Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een schone ende ghenoechelijcke historie van Ioncker Ian (ca. 1590)

Informatie terzijde

Titelpagina van Een schone ende ghenoechelijcke historie van Ioncker Ian
Afbeelding van Een schone ende ghenoechelijcke historie van Ioncker IanToon afbeelding van titelpagina van Een schone ende ghenoechelijcke historie van Ioncker Ian

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.03 MB)

ebook (2.68 MB)

XML (0.19 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een schone ende ghenoechelijcke historie van Ioncker Ian

(ca. 1590)–Anoniem schone ende ghenoechelijcke historie van ioncker Ian, Een–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Dat xxij. Capittel. Hoe heer Ian zijnen vader wert kennende, ende hoe zy malcanderen ontfinghen.

DOen de Oude dit heeft ghehoordt sprack hy ontbint my ende laet my by u staen, Heer Ian sprack ende seyde schande moet hy hebben diedt u doet, want ghy zijdt te sterck in uwe armen De oude sprack ick sweere u trouwe, op deese ure, ende sal u leyde daermen uwer coemsten blijde sal zijn, hy ontbanten ende lieten by hem staen. Doen sprack de oude ick sal u de waerheydt

illustratie

segghen, ghy zijt mijn Kint ende ick u vader. Heer Ian sprack laet my dan uwen name weeten, hy zeyde ick heete Robrecht: Ick was heer van Artoys, ende Bollonoys, maer ick ben mijns lants verdreven, met sestich van mijn naeste magen, ende u Moeder is Isabella des Coninckx suster van Vrancrijck, ick was haer Camerlinck ende ick wan u aen haer, ick dede u dragen doen ghy gheboren waert in des Keysers prijeel, ende deede by v legghen al wat totten Ridderschau toe behoort, om datmen weten zoude, dat ghy van edele gheslachten waert ghebooren, ende en wildijs niet ghelooven: Ick deede breken den vinderlinc met eenen steen ende inden steen was gegraveert, den name van uwen vader ende van uwer Moeder, den helft dede ick legghen bi
[Folio F3v]
[fol. F3v]

u, ende dander helft heb ick by my.

Doen sprack Heer Ian, d’een helft is hier doen setteden zy den Steen te gader, ende doen was de vingerlinck geheel alsoo datmen de Letteren mochte lesen. Als heer Ian int seker wiste dat het zijn vader was, zoo viel hy op zijn knien segghende: O Vader siet hier uwen Zone, die den doot verdient heeft tegen u, om dat ick u doot zoo seer gesocht hebbe. De Vader greep hem in zijn Armen hem kussende ende zeyde: O mijn wtvercoren zone, na wien dat ick zoo seer verlanght hebbe, soude ick v nu Dooden, ick hebbe oock mijn beste daer toe ghedaen, aldus zoo ist al vergheuen. De grave Robrecht ende Heer Ian zijn te paerde gheseten ende zijn na den Casteele ghereden, daer de Graue zijn woninghe hielt. Heer Ian werdt daer wel onthaelt van alle zijn Maghen, men ginck daer goede chiere maken. Doen heer Ian daer twee dagen gheweest hadde, vertelde hy zijnen vader van tghene dat hem tot Romen gheschiedt was ende claechde ouer Gonweron hem altesamen de gheschiedenisse vertellende tot dat hy van daer scheyde. De vader dit hoorende zeyde zone ghy sult in Vranckrijck reysen ende begeeren vanden Coninck dienst, ende ghy sult ghetrouwelijck dienen zo langhe dat hy u door zijn Eedelheydt een bede geve. Ende en segt niemandt wie dat ghy zijt vriendt oft vyandt. Ende wanneeer hy u een beede heeft gheconsenteerdt, zoo bidt in presentie van alle de Heeren dat hy uwe Moeder geve uwen vader tot eenen wettighen wijve zo en suldy voortaen gheen vondelinck zijn. Ende ick sal oock cortelinghe op sitten ende rijden daer ick den Keyser meene te vinden, ende eyschen van de Keyserlijcke mayesteyt recht ouer den verrader Gouweron Heer Ian seyde O vader Gouwerons Magen zijn te machtich, ende de Keyser en doet niet sonder huerlieder Raedt, daeromme sorghe ick dat ghy gheen ghehoor hebben en sult, de vader antwoorde ende zeyde: Soone zijt te vreden ick hoope dat my de Keyser geen recht weygeren en sal.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken