Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Spektator. Jaargang 3 (1973-1974)

Informatie terzijde

Titelpagina van Spektator. Jaargang 3
Afbeelding van Spektator. Jaargang 3Toon afbeelding van titelpagina van Spektator. Jaargang 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Spektator. Jaargang 3

(1973-1974)– [tijdschrift] Spektator. Tijdschrift voor Neerlandistiek–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 234]
[p. 234]

Aankondiging en bespreking

Gedicht

Medio december verschijnt het eerste nummer van een door de uitgeverij De Bezige Bij uit te geven literaire periodoiek Gedicht, die onder redactie staat van Remco Campert. In iedere aflevering zullen naast een interview met een dichter, een essay, vertalingen van buitenlandse gedichten en tekeningen een groot aantal nederlandse gedichten gepubliceerd worden.

Het eerste nummer bevat een interview van Loukje van Bree met Jacob Groot, een essay van Arie van den Berg - ‘Het Romantisch Verscheidene’ - , zes tekeningen van Willem van Malsen, vertalingen, plus inleiding, door Cees Buddingh' en Guido Golüker van werk van Christopher Logue en gedichten van o.a. Arie Gelderblom, Jan Elburg, Alain Teister, Jacques Hamelink en de debutant Tymen Trolsky.

Per jaar verschijnen er vier nummers van ongeveer 150 pagina's. De prijs per nummer is f 7, 50. De abonnementsprijs, inclusief verzending, bedraagt f 30, -, bij vooruitbetaling te voldoen via overschrijving op girorekening 388726 t.n.v. De Bezige Bij, Amsterdam (CH, 8/11/73)

Simone Dubois. Belle van Zuylen - Confrontatie met Europa. Het spel en de knikkers Profiel 5. Meulenhoff Educatief, Amsterdam 1972. f. 4, 90.

De serie Het spel en de knikkers, onder redactie van Piet Calis, F.P. Huygens, B.W.E. Veurman en P. de Wispelaere, die bestaat uit twee literatuurgeschiedenisboeken en een serie Profielen, kleinere uitgaven waarin stromingen, genres of schrijvers onder de loep worden genomen, is bedoeld voor het literatuuronderwijs in de hogere klassen van het VWO en HAVO. De redactie van deze serie beoogt dat in de Profielen de accenten dáár komen te liggen ‘waar de jongeren van nu herkenningspunten vinden.’

In deel 5 van deze goed verzorgde reeks leesboeken wordt Belle van Zuylen in haar confrontatie met de cultuur van de tweede helft van de 18e eeuw in West-Europa door haar biografe Simone Dubois belicht. Na een korte inleiding waarin de schrijfster enige regels wijdt aan de belangstelling die er momenteel bestaat voor de 18e eeuw, aan Voltaire, Montesquieu, de Encyclopédie, Frans als toenmalige internationale taal, de Franse Revolutie en aan Restif de la Bretonne, geeft zij een ongeveer zestig pagina's tellende, met veel briefcitaten gelardeerde biografie van Belle van Zuylen (1740-1805); in feite is dit boekje een gepopulariseerde samenvatting van de biografie die Simone Dubois enige jaren geleden over de beroemde dochter van de Utrechtse edelman, baron van Tuyll van Serooskerken, publiceerde. Belle van Zuylen is als onderwerp gekozen, omdat deze franstalige Nederlandse schrijfster door haar houding een treffende illustratie is van een bloeiende periode. Simone Dubois stelt

[pagina 235]
[p. 235]

dat de problemen van Belle nog steeds de onze zijn en dat het zich verdiepen in een tijd die even actueel lijkt als de tijd waarin wij leven voor ons het voordeel heeft dat wij onze tijd beter kunnen begrijpen (een clichématige, ongemotiveerde doelstelling die in veel schoolboeken voorkomt); het is daarom dat Belle van Zuylen de lezers van Profiel 5 zal interesseren. De adellijke schrijfster uit de 18e eeuw, die het grootste deel van haar leven in Zwitserland en Frankrijk vertoefde, zou volgens Simone Dubois vooral onze belangstelling moeten krijgen door haar redelijke benadering van de 18e eeuwse problemen, door haar ‘mondigheid’ en door haar ideeën over vrijheid en gelijkheid. Toch is dit boekje over een boeiende 18e eeuwse vrouw vooral een poging tot verklaring van de melancholieke levenshouding van Madame de Charrière; de 18e eeuwse problemen waarmee zij in haar satirische geschriftjes en brievenromans bezig hield, worden door de schrijfster van een boekje voor niet-Verlichtingsdeskundigen nauwelijks behandeld.

