Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Spektator. Jaargang 1 (1971-1972)

Informatie terzijde

Titelpagina van Spektator. Jaargang 1
Afbeelding van Spektator. Jaargang 1Toon afbeelding van titelpagina van Spektator. Jaargang 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Spektator. Jaargang 1

(1971-1972)– [tijdschrift] Spektator. Tijdschrift voor Neerlandistiek–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 160]
[p. 160]

Ton van der Geest
G.E. Booij als naloper van de t.g. grammatica

Als men het tweede nummer van Spektator open laat vallen (d.w.z. op de nietjes), dan wordt men geconfronteerd met een alleraardigst artikeltje van G. Booy over Ten Kate en de T.G. grammatica. Men wordt getroffen door allerlei overeenkomsten tussen het 18e eeuwse filosofische denken van L. ten Kate en Chomsky's theorieën die op het 18e eeuwse denken gebaseerd zijn.

Op slechts één plaats ben ik het oneens met Booij en wel daar waar hij meent Ten Kate terecht te moeten wijzen: (p. 75) ‘Toch hecht Ten Kate nog teveel aan “nabootsing” als verklaringsprincipe,’ alsof Booij daarmee zeggen wil dat Ten Kate ‘Aspects’ nooit goed gelezen heeft. Afgezien van dit anachronisme, zou ik bij deze passage de volgende kanttekeningen willen plaatsen. Nabootsing hoeft niet alleen het klakkeloos imiteren te betekenen (zo van 5 x nazeggen en het zit gebeiteld) maar ook het zich aanpassen aan en inpassen in het systeem van de volwassen taal op basis van de taal van de omgeving (dit is de indirecte imitatie ofwel analogie). Deze laatste vorm van nabootsing is essentieel voor de taalverwerving en verklaart bijvoorbeeld dat de taal van het kind het idiolect en het dialect van de beide ouders reflecteert. Lenneberg (Biological foundations, 1967)noemt dit de resonantie theorie.

Vervolgens wordt Ten Kate verweten dat hij over het hoofd zou zien - hij moest toch beter weten - dat kinderen ook veel ongrammaticale zinnen horen. Natuurlijk hoort een kind veel ongrammaticale zinnen maar dan wel in die zin dat menselijke spraakklanken zijn trommelvlies bereiken terwijl die klanken hooguit als een soort ruis functioneren. Men dient n.l. een onderscheid te maken tussen die zinnen die in de nabijheid van maar niet tot het kind worden gesproken en die zinnen die wel tot het kind gericht zijn. Op het eerste type zin reageert het kind in de vroegste perioden van zijn taalverwerving blijkens de onderzoekingen totaal niet; op het tweede type wel (beide hebben akoestisch totaal verschillende kwaliteiten). Op grond van zowel Amerikaanse als Nederlandse onderzoekingen kan van het laatste type van zinnen gezegd worden dat ze de volgende eigenschappen vertonen:

1.ze zijn perfect grammaticaal
2.ze zijn uiterst eenvoudig (is 1 het gevolg van 2?)
3.ze zijn nooit langer dan 6 à 7 woorden
[pagina 161]
[p. 161]
4.aksent, intonatie en articulatie worden als karikaturaal beschouwd.

Chomsky's opmerking dat jonge kinderen het vermogen zouden bezitten om ongrammaticale zinnen van grammaticale te onderscheiden is op grond van deze onderzoeken onjuist.

Trouwens, dat wat door de volwassene als ongrammaticaal beschouwd wordt wordt door het kind meestal niet gepercipiëerd: morfemen en functiewoorden zijn meestal onderbeklemtoond en worden door het jonge kind om die reden niet waargenomen.

Wat de volgorde betreft: jonge kinderen gebruiken de semantische strategie voor het afbreken van zinnen; d.w.z. in een zin bestaande uit vormen van de woorden, koek eten en Hester met wat voor volgorde dan ook wordt door het kind automatisch verwerkt met Hester als handelende persoon en koekje als object.

Men kan resumerende dus veilig aannemen dat Lambert en niet Noam gelijk heeft wanneer het er om gaat of het kind vrijwel alleen goede voorbeelden aangeboden krijgt, ja dan nee.

 

Amsterdam, januari 1972

 

P.S. Overigens zijn compensatieprogramma's slechter voor kinderen dan sigaretten voor volwassenen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Aenleiding tot de kennisse van het verhevene deel der Nederduitsche sprake (2 delen)


auteurs

  • Ton van der Geest

  • over Geert Evert Booij


datums

  • januari 1972