Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Spektator. Jaargang 3 (1973-1974)

Informatie terzijde

Titelpagina van Spektator. Jaargang 3
Afbeelding van Spektator. Jaargang 3Toon afbeelding van titelpagina van Spektator. Jaargang 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Spektator. Jaargang 3

(1973-1974)– [tijdschrift] Spektator. Tijdschrift voor Neerlandistiek–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 405]
[p. 405]

Aankondiging en bespreking

De Volmaakte Hollandsche Keuken-Meid. Aanhangzel, van de Volmaakte Hollandsche Keuken-Meid. Convoluut/Facsimile-uitgave. Met een verklarende woordenlijst van John Landwehr. 3e dr., Leiden. A.W. Sijthoff, 1973. Prijs f 17,50.

Er wordt door smulpapen en andere meer dan normaal in voedsel geïnteresseerde personen in kookpraatjes voor de radio en in culinaire kolommen in dag- en weekbladen nogal eens geklaagd over het feit dat de Nederlanders geen eigen ‘keuken’, geen nationale eetcultuur hebben, zoals bijvoorbeeld de Fransen. Die klachten zullen ongetwijfeld niet geheel ten onrechte zijn; het lijkt er inderdaad op dat Lucullus' naam in vele andere landen meer in ere wordt gehouden dan in het onze. Een eeuw of twee geleden echter wist men de Romeinse gastronoom ook in ons land in bepaalde kringen (die beschikten over (g)astronomische bedragen) nog op waardige wijze na te volgen, getuige het grote getal Nederlandse kook- en receptenboeken dat toen gepubliceerd werd. Men wist voortijds in de huizen aan de Herengracht en Vecht wel ter dege wat men moest doen met het fraaie zilver en de porseleinen serviezen, zoals blijkt uit de honderden recepten voor overdadige en luxueuze maaltijden in boeken als De ervaren Kok of Keukenmeester (Leyden 1721), De schrandere Stichtsche Keuken-Meid (Utrecht 1754). De Volmaakte Geldersche Keuken-Meyd (Nymegen 1756), De Vriesche Keukenmeid en Verstandige Huishoudster (Leeuwarden 1772) en De Volmaakte Hollandsche Keuken-Meid (Amsterdam 1746). Van het laatstgenoemde boek, een der meest succesvolle verzamelingen recepten die er ooit in Nederland verschenen zijn, kwamen tot 1856 twaalf drukken uit, naast een Aanhangzel en een derde deel, Volmaakte Grond-Beginzelen der Keuken-kunde, waarvan tot het midden van de vorige eeuw ook meerdere drukken verschenen.

De uitgeverij Sijthoff is in 1965 met een facsimile-uitgave in één deel van De Volmaakte Hollandsche Keuken-Meid uit 1761 en het Aanhangzel, van de Volmaakte Hollandsche Keuken-Meid uit 1763 gekomen. Van deze fotografische herdruk is in november 1973 alweer de derde druk verschenen, zodat we wel kunnen spreken van een bestseller gedurende eeuwen.

Het boekje (octavoformaat, totaal zo'n 300 pagina's) bevat ongeveer 550 recepten van oud-Hollandse kost. Voor de bereiding van pasteien en gebak, taarten en pudding, vlees- en visschotels, soepen en sauzen. Recepten waarvan er vele vergeten zijn, maar die ook nu nog goed zijn voor een overheerlijke maaltijd. Naast recepten staan er in dit boekje aanwijzingen voor het schikken van de tafel, het ontvangen van gasten, het gebruik van tafelgerei. ‘Wetten Wegens het Ceremonieel omtrent het drinken der gezondheden’ enzovoort. Door de toevoeging van de verklarende woordenlijst is dit kookboek voor de 20e eeuwer gemakkelijk bruikbaar gemaakt.

