van daer reysen zoude, want die Verraeder Gouweron met zijn mede pleghers wt waren om hem te doen dooden oft in een Kercker te doen worpen ende ouermits dat de keyser een out Man is zoo gheeft hy haer woorden haest gelooft, ende die Coninck zeyde voort ghelieft v in Spaengien te reysen, ick sal u onderhouden oft ghy mijn broeder waert ende ghy sult u daer onthouden tot dat ghy siet hoe de fortuyne met u beyden noch loopen sal. Heer Ian danckte de Coninc seer van zijn goede waerschouwinge, ende zijn goede ionste die hi hem presenteerde, hi is van hem beyden scheyden, en is gegaen daer hy Gloriande vant, dien hijt al te samen te kennen gaf al tgeene dat haer vader hem geantwoort hadde, ende wat hem de Coninck Alphonsus ende Gautier gheseyt hadde


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken