Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het xxxvij. Capittel.

Bezaleël maeckt de Arke van Sittim-hout, vers 1, etc. ende het versoen-decksel van louteren goude, 6. Oock twee Cherubim van gout, 7. De Tafel, met de gereetschap daertoe, 10. Den Candelaer, met de lampen, ende ander gereetschap, 17. Den Reuck-altaer, 25. de Salf-olye, etc. ende het reuck-werck, 29.

1

ALso Ga naar margenoota maeckte Bezaleël de Arke van Sittim-hout: twee ellen ende een halve was hare lengte, ende anderhalf elle hare breette, ende ander halve elle hare hoochte.

2

Ende hy overtrockse met louteren goude, van binnen, ende van buyten: ende hy maecktese eenen goudenen krans rontom.

3

Ende hy goot voor de selve vier goudene ringen, aen hare vier hoecken: also dat twee ringen op d’ eene zijde der selver waren, ende twee ringen op hare andere zijde.

4

Ende hy maeckte hant-boomen van Sittim-hout, ende hy overtrockse met gout.

5

Ende hy stack de hant-boomen in de ringen, aen de zijden der Arke, om de Arke te dragen.

6

Hy maeckte oock een Versoen-decksel van louteren goude: twee ellen ende een halve was des selven lengte, ende anderhalve elle des selven breette.

7

Oock maeckte hy twee Cherubim van gout: van dicht werck maeckte hyse, uyt de beyde eynden des Versoen-decksels.

8

Ga naar margenootb Eenen Cherub uyt het eene eynde aen deser zyde, ende den anderen Cherub uyt het ander eynde aen gene zyde: uyt het Versoen-decksel maeckte hy de Cherubim uyt de beyde eynden des selven.

9

Ga naar margenootc Ende de Cherubim waren de beyde vleugelen om hooge uytbreydende, bedeckende met hare vleugelen het Versoen-decksel, ende hare aengesichten waren tegenover malcanderen: de aengesichten der Cherubim waren nae het Versoen-decksel.

10

Ga naar margenootd Hy maeckte oock een Tafel van Sittim-hout, twee ellen was hare lengte, ende een elle hare breette, ende een elle ende een halve hare hoochte.

11

Ga naar margenoote Ende hy overtrockse met louteren goude: ende hy maeckte eenen goudenen crans daer aen rontom.

12

Ga naar margenootf Hy maeckte daer oock een lijste aen rontom, een hant breet: ende hy maeckte eenen goudenen crans rontom de lijste der selver.

13

Ga naar margenootg Hy goot oock vier goudene ringen daer aen: ende hy sette de ringen aen de vier hoecken, die aen de vier voeten der selver waren.

14

Ga naar margenooth Tegenover de lijsten waren de ringen tot Ga naar margenoot1 plaetsen voor de hant-boomen, om de Tafel te dragen.

15

Hy maeckte oock de hant-boomen van Sittim-hout, ende hy overtrockse met gout, om de Tafel te dragen.

16

Ga naar margenooti Ende hy maeckte de gereetschap die op de Tafel zijn soude, hare schotelen, ende hare reuck-schalen, ende hare kroesen, ende hare plateelen, (met dewelcke sy bedeckt souden worden) van louteren goude.

17

Ga naar margenootk Hy maeckte oock eenen Candelaer

[Folio 45r]
[fol. 45r]

van louteren goude: van dicht werck maeckte hy desen Candelaer, sijnen schacht, ende sijne rieten, sijn schaelkens, sijn knoopen, ende sijne bloemen, waren uyt hem.

18

Ga naar margenootl Ses rieten nu gingen uyt sijne zijden: drye rieten des Candelaers uyt sijne eene zijde, ende drye rieten des Candelaers uyt sijne andere zijde.

19

Ga naar margenootm In het eene riet waren drye schaelkens [gelijck] amandel-noten, een knoop, ende een bloeme: ende drye schaelkens [gelijck] amandel-noten in een ander riet, een knoop, ende een bloeme: alsoo waren die ses rieten, die uyt den Candelaer gingen.

20

Ga naar margenootn Maer aen den Candelaer selfs waren vyer schaelkens, [gelijck] amandel-noten met sijn knoopen, ende met sijn bloemen.

21

Ende daer was een knoop onder twee rieten, uyt den selven [uyt-gaende]; oock een knoop onder twee rieten uyt den selven [uyt-gaende]; noch een knoop onder twee rieten, uyt den selven [uyt-gaende]: [Alsoo was het] met de ses rieten, die uyt Ga naar margenoot2 denselven uyt-gingen.

22

Ga naar margenooto Hare knoopen, ende hare rieten waren uyt hem: ’twas altemael een eenich dicht werck van louter gout.

23

Ga naar margenootp Ende hy maeckte hem seven lampen: sijne snuyters, ende sijne blusch-vaten waren van louter gout.

24

Ga naar margenootq Hy maeckte den selven uyt een talent louter gout: met alle sijne vaten.

25

Ga naar margenootr Ende hy maeckte den reuck-Altaer van Sittim-hout: een elle was sijn lengte, ende een elle sijn breette, viercantich, maer twee ellen sijn hoochte, uyt hem waren sijne hoornen.

26

Ga naar margenoots Ende hy overtrock hem met louteren goude, sijn dack, ende sijne wanden rontom, als oock sijne hoornen: ende hy maeckte hem eenen goudenen crans rontom.

27

Ga naar margenoott Hy maeckte oock twee goudene ringen daer aen, onder sijnen crans, aen sijne twee hoecken, aen sijne beyde zijden, tot plaetsen voor de hant-boomen, datmen hem daer mede droege.

28

Ga naar margenootv Ende hy maeckte de hant-boomen van Sittim-hout: ende hy overtrockse met gout.

29

Ga naar margenootx Hy maeckte oock de heylige salf-olye, ende het reuck-werck der suyverste welrieckende speceryen, Apothekers-werck.

margenoota
Exod. 25.10.
margenootb
Exod. c. 25. vers 19.
margenootc
Vers 20.
margenootd
Vers 23.
margenoote
Vers 24.
margenootf
Vers 25.
margenootg
Vers 26.
margenooth
Vers 27.
margenoot1
D. daermen de hant-boomen inne stack.
margenooti
Vers 29.
margenootk
Vers 31.
margenootl
Vers 32.
margenootm
Vers 33.
margenootn
Vers 34.
margenoot2
T.w. Candelaer, gelijcker staet Exod. 25.35.
margenooto
Exod. cap. 25. vers 36.
margenootp
Vers 37, 38.
margenootq
Vers 39.
margenootr
Exod. cap. 30.vers 1, 2.
margenoots
Vers 3.
margenoott
Vers 4.
margenootv
Vers 5.
margenootx
Exod. 30.22. ende 34.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken