Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Sic. Jaargang 4 (1989)

Informatie terzijde

Titelpagina van Sic. Jaargang 4
Afbeelding van Sic. Jaargang 4Toon afbeelding van titelpagina van Sic. Jaargang 4

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.98 MB)

Scans (380.38 MB)

ebook (8.23 MB)

XML (0.84 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen
verhalen
gedichten / dichtbundel
tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Sic. Jaargang 4

(1989)– [tijdschrift] Sic–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 29]
[p. 29]

De gouden tientjes van Céline
ton van zeeland & bert van der zwan

‘...m'n centen, m'n appeltje voor de dorst... als ze 't tenminste niet hebben gesnaaid!... de Moffen heb ik gehoord, nemen alles in beslag, ook brandkasten...’

In NRC-Handelsblad van 24 maart 1989 verbaast Willem Frederik Hermans zich over de populariteit van Louis-Ferdinand Céline (pseudoniem van L.F. Destouches) bij het Nederlandse lezerspubliek. Ondanks het taboe dat juist in Nederland op alle vormen van racisme rust is de belangstelling voor deze bij uitstek anti-semitische Franse auteur zo groot dat uitgeverij Meulenhoff het de moeite waard acht om een onvoltooid essay van Cola Debrot over Céline op de markt te brengen. De titel ‘Wie was Céline’ en de wervende tekst op de omslag van het boekje beloven veel. De inhoud stelt teleur. Wat Debrot nu precies heeft willen beweren valt na lezing van het essay moeilijk te doorgronden, zo concludeert Hermans.

Misschien had ‘de Nederlander’ Debrot, net als Céline schrijver-arts, zich beter kunnen beperken tot een verslag van zijn schaarse ontmoetingen met zijn Franse collega. Het korte fragment over zijn ontmoeting met Céline in 1938 (bl. 77-79) is veel aardiger om te lezen dan de mistige analyses van diens oeuvre. Laatst genoemde ontmoeting vond overigens niet plaats in Nederland maar in Parijs. Céline bezocht ons land wel eens maar ontmoette er voor zover bekend geen Nederlandse schrijvers. Wel bewonderde hij de nationale schilderkunst, zoals elke buitenlander.

Behalve toeristische motieven brachten ook zakelijke beslommeringen Céline een keer naar ons land. Samen met zijn toekomstige echtgenote Lucette Almansor reisde Céline in 1938 naar Nederland. Zij bezochten het Rijksmuseum in Amsterdam en het Mauritshuis te Den Haag. In Den Haag bracht Céline ook een bezoek aan het kantoor van de Amsterdamsche Bank, bijbank 's-Gravenhage gevestigd aan de Lange Vijverberg. Hij huurde daar safe 1310 en deponeerde hierin 184

[pagina 30]
[p. 30]

gouden tientjes. Die had hij, naar eigen zeggen, gekocht met het geld dat de auteursrechten van zijn in Engeland verschenen werk hem hadden opgeleverd. In hetzelfde jaar reisde hij naar Denemarken. Daar borg hij eveneens goud op in een kluis. De meest aannemelijke verklaring voor deze acties is dat hij hoopte in geval van oorlog te kunnen uitwijken naar een neutraal land. Het verloop van de Tweede Wereldoorlog verhinderde dit. In 1941 werd de Nederlandse kluis op bevel van de Duitse bezetter geopend. Het goud werd in beslag genomen. Céline's biograaf François Gibault beschrijft in ‘Delires et Persécutions’ de gebeurtenis gedetailleerd. Hij schetst hoe Céline probeert invloed van relaties te gebruiken om het onheil te voorkomen. (zie blz. 237-242). Tevergeefs, het goud verdween en keerde niet meer terug in het bezit van de auteur. Gibault is voorzichtig genoeg om deze conclusie niet als onomstotelijk bewezen te presenteren. Hij heeft geprobeerd om te achterhalen hoe deze kwestie precies is afgelopen. Hij trad in contact met de bij deze zaak betrokken bank. Het bankarchief bevatte wellicht nog bruikbare gegevens, (zie interview met Gibault in de boekenbijlage van Vrij Nederland, 8 februari 1986, bl. 6-7). Banken zijn gewoon dergelijke archiefstukken na verloop van tijd te vernietigen. Gibault heeft het zoeken daarop gestaakt. Verspreid over verschillende archieven in Nederland bevinden zich echter enige documenten die deze zaak duidelijker maken.