Op de 20e eeuwse woordenlijst na is het boekje geheel 18e eeuws; het bevat naast bovengenoemde recepten en aanwijzingen een titelpagina, een opdracht ‘aan alle deftige Huis-moeders’, een ‘Dankzegging aan de Schryfster Van dit nuttige Werk’, een inhoudsopgave van zowel het eerste deel als het aanhangsel, een ‘Privilegie’ en een ‘Korte Voorafspraak’ bij het aanhangsel.

[pagina 406]
[p. 406]

Behalve dat het voor culinaire grootmeesteressen en kleinkunstenaars een kostelijk boekje is, is het ook voor in de 18e eeuw geïnteresseerden een belangwekkend werkje. Vooral het voorwerk bevat enkele gegevens en roept enkele vragen op waarvoor het de moeite waard is om er even bij stil te staan. Op de titelpagina van De Volmaakte Hollandsche Keuken-Meid staat niet alleen het een en ander over vastengerechten voor Roomsgezinden, het keuren van vlees tijdens veepest en huismiddelen tegen verkoudheid, maar ook dat dit boek is ‘Beschreven door Eene Voornaame Mevrouwe Onlangs in 's Gravenhage Overleeden. Gedrukt volgens haar eigen Handschrift’. De opdracht aan deftige mevrouwen, eerbare en beminnelijke juffers, brave huishoudsters en naarstige keukenmeiden is echter ondertekend met ‘Uwen Ootmoedige, dog onbekende Dienaar en Vriend’ en bovendien wordt er in die opdracht gezegd dat de schrijver van een vriend een manuscript heeft gekregen, dat de vriend de recepten optekende uit de mond van een huishoudster die op haar beurt het originele handschrift na de dood van de ‘Mevrouw’ had gekregen. Wie het boekje geschreven en/of samengesteld heeft wordt door deze tegenstrijdige gegevens niet duidelijk, hetgeen zeer goed de bedoeling kan zijn geweest van de uitgever (Steven van Esveldt) en de schrijver of schrijfster; voorname mevrouwen wilden destijds nog niet weten dat ze kookboeken schreven en beroepsauteurs gaven hun werk meestal anoniem uit, omdat hun naam geen aanprijzing voor een boek was.

Enige jaren geleden is al eens een poging gedaan om uit te zoeken wie het populaire kook- en receptenboek heeft geschreven; in haar Oud-Hollands Kookboek (Utrecht/Antwerpen 1966) heeft Annie van 't Veer zich beziggehouden met het auteursprobleem van De Volmaakte Hollandsche Keuken-Meid. Op grond van de letters C.W.L.I.V., waarmee de ‘Dankzegging’ is ondertekend, komt ze tot de opmerking dat Vrouwe I.L. Wassenaar Catwijk wel eens de schrijfster zou kunnen zijn geweest. Ook wijst ze op de mogelijkheid van de zeer vooraanstaande Magdalena Elisabeth van den Poetzelaer-de Jonge als schrijfster. Aangezien echter de voorwoorden en titelpagina's van het Aanhangzel en de Grond-Beginzelen op een schrijver wijzen, vindt Annie van 't Veer het zeer wel mogelijk dat de ‘Voornaame Mevrouwe’ alleen om verkooptechnische redenen op de titelpagina van het eerste deel is verschenen. Zij suggereert dat de bewerker van De Volmaakte Hollandsche Keuken-Meid helemaal geen manuscript heeft gehad, maar dat hij uit verschillende kookboeken recepten heeft overgenomen voor een nieuw kookboek. In De Volmaakte Hollandsche Keuken-Meid staan namelijk 89 recepten die letterlijk overgeschreven zijn uit De Geoeffende en Ervaren Keuken-Meester, Of de Verstandige Kok (Leiden 1701).