Ik mis in dit schoolboekje niet alleen de aansluiting bij het referentiekader van de middelbare scholier, maar ook de aansluiting bij de belangstelling van de in 18e eeuwse literatuur en cultuur geïnteresseerde leerling. Er wordt nergens ingegaan op de brief als literaire vorm, op het sentimentele karakter dat de brievenromans van Belle van Zuylen, ondanks haar ‘redelijkheid’, hebben, noch op de opkomst van de vrouw in de literatuur. Er wordt niet ingegaan op de maatschappelijke verhoudingen, op de gevolgen van de veranderende economische toestanden, op de vele gezagscrises etc., allemaal zaken waarmee een bewust levende vrouw uit de hogere standen in de 18e eeuw geconfronteerd werd.

Het actueel maken van Belle van Zuylen en haar tijd doet nogal geforceerd aan; het is zeer de vraag of men door niet ter zake zijnde opmerkingen over milieuvervuiling, Chinezen, de Club van Rome, de pil en abortus de accenten daar legt waar de jongeren van nu herkenningspunten vinden. Met een vergelijking tussen Benjamin Constant en ‘hedendaagse hippies’ maakt men van een leesbare biografie nog geen letterkundeleesboek voor de middelbare school. Profiel 5 is een minder geslaagde keuze in de reeks. (HMdB)

Kees Fens, H.U. Jessurun d'Oliveira en J.J. Oversteegen. Literair Lustrum 2. Een overzicht van vijf jaar Nederlandse literatuur 1966-1971, samengesteld door - - -. Amsterdam 1973. Atheneum - Polak & Van Gennep. f 15, -.

Het onlangs verschenen Literair Lustrum 2 heeft qua structuur nauwelijks wijzigingen ondergaan ten opzichte van het eerste deel, dat de periode 1961-1966 omsloot. Des te opvallender zijn de inhoudelijke verschillen. Werd Literair Lustrum 1 vooral bepaald door de (ook uitgesproken) subjectieve keuze van de samenstellers en hun toen nog vooral ergocentrische benadering van literatuur, Literair Lustrum 2 tracht vollediger te zijn, zowel in het verslag over de produktie van de behandelde jaren, als in benaderingen daarvan.

De oorspronkelijke driedeling is behouden: in de afdeling ‘panorama’ (die overigens alleen in de inhoudsopgave zo genoemd wordt) wordt door Paul de Wispelaere het proza behandeld, door Kees Fens de poëzie en door J.J. Oversteegen het essay. Een ‘konklusie’ van Oversteegen rond dit gedeelte af.

Het tweede gedeelte wordt gevormd door de reeks ‘profielen’, waarin dit keer twintig auteurs belicht worden (in Literair Lustrum 1:13 auteurs).

Het derde deel wordt in beslag genomen door een bibliografie van de belangrijkste literaire werken verschenen in de periode 1966-1970.

Men kan het eens zijn met de veranderde uitgangspunten waarvan Literair Lustrum 2

[pagina 236]
[p. 236]

blijk geeft. Die veranderingen werden trouwens gedicteerd door de veranderende praktijk waarmee de samenstellers geconfronteerd werden. In zijn ‘konklusie’ stelt Oversteegen vast dat er een verschuiving binnen de literatuur valt waar te nemen die zich vooral uit in het loslaten van het fiktionaliteitskriterium. Dat dwingt de literatuurbeschouwer dan ook andere kriteria aan te wenden dan de in Literair Lustrum 1 aan het werk zelf ontleende kriteria. Deze verschuiving in de benadering van literatuur laat zich niet alleen aflezen uit het deel ‘panorama’, maar evenzeer, of beter vooral, uit de afdeling ‘profielen’. Zowel uit de keuze van de medewerkers voor deze rubriek, als uit de in de profielen weerspiegelde wisseling van optiek blijkt deze verruiming van het kader.