Bezet Nederland werd tijdens de Tweede Wereldoorlog bestuurd door een Rijkscommissaris. Eén van diens bijzondere maatregelen was de ‘Verordening voor het bezette Nederlandsche gebied betreffende de behandeling van vijandelijk vermogen (no. 26 d.d. 24 juni 1940)’. De uitvoering van deze maatregel werd opgedragen aan het door de Rijkscommissaris opgerichte Commissariaat Generaal voor Financiën en Economische Zaken. Krachtens de genoemde verordening werden vermogens van onderdanen van vijandelijke staten, en als zodanig golden Franse staatsburgers, geblokkeerd. De Commissaris Generaal voor Financiën en Economische Zaken belastte de Deutsche Revisions und Treuhand (DRT), een Duits accountantskantoor, met het uitoefenen van het beheer over de vijandelijke vermogens. Een in Den Haag gevestigd filiaal van de DRT begon in 1940 met de registratie van de aan de onderneming toevertrouwde vermogens.

De banken in Nederland werden verplicht vreemde vermogens aan te melden en zo belandde men in de loop van 1941 bij de kluis van Céline. Céline vernam in juli 1941 van de voor hem rampzalige maatregel en reisde naar Den Haag. Hij vreesde inbeslagname van zijn goud. Sinds de zomer van 1940 rustte in Nederland op particuliere personen de verplichting goud bij de Nederlandse Bank te koop aan te bieden. De Nederlandse Bank droeg vervolgens zorg voor de overdracht

[pagina 31]
[p. 31]

van dit goud aan de Duitse centrale bank.



illustratie

De Amsterdamsche Bank bleek niet langer bevoegd Céline toegang tot zijn kluis te verlenen. Onverricht ter zake keerde hij naar Parijs terug. Kort daarna sommeerde de bank hem de sleutels van de kluis naar Den Haag op te sturen. De DRT dreigde anders opdracht te geven de kluis open te breken. De kosten van een dergelijke operatie (fl 50,-) kwamen voor rekening van de kluishouder.

Daarop wendde Céline zich tot zijn relaties Alphonse de Chateaubriant, een schrijver die op goede voet met de Duitsers stond, en Fernand de Brinon, ambassadeur van maarschalk Petain te Parijs. Zij schakelden hun contacten in bij de vertegenwoordiging van het Duitse Ministerie van Buitenlandse Zaken te Parijs. Daar richtte men zich tot de vertegenwoordiger te Den Haag met het verzoek stappen te ondernemen die ertoe zouden leiden dat Céline de status van vijandelijk onderdaan zou worden ontnomen. Deze bevoegdheid was voorbehouden aan het Commissariaat Generaal voor Financiën en Economische Zaken. In het archief van deze instelling, dat bij het RIOD te Amsterdam berust, bevindt zich een brief d.d. 5 september 1941 van de vertegenwoordiger te Den Haag aan dr. Schröder, stafmedewerker van de Commissaris Generaal. In deze brief wordt verzocht om ‘voor zover op politieke gronden mogelijk het eigendom van de beroemdste antisemiet van de Franse literatuur niet langer als vijandelijk te beschouwen en de dreigende inbeslagname van zijn bezit te verhinderen. Célines jarenlange strijd tegen het jodendom en voor de Frans-Duitse toenadering dient te worden beloond. Hoezeer Céline de anti-semitische zaak is toegedaan blijkt wel uit zijn voornemen de openingsrede uit te spreken bij de grote anti-semitische tentoonstelling die op 5 september in Parijs van start zal gaan’.

Ten overvloede: Céline bezocht die tentoonstelling wel, maar hij sprak de openingswoorden niet. Hij was teleurgesteld over het ontbreken van zijn pamfletten op de tentoonstelling.

Schröder honoreerde het verzoek niet. ‘Een uitzondering kan hij niet maken. Bovendien zal Céline's eigendom niet in beslag worden genomen. Het kapitaal wordt alleen geblokkeerd. Het zal in de toekomst voor hem worden beheerd door de DRT. Mocht heer Céline werkelijk dringend zijn vermogen nodig hebben dan moet hij zich maar tot de DRT wenden met het verzoek dat beheer te laten beëindigen”.