Mijns inziens is er inderdaad sprake van een beroepsauteur die in opdracht van de uitgever een kookboek heeft samengesteld. Behalve plagiaat en de mededelingen in de voorwoorden is er nog een belangrijk gegeven dat wijst op een broodschrijver. In het tijdschrift Het Koffy-huis der nieuwsgierigen of de Klapbank der Nouvelisten, dat in 1744-1746 in Amsterdam verscheen bij Steven van Esveldt en dat geschreven werd door de veelschrijver Hermanus van den Burg, komt namelijk in de aflevering van december 1745 een opmerking voor die erop wijst dat de auteur van Het Koffy-huis ook de schrijver was van De Volmaakte Hollandsche Keuken-Meid. Van den Burg die in eerdere tijdschriften af en toe recepten van huismiddeltjes gaf en die mogelijk enige tijd herbergier is geweest en er verder in zijn grillige schrijversloopbaan niet voor terugdeinsde om plagiaat te plegen (welke 18e eeuwse broodschrijver deinsde daar wel voor terug?) heeft voor zijn vaste uitgever Van Esveldt een winstgevend boekje geschreven, zo winstgevend dat er door de uitgever tweemaal (in 1746 en 1761) privilege op werd aangevraagd om eventuele kapers van de kust te houden. Door het nadrukken van het gehele werk of delen daarvan liep men namelijk het gevaar een boete van drieduizend gulden te moeten betalen.

[pagina 407]
[p. 407]

Het is jammer dat de uitgeverij Sijthoff in haar fraaie reeks facsimile-uitgaven van 17e en 18e eeuwse boeken de ‘story’ die er in veel van die boeken schuilt niet vermeldt. Dat in de fotografische herdruk van De Volmaakte Hollandsche Keuken-Meid het derde deel (de Grond-Beginzelen) niet is opgenomen is begrijpelijk, aangezien dat deeltje een nogal smakeloos geschreven samenvatting is van de eerste twee deeltjes. Voor f 17,50 krijgt men een aangenaam leesbaar boekje dat vele mogelijkheden biedt tot het samenstellen van een smakelijke maaltijd, zoals gepriviligieerde 18e eeuwers regelmatig kregen opgediend. (HMdB)

[De Londense] Vrij Nederland. Een fascinerende selectie uit de jaargangen 1940-1945, Samenstelling Leonard de Vries, inl. L. de Jong. Laren 1973. Skarabee B.V. 1973, 160 blz. f 21,50

Leonard de Vries heeft zijn zoveelste bloemlezing gepubliceerd; er zou geen reden zijn aan dit feit in Spektator aandacht te besteden, ware het niet dat het karakter van het gelezen werk voor neerlandici interessant is: elk nederlandstalig blad uit welke periode dan ook is voor de neerlandicus immers principieel van belang.

De Londense Vrij Nederland is een blad geweest van en voor de nederlandse kolonie die zich in de periode 40-45 in Engeland bevond. Vandaar dat het weekblad een vrij afgerond beeld geeft van de situatie en de sores in Engeland en het bezette gebied. Als achtergrondinformatie over de maatschappelijke, politieke en culturele toestand in die tijd is het m.a.w. de moeite waard. Verder is de Londense Vrij Nederland van belang omdat daarin het debuut van Hans Lodeizen gepubliceerd is.

Omdat het blad zoals gezegd niet alleen voor de belangstellende leek interessant is, is het ook gerechtvaardigd om de bloemlezing niet enkel op algemene punten maar ook op die, die relevant kunnen zijn voor de neerlandicus, te beoordelen. Beginnen we met wat algemene zaken. De Jong zegt in zijn inleiding dat het doel van Leonard de Vries was: ‘een bloemlezing te maken, die, in het perspectief van nu, weergeeft wat Vrij Nederland toen was’ (p. 6). Aan deze doelstelling lijkt me niet voldaan; in het werk ligt vooral de nadruk op heroïsche wapenfeiten, oorlogsgruwelen, uitingen van orangistische aanhankelijkheid en officiële toespraken. Economische berichten, boekbesprekingen, puzzlerubrieken, sportnieuws, financiële berichten, ingezonden brieven, de rubriek ‘Nederlandsch in de aether’ etc. vindt men niet of nauwelijks in deze anthologie terug.