Soms krijgt men de indruk dat met alle macht getracht is elke subjectiviteit bij de samenstelling van dit deel uit te bannen. Dat uit zich onder meer in een streven naar volledigheid, zoals vooral in het stuk van De Wispelaere over het proza wordt gedemonstreerd. Zonder enig onderscheid wordt daarin de ene auteur na de andere besproken, met als gevolg dat bij de lezer een tijdsbeeld zonder hoogtepunten overkomt. Blijkens het voorwoord heeft dezelfde objektiviteit ertoe geleid dat de samenstellers in de ‘profielen’ nu auteurs hebben opgenomen die in Literair Lustrum 1 niet werden besproken. Waarom daarbij een aantal auteurs van 1 nu niet en een aantal anderen wel weer opnieuw aan bod kwamen, blijft duister: Boon, Van het Reve, Hamelink en Wolkers bepaalden toch mede het klimaat van de besproken jaren, evenals Hermans, Claus en Ten Berge. Toeval of een van de bedrijfsongelukken waar de redaktie in haar voorwoord over spreekt?

Literair Lustrum 2 besluit de rubriek ‘profielen’ met een artikel van H. Verdaasdonk over intertekstualiteit. Het is mij volstrekt onduidelijk wat dit stuk in deze bundel doet. Het lijkt er ook op dat de samenstellers niet goed raad geweten hebben met dit artikel en het daarom maar weggemoffeld hebben achteraan in de rubriek ‘profielen’. Representatief voor de periode 1966-1971 voor wat de literatuurwetenschap betreft kan het nauwelijks genoemd worden. Of moeten we het beschouwen als een toekomstperspektief en staat het daarom helemaal achteraan? (GJvB).

Tijdschrift voor de studie van de Verlichting. 1e jaarg., 1973, nr. 1. Uitgave van de Vrije Universiteit van Brussel.

Een nieuw blijk van de in alle vakgebieden toegenomen belangstelling voor de 18de eeuw is het verschijnen van dit tijdschrift. De wat onduidelijke inleiding (p. 5-6) geeft niet zozeer de lijn van het blad aan maar spreekt vooral over een motivatie naar het tijdperk van de Verlichting terug te keren, als ‘een terugkeer naar de bronnen van het sterk gehavende enthousiasme voor een vrij wetenschappelijk onderzoek, dat kritisch is en elke leerstelling “voor het tribunaal van de Rede” brengt en niet voor de repressieve gerechtshoven van het geïnstitutionaliseerde gezag’; ‘Voltaire en Rousseau, de twee uitersten, verschijnen weer als onze tijdgenoten, met heel de beweging rondom hen, in Duitsland, Italië, Holland, Engeland en Frankrijk op de eerste plaats’.

De oprichting van een blad over de tijd waar de bonae litterae als geheel nog triomfen vierden, en de samenhang van mens- en geesteswetenschappen en samenleving zo duidelijk geweest is, is alleen maar toe te juichen. Uit de verdere inhoud schijnt echter ‘verlichting’ voornamelijk opgevat te worden als een ideeengeschichtliche aangelegenheid, zonder veel aandacht voor de verspreiding van de Verlichting (een essentiële eigenschap van het probleem, zoals het woord verlichting zelf al aangeeft),

[pagina 237]
[p. 237]

en waarover althans m.b.t. het nederlandse taalgebied betrekkelijk weinig zinnigs geschreven is.

Het eerste nummer is gewijd aan de franse materialist baron d'Holbach. Na inleiding, en samenvatting van de artikelen in het nederlands, volgens twee opstellen van L. Flam over de kritiek van Marx op het mechanicistisch materialisme, en de ontwikkeling van Toland naar D'Holbach; verder, allen in het frans, Marian Skrzypek (Univ. v. Warschau) over 18e-eeuwse antireligieuze materialistische metaforen voorzover terugkerend bij Lenin; Jacques Marx over minder bekende weerleggingen van D'Holbach's, Système de la Nature; en Jeroom Vercruysse over onbekender Holbach-korrespondentie.

Het Tijdschrift voor de Verlichting gaat vier maal per jaar verschijnen à 400 BF, en wordt uitgegeven bij het Centrum voor de Studie van de Verlichting, Buyllaan 136, Brussel. (AH, 15/10/73)

Jacques Kruithof. De bewoonde wereld. Inleiding tot de interpretatie van gedichten. Wolters-Noordhoff. Groningen, 1972. 98 blz. f. 6,40

Dit boek is het eerste deel van een serie waarin wordt geprobeerd leerlingen en studenten literaire teksten beter te leren lezen en interpreteren. Het bevat een inleiding over poëzie, over het lezen en over het interpreteren. De tekst van de inleiding wordt soms onderbroken door een vraag over een probleem dat de schrijver signaleert.