Dit antwoord van Schröder bleek niet geheel in overeenstemming met de waarheid. Want op 17 september 1941 wordt de kluis opengeboord en wordt het goud aan de DRT overhandigd. Bij de Amsterdamsche Bank wordt een rekening op naam van Céline geopend. Op deze rekening wordt een bedrag van

[pagina 32]
[p. 32]

ongeveer fl 2200,- geboekt. De rekening wordt geblokkeerd.

Het omruilen van goud voor geld was voor Céline onverteerbaar. Hij vond het goud wel 10x zoveel waard als dat ‘waardeloze papiergeld’ dat op zijn rekening was gestort. Hij heeft zich, voor zover bekend, tijdens de Tweede Wereldoorlog verder de moeite gespaard om de maatregelen ongedaan gemaakt te krijgen.

De DRT registreerde als beheerder van particuliere buitenlandse banksaldo's via een kaartsysteem de oorspronkelijke rekeninghouders. Dit kaartsysteem maakt nu deel uit van het archief van de naoorlogse beheerders van de DRT, een archief dat sinds enkele jaren berust bij het Ministerie van Financiën te Den Haag. De DRT liet uiteraard niet na om op de persoonskaarten te vermelden of de betreffende rekeninghouder joods was. Op het kaartje ten name van dr. L.F. Destouches is achter het voorbedrukte ‘jude-arier’ ingevuld ‘unbekannt’. Voor de rest is tijdens de Tweede Wereldoorlog niets met het geld van Céline en andere niet joodse rekeninghouders gebeurd. Ondertussen trof de Nederlandse regering te Londen maatregelen voor het geval Duits en ‘Duitsvriendelijk’ vermogen onder haar controle zou geraken. Als gevolg van deze maatregelen werd na de bevrijding van Nederland het grootste deel van de tijdens de Duitse bezetting geblokkeerde en onder beheer gestelde vermogens weer automatisch ‘niet-vijandig’. Dit betekende geenszins dat iedereen weer direct over zijn kapitaal kon beschikken. Bezit en eigenaar moesten worden opgespoord, rechtmatig eigendom moest worden aangetoond en toegewezen. Het beleid ten aanzien van deze problematiek werd uitgevoerd door het Nederlands Beheersinstituut. Het Beheersinstituut stelde tevens beheerders aan over de vermogens van particulieren en ondernemingen die na de bevrijding als vijandelijk werden bestempeld. Deze status verkreeg het Haagse kantoor van de DRT. In 1946 begonnen de Amsterdamse notarissen van Hasselt en Vroom als beheerders van de Haagse DRT met de liquidatie van de onderneming. Het zou een grote hoeveelheid specialistische financiële kennis vereisen om de complexe materie rond de liquidatie uit te zoeken en uitéén te zetten. In dit verband is het van belang dat in februari 1946 de Amsterdamsche Bank uit naam van dr. Destouches een vordering op de DRT indiende ter waarde van het banksaldo van 1942. Het duurde nog tot 1949 voordat een eerste betaling plaatsvond. Op 29 april werd een bedrag van fl 1651,74 overgeschreven naar de rekening van dr. Destouches bij de Amsterdamsche Bank.

Uit correspondentie tussen notaris van Hasselt en de Amsterdamsche Bank blijkt dat het Nederlands Beheersinstituut in februari 1949 toestemming verleende voor de vrijgave van Céline's vermogen. De Franse staatsburger Destouches was volgens de Nederlandse wetgeving immers in principe geen vijand. In

[pagina 33]
[p. 33]

het archief van het Nederlands Beheersinstituut (thans eigendom van het Ministerie van Justitie en opgeslagen in de depots van het Algemeen Rijksarchief te Den Haag) bevindt zich een dossier over dr. Destouches. Helaas resteert hiervan alleen de omslag. Uit aantekeningen op deze omslag kan worden opgemaakt dat het Beheersinstituut de kwestie Destouches eind 1948 en begin 1949 via een korte administratieve procedure heeft afgerond. Destouches werd niet beschouwd als vijand. Wellicht had men hem als zodanig gekenmerkt wanneer men achter de naam Destouches de schrijver Céline had vermoed. Was dat het geval geweest dan had hij zijn geld zeker niet al in 1949 gekregen.