Nu wil ik niet ontkennen dat het blad een ruime plaats toekende aan heroïsche zaken, maar het is overdreven te doen voorkomen dat het blad niets van een gewone krant, in ongewone omstandigheden weliswaar, had. Niet alleen voor neerlandici is het interessant te weten dat de redactie in het nummer van 15 november 1941 (p. 504) de volgende oproep geplaatst heeft: ‘De redactie van Vrij Nederland houdt zich aanbevolen voor het toezenden van boeken en geschriften in het Nederlandsch of op Nederland betrekking hebbend voor bespreking, waar ter wereld zij ook verschenen’. Van deze leeshonger, die o.a. ook blijkt uit Querido's (New York) aankondiging van toen nieuw verschenen werk van Elsschot - Tsjip en de Leeuwentemmer - in het nummer van 29 april 1944 (p. 443), merkt men in deze verzameling niets. Er zijn meer problemen van algemene aard met deze bloemlezing. De Vries heeft losse pagina's uit Vrij Nederland langs fotografische weg laten reproduceren. Hierbij heeft hij echter wel de koppen en de oorspronkelijke paginacijfers van de pagina's verwijderd. Dit bemoeilijkt het natrekken zeer. Dit klemt te meer daar hij, hetgeen met zijn reproductiesysteem samenhangt, regelmatig een artikel op de paginagrens afbreekt en nergens verder vervolgt. Dit verschijnsel doet zich enige tientallen malen voor, een

[pagina 408]
[p. 408]

willekeurig dozijn plaatsen moge dit bewijzen: p. 15, 35, 42, 44, 55, 60, 67, 75, 86, 110, 123, 146 (paginering de Vries).

Verder wordt ook nergens verantwoord waarom de Vries stopt bij het nummer van 2 juni 1945, terwijl het blad in Londen onder dezelfde naam voortgezet werd tot en met 23 februari 1946 (No. 31 - 6de jaargang). Daarna is het blad met ingang van het nummer van 2 maart 1946, eveneens in Londen, verder verschenen onder de naam ‘De Stem van Nederland, voorheen “Londensch Vrij Nederland”’. Dit nummer is echter niet, wat verwacht zou mogen worden, genummerd no. 1 - 1de jaargang, maar No. 32 - 6de jaargang. Lou de Jongs opmerking (Inleiding p. 6): ‘Toen aan van Blankenstein (de hoofdredacteur CH) in de zomer van '45 bleek dat het Nederlandse illegale Vrij Nederland als legaal weekblad de publikatie zou voortzetten, aarzelde hij geen seconde om voor de voortzetting van zijn weekblad de oudere rechten op de titel prijs te geven’ is in dit verband dan ook onbegrijpelijk, zo niet onjuist. Het kan natuurlijk zijn dat de door de Vries compleet genoemde jaargangen van de Londense Vrij Nederland van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie, die door hem gebruikt zijn, niet zó compleet zijn. Het lijkt mij echter dat de directie en de medewerkers van dit instituut, die blijkens een mededeling en afzonderlijke dankbetuiging van De Vries hun medewerking verleend hebben bij de tot standkoming van het werk, hem hier toch wel op gewezen zouden hebben.

Dat de bezwaren tegen de selectie, die hiervoor genoemd zijn, ook gelden op de voor neerlandici interessante terreinen zal duidelijk zijn. Het voornamelijk heroïsche karakter van de bloemlezing brengt met zich mee dat ieder die om welke reden dan ook een duidelijker beeld van de sociale, economische, politieke en culturele achtergrond van die jaren wil hebben, naar de bronnen terug zal moeten.

Verder is het jammer dat de bloemlezing stopt in juni '45. Daardoor zijn interessante items als een gesprek met Simon Vestdijk en een met Maurits Dekker niet opgenomen. Nog betreurenswaardiger is het dat het debuut van Hans Lodeizen, het reisverhaal Londenvaarder (26 januari 1946 p. 862) niet opgenomen is. Om dit gemis te verzachten wordt het betreffende verhaal elders in dit nummer van Spektator gepubliceerd.