Het hoofdstuk over interpretatie is verdeeld in genummerde paragrafen, die elk een term behandelen (b.v. betekenis, woordhomonymie, allusie, metafoor.).

Bij de behandeling van de term connotatie (pag. 41, par. 5) wil ik een opmerking maken. Ik citeer: ‘Veel woorden bezitten bijbetekenissen of connotaties die om zo te zeggen rond de eigenlijke betekenis of notatie liggen. Zo is de betekenis van nacht: deel van een etmaal, “omsingeld” door een kring van connotaties als: slapen, rust, duisternis, zwart, sterren, droom, geheimzinnigheid, bedreiging, angst, nachtmerrie en dergelijke’. Ik zou wat Kruithof connotaties noemt associaties noemen en de eigenlijke betekenis de connotatie. Het verdient aanbeveling in een eventueel volgende druk een paragraaf op te nemen waarin de termen connotatie, denotatie, referent en associatie iets uitvoeriger aan de orde komen. Het tweede deel bevat gedichten met een aantal vragen erover. Sommige vragen zijn voorzien van het nummer van een paragraaf, zodat de lerende lezer daar nog eens op kan zoeken wat b.v. de term metafoor betekent.

Vooral de teksten en de vragen erover zetten de lezer aan tot het stellen van meer vragen. Het boekje lijkt mij geschikt om leerlingen en studenten statarisch te leren lezen, hetgeen volgens Kruithof betekent: aandachtig, grondig en onderzoekend de tekst tegemoet treden. (W.V.)

Gerrit Krol. APPI. Automatic Poetry by Pointed Information. Poezie met een computer. Querido, 1971. f. 12,50

Het boekje bevat vier hoofdstukken. Het eerste geeft antwoord op de volgende vragen: hoe worden gedichten gemaakt?, wanneer is een reeks woorden een gedicht?, is een gedicht nuttig?, hoe wordt een beeld omgezet in woorden?, hoe ziet ons geheugen eruit?, wat is mooi?, hoe werkt lezen?, wat is een idee?, wat is pointed information?

[pagina 238]
[p. 238]

Pointed information bestaat uit:

- een plaatje

- een lijstje van beschrijvende zinnen waarvan maar één juist is, de andere zijn onjuist. Hoofdstuk II geeft voorbeelden.

Een voorbeeld is het plaatje van een vrouw in badpak en een lijst van beschrijvende zinnen (o.a. ze steunt op haar hand; haar oksel is niet te zien);

De beschrijvende zinnen bevatten modi, tijden, beginvoegwoorden, eindvoegwoorden en zinnen (werkwoorden).

Als persoonlijk voornaamwoord is zij gebruikt.

Verder worden gegeven: een paar regels, een subprogramma dat SYNTAX heet en een matrix. De matrix weerspiegelt de voorkeur voor elk der mogelijke modificaties en combinaties van woorden uit de lijst van beschrijvende zinnen.

Deze gegevens kunnen in een computer ingevoerd worden en van de door de computer geproduceerde (dicht)regels kan ieder voor zich uitmaken of hij die goed/niet goed vindt.

Hoofdstuk III gaat over het voordeel van APPI voor de lezer; het gehalte aan poëzie in de gemiddelde dichtbundel (onderzoek van het MIT) en een aanwijzing hoe men meer poëzie voor minder geld kan krijgen. In drie zinnen wordt tenslotte het verschil tussen een dichter en een lezer aangegeven.

Hoofdstuk IV geeft andere procedures om op mechanische wijze poëzie, of proza te maken.

Het is duidelijk/niet duidelijk dat u op iets meer dan 50 pagina's voor f. 12,50 antwoord krijgt

- op een aantal belangrijke vragen

- op de vraag: hoe maak ik poëzie. (W.V.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Literair lustrum 2. Een overzicht van vijf jaar Nederlandse literatuur 1966-1971

  • over De bewoonde wereld


auteurs

  • Wouter Voskuilen

  • Camiel Hamans

  • H.M. de Blauw

  • G.J. van Bork

  • A.J. Hanou

  • over Belle van Zuylen

  • over Simone Dubois

  • over Gerrit Krol