Céline, die zich sinds 1945 in Denemarken bevond, ontving in mei 1949 bericht van de bank dat hij weer over zijn saldo kon beschikken. Helga Pedersen beschrijft in haar boek ‘Le Danemark a-t-il sauvé Céline’ hoe Céline in deze tijd foeterde op die lelijke dieven uit Holland. (bl. 155-157) Het duurde hem allemaal te lang. Na de vrijgave van het banksaldo moest de Nederlandsche Bank een mogelijke deviezentransfer goedkeuren. Dit verklaart het tijdsverschil tussen het moment waarop het vermogen werd vrijgegeven en de datum waarop het saldo beschikbaar was.

Vijand van de Franse staat was Céline inmiddels wel. Tijdens zijn verblijf in Denemarken tussen 1945 en 1951 vroeg de Franse ambassadeur in Kopenhagen om zijn uitlevering. De Denen arresteerden Céline, hielden hem anderhalf jaar lang gevangen, maar leverden hem niet uit. De Franse justitie veroordeelde Céline in 1950 bij verstek tot een boete, het verlies van burgerrechten en de inbeslagname van de helft van zijn bezittingen. Eén jaar later werd een Franse amnestiewet van kracht die het voor Céline mogelijk maakte terug te keren naar Frankrijk.

Céline bracht in 1952 de Amsterdamsche Bank op de hoogte van zijn terugkeer. De bank verlangde hierop een door de Nederlandse consul te Parijs gelegaliseerd bewijs dat hij zich daadwerkelijk weer in Frankrijk had mogen vestigen. In het archief van deze consul, berustend bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken te Den Haag, komt een brief van Céline voor, waarin hij de gehele zaak nog eens uitéénzet.



illustratie
fragment brief Celine


‘Wat hem allemaal niet is overkomen de laatste jaren... Het goud had hij toch in alle vertrouwen

[pagina 34]
[p. 34]

naar Nederland gebracht en dan die papieren guldens en nog wel tegen zo'n wisselkoers... En na de oorlog kwam dat geld niet meer los, terwijl hij voor 75% oorlogsinvalde is (1914-18)... En nu weer een bewijs dat hij echt in Meudon woont (z'n belastingpapieren soms?)... Hij heeft dat huis gekocht en gaat er nooit meer weg...



illustratie

Misschien kent de consul hem wel onder de naam Céline. Zijn boeken zijn ook in het Nederlands vertaald... Zeven jaar was hij balling in Denemarken en twee jaar daarvan in de gevangenis... Nu heeft hij amnestie... Waarom zou hij ooit nog naar Denemarken of waar dan ook gaan?’

De toon van de brief sluit aan bij zijn naoorlogse romans. Zelfbeklag, onrecht en het is hem allemaal maar overkomen.

Op 25 juli 1952 vond voor de tweede maal een betaling plaats uit de boedel van de DRT. Er werd fl 528,26 op de bankrekening van Céline bijgeschreven. In totaal heeft hij als compensatie voor het verlies van 184 gouden tientjes dus over een banktegoed van bijna fl 2200,- kunnen beschikken. In aanmerking nemend dat hij er in de jaren dertig ongeveer hetzelfde bedrag voor zal hebben betaald, kan z'n verlies bescheiden worden genoemd. De gouden tientjes werden aangeschaft met een speculatief doel. De prijs van goud bedroeg tijdens de Tweede Wereldoorlog op de zwarte markt een veelvoud van de aan Céline berekende officiële koers. Céline verloor de kans op oorlogswinst. Het heeft misschien wel lang geduurd voordat de naoorlogse Nederlandse instanties besloten dat Céline weer gewoon van z'n bankrekening gebruik kon maken. En over de mogelijke restitutie van het goud is blijkbaar nooit nagedacht. Het volgende moet daarbij in acht worden genomen. De teruggave van het tijdens de Tweede Wereldoorlog door Duitsland uit Nederland weggevoerde goud werd geregeld via overleg in internationaal verband. Deze onderhandelingen verliepen moeizaam. De Nederlandse claim inzake het onder dwang verkochte particuliere goud is nooit door de bij dat overleg betrokken staten erkend. Het is dus onwaarschijnlijk dat er ooit iemand in een vergelijkbare positie met die van Céline iets van zijn goud heeft teruggekregen. Voorop gesteld dat restitutie wettelijk niet mogelijk was, is Céline niet slechter behandeld dan anderen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Ton van Zeeland

  • Bert van der Zwan

  • over Louis-Ferdinand Céline

  • beeld van Louis-Ferdinand Céline