Naast de reeds eerder geciteerde opmerkingen van de Jong is er nog een van hem die enigszins vreemd aandoet (Inleiding p. 5): ‘Ik heb er, meen ik, zelf nooit een regel voor geschreven’. Dit lijkt mij niet volstrekt juist. De Jong mag dan wel geen regel voor dit blad geschreven hebben, maar hij heeft er wel degelijk een ingezonden brief (1,5 kolom in een ons kent ons blad!) in gepubliceerd n.a.v. opmerkingen van Vrij Nederland over de wijze waarop Den Doolaard zijn uitzendingen voor de radio meende te moeten verzorgen. Een paginagrote polemiek is hierover ontstaan. De Jongs brief, die eindigt met de toch niet snel te vergeten woorden: ‘Maar het lijkt gewenscht, U het welgemeend advies te geven, voortaan wat minder hoog te blazen van den toren Uwer zelfingenomenheid’, is te vinden in het nummer van 14 april 1945 p. 339.

Het lijkt mij dat de wetenschappelijke pretenties, die de Vries heeft blijkens zijn dankbetuiging aan het Rijksinstituut, de opmerking ‘Deze uitgave is tot stand gekomen met welwillende medewerking (niet toestemming CH) van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie te Amsterdam’ (p. 4) en de inleiding door de Jong, die met titels en functie de inleiding ondertekend heeft, niet waargemaakt worden. En daarom lijkt de Jongs stelling dat de Vries ‘uitnemend geslaagd’ is in ‘het weergeven in het perspectief van nu wat Vrij Nederland toen was’, me kort gezegd een gotspe. Voor de prijs die dit boek doet hadden heel wat leukere en betere gemaakt kunnen worden. (CH; 15/01/74)

[pagina 409]
[p. 409]
G.A. Bredero. Stommen Ridder. Ingeleid en toegelicht door C. Kruyskamp. Met een fragment uit het volksboek van Palmerijn van Olijve. Culemborg, Tjeenk Willink/Noorduijn, 1973. De werken van Gerbrand Adriaensz. Bredero. 223 blzz. f 32,50; voor intekenaars op de serie f 26. -.

In een verheugend tempo voltrekt zich de uitgave van De werken van Gerbrand Adriaensz. Bredero. Na Rodd'rick (1968, verschenen in de serie ‘Zwolse drukken’ als nr. 71 bij Tjeenk Willink èn buiten de serie in een bruine band; heruitgegeven in 1970 na de fusie tussen Tjeenk Willink en Noorduijn in een band van de Werken van Bredero met op het stofomslag en op de bandrug Tjeenk Willink/Noorduijn, maar op de titelpagina ongewijzigd: Tjeenk Willink 1968), de Kluchten (1971), Lucelle (1972) en Griane (1973) is nu de Stommen Ridder verschenen. Dat de wijze van editeren even verheugend is als het tempo meen ik echter te moeten betwijfelen.

Wanneer ik in de Inleiding van Kruyskamp op p. 40 lees dat de druk van 1645 ‘verreweg de beste tekst geeft’ en vervolgens op p. 47 de mededeling tegenkom: ‘Aan de navolgende herdruk ligt A [ = druk 1619] ten grondslag; [...]’, dan rijst toch de vraag: waarom niet de beste druk geëditeerd? Omdat druk A waarschijnlijk op een autograaf van Bredero berust? Als dat zo zwaar weegt, waarom dan druk A zozeer gewijzigd in de richting van druk G van 1645 (verplaatsing van o.a. de koren; interpunctie van G overgenomen, overigens zonder dat altijd te verantwoorden, bijv. in vs. 6 waar A geen komma heeft na ‘mijn’)?

Ik heb getracht aan de hand van Kruyskamps editie druk A te reconstrueren. Het is me niet gelukt; ik moest ervoor naar de Koninklijke Bibliotheek, waar me bleek dat in de editie-Kruyskamp vóór vs. 414 had moeten staan B 3 verso; vs. 462 staat dan weer op B 3 recto en vs. 518 t/m 528 staan op B 4 recto. E 3 recto vóór vs. 1399 moet zijn E 3 verso; E 4 recto vóór vs. 1484 moet zijn E 4 verso; E 4 recto vóór vs. 1587 moet alweer E 4 verso zijn en verder begint vs. 1790 op E 3 recto en vs. 2437 op H 3 recto. Tenslotte staat de lijst van Personagien op *** 4 verso.

Bij het aangeven van de bladen gebeuren nog meer vreemde dingen. Het was blijkbaar de bedoeling om signaturen die niet op de bladen staan, tussen haakjes te zetten. Zo staat op p. 61: A(i)ro, op p. 62: A(i) vo. Waarom dan ook niet telkens het vierde blad van elk katern tussen haakjes geplaatst, dus: (A4ro), (A4vo)? Overigens verandert bij E 1 verso de i plotseling in een 1: E(1)vo.

Door deze onnauwkeurigheden schichtig geworden, heb ik me ook even verdiept in de toneelaanwijzingen. In de Verantwoording op p. 48 wordt daarover het een en ander gezegd: ‘Toneelaanwijzingen worden eveneens genormaliseerd door ze steeds cursief, met de eigennamen voluit, en zonodig door een punt afgesloten, tussen de versregels te plaatsen. Bij een toneelaanwijzing die tevens de aankondiging van een volgende spreker betekent, wordt de eigennaam in klein kapitaal gedrukt, de rest cursief.’ Aan de volgende toneelaanwijzingen in de editie-Kruyskamp mankeert dan toch iets:

p. 61: het KB-exemplaar heeft een punt aan het slot:

p. 73: na ‘AMEREUSJE’ een komma; na ‘hoop’ een punt;

p. 74: ‘sy’ moet zijn ‘zy’;

p. 88: ‘vanden’ is in druk A één woord;

p. 94: een punt aan het slot:

p. 101: ‘langh’ moet zijn ‘lang’: enz. enz. enz.

In mijn bespreking van Veenstra's Griane in Spektator 2 (1972-1973), nr. 8, p. 555, vroeg ik me af wat de cijfer-letter-combinaties betekenden in de marge bij de fragmenten uit de Palmerijn-roman in de editie van de Rodd'rick door Kruyskamp. Op weg naar Den Haag ben ik even in Leiden gaan kijken. Het zijn kolom-aanduidingen. De Palmerijn-roman is nl. gefoliëerd. Op de recto- en verso-zijde van ieder blad staan

[pagina 410]
[p. 410]

twee kolommen, zodat de letters a en b van Kruyskamp de kolommen op de recto-zijde en de letters c en d die op de verso-zijde aangeven. Waar echter precies de overgang van de ene kolom naar de andere plaatsvindt, wordt door Kruyskamp niet aangegeven. Ook wordt geen melding gemaakt van het feit dat fol. 113 foutief genummerd is als 104. Op p. 209 in de Stommen Ridder-editie staat tweemaal kolom 116 c genoteerd; dat moet natuurlijk zijn 116 c, resp. 116 d.

De conclusie moet zijn dat het jammer is dat editie-technisch deze uitgave van de Stommen Ridder onder de maat blijft. (PJV 18/01/74)

De Schoolmeester

In het Reveil-archief van de U.B. in Amsterdam liggen 147 brieven van De Schoolmeester (G. van der Linden) aan J. van Lennep. Het merendeel hiervan is verstuurd vanuit Londen. Marita Mathijsen bereidt een geannoteerde editie van deze brieven voor. De retourbrieven van Van Lennep zijn tot nu toe niet teruggevonden. (CH)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over De volmaakte Hollandsche keuken-meid

  • over Stommen ridder


auteurs

  • H.M. de Blauw

  • Camiel Hamans

  • P.J. Verkruijsse