Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het xxxix. Capittel.

De ampts-kleederen, ende de heylige kleederen der Priesteren worden gemaeckt, vers 1, etc. De Ephod, 2. De borst-lap, 8. met de twaelf steenen daer in, 10. de ketenen, ende ringen des selven, 15. de mantel des Ephods, met granaet-appelen, ende schellen aen de zoomen des selven, 22. De rocken van fijn linnen, de hoet, ende gordel, etc. 27. Item de plate der kroone, 30. Al het werck wort voleyndt, 32. ende het is tot Mose gebracht, 33. Als Mose sach, dat het nae het bevel Godes gemaeckt was, so heeft hyse gesegent, 43.

1

SY Ga naar margenoota maeckten oock Ampts-cleederen om in het heylige te dienen, van hemels-blaeuw, ende purper, ende scharlaken: oock maeckten sy de heylige cleederen, die voor Aaron waren, gelijck de HEERE Mose geboden hadde.

2

Ga naar margenootb Aldus maeckte hy den Ephod: van gout, hemels-blaeuw, ende purper, ende scharlaken, ende fijn getweernt linnen.

3

Ga naar margenootc Ende sy reckten uyt de dunne platen van gout, ende sneden ’t tot draden, om te doen in het midden van ’themels-blaeuw, ende in het midden des purpers, ende in het midden des scharlakens, ende in het midden van het fijn linnen, van het alder-constelicxte werck.

4

Sy maeckten t’ samen-voegende schouder-banden Ga naar margenoot1 daer aen: aen de beyde eynden des selven wiert hy t’ samen gevoegt.

5

Ende Ga naar margenootd de konstelicke riem sijns Ephods die daer op was, die was gelijck sijn werck, van het selve, van gout, hemels-blaeuw ende purper, ende scharlaken, ende fijn getweernt linnen, gelijck als de HEERE Mose bevolen hadde.

6

Sy bereydden oock de Ga naar margenoote Sardonix-steenen, omvatt in goudene kaskens: [als] segel-graveringe gegraveert, met de namen der sonen Israëls.

7

Ende Ga naar margenoot2 hy Ga naar margenootf settese op de schouder-banden des Ephods tot steenen der gedachtenisse voor de kinderen Israëls: gelijck de HEERE Mose geboden hadde.

8

Ga naar margenootg Hy maeckte oock den borst-lap van het alder-constelicxte werck, gelijck het werck des Ephods: van gout, hemels-blaeuw ende purper, ende scharlaken, ende fijn getweernt linnen.

9

Ga naar margenooth Hy was viercantich, sy maeckten den borst-lap dobbel: een spanne was sijn lengte, ende een spanne was sijn breette, dobbel zijnde.

10

Ga naar margenooti Ende sy vulden Ga naar margenoot3 daer in vier rijgen steenen, een rijge van een Sardis, een Topaz, ende een Carbonckel, dit is d’ eerste rijge.

11

Ga naar margenootk Ende de tweede rijge: van een Smaragd, een Saphir, ende een Diamant.

12

Ende de derde rijge: van een Hyacinth, Achaet, ende Amethist.

13

Ende de vierde rijge, van een Turkoys, ende een Sardonix, ende een Iaspis: omvatt in goudene kaskens in hare vullingen.

14

Dese steenen nu met de namen der sonen Israëls, waren twaelve, met hare namen, met segel-graveringe, yeder met sijnen name, nae de twaelf stammen.

15

Sy maeckten oock aen den borst-lap gelijck-eyndigende ketenkens, van gedraeyt werck uyt louteren goude.

16

Ende sy maeckten twee goudene kaskens, ende twee goudene ringen: ende sy setteden die twee ringen aen de beyde eynden des borst-laps.

17

Ende sy setteden de twee gedraeyde goudene ketenkens aen de twee ringen, aen de eynden des borst-laps.

18

Doch die twee [andere] eynden der twee gedraeyder [ketenen] setteden sy aen de twee kaskens: ende sy settedense aen de schouder-banden des Ephods, recht op de voorste zijde van dien.

19

Sy maeckten oock twee goudene ringen, die sy aen de twee [andere] eynden des borst-laps setteden: inwendich aen sijnen boort, die aen de zijde des Ephods is.

20

Noch maeckten sy twee goudene ringen, die sy setteden aen de twee schouder-banden des Ephods, beneden, aen de voorste zijde des selven, tegen over sijne [andere] voege, boven den constelicken riem des Ephods.

21

Ende sy Ga naar margenoot4 bonden den borst-lap met sijne ringen, aen de ringen des Ephods, met een hemels-blaeuw snoer, dat hy op den constelicken riem des Ephods ware; op dat de borst-lap van den Ephod niet afgescheyden en wierde: gelijck als de HEERE Mose geboden hadde.

22

Ende hy maeckte den mantel des Ephods van geweven werck, geheel van hemels-blaeuw.

23

Ende het gat des mantels was in het midden des selven, als het gat eenes pansiers: dit gat hadde eenen boord rontom, dat het niet gescheurt en wierde.

24

Ende aen de zoomen des mantels maeckten sy granaet-appelen van hemels-blaeuw, ende purper ende scharlaken, getweernt.

25

Sy maeckten oock schellekens van louteren goude, ende sy stelden de schelle-

[Folio 46r]
[fol. 46r]

kens tusschen de granaet-appelen aen de zoomen des mantels rontom, tusschen de granaet-appelen.

26

Dat een schelleken, daerna een granaet-appel was, [wederom] een schelleken ende een granaet-appel, aen de zoomen des mantels rontom: om te dienen, gelijck als de HEERE Mose geboden hadde.

27

Ga naar margenootl Sy maeckten oock de rocken van fijn linnen, van geweven werck, voor Aaron ende voor sijne sonen.

28

Ende den hoet van fijn linnen, ende de cierlicke mutsen van fijn linnen: Ga naar margenootm ende de linnen onderbroecken van fijn getweernt linnen.

29

Ende den gordel van fijn getweernt linnen, ende van hemels-blaeuw, ende purper, ende scharlaken van geborduert werck: gelijck als de HEERE Mose geboden hadde.

30

Ga naar margenootn Sy maeckten oock de Plate der croone der heylicheyt van louteren goude, ende sy schreven daer op een schrift, met segel-graveringe, DE HEYLICHEYT DES HEEREN.

31

Ga naar margenooto Ende sy hechteden een snoer van hemels-blaeuw daer aen, om aen den hoet van boven te hechten: gelijck als de HEERE Mose geboden hadde.

32

Aldus wert al het werck des Tabernakels der Tente der t’ samen-komste voleyndt: ende de kinderen Israëls hadden ’t gemaeckt nae alles dat de HEERE Mose geboden hadde, alsoo hadden sy ’t gemaeckt.

33

Ga naar margenootp Daer na brachten sy den Tabernakel tot Mose, de Tente, ende alle hare gereetschap: hare haecxkens, hare berderen, hare rychelen, ende hare pilaren, ende hare voeten.

34

Ende het decksel van root-geverwde rams-vellen, ende het decksel van dassevellen: ende den voor-hanck des decksels.

35

De Arke der getuychenisse, ende hare hantboomen, ende het Versoen-decksel.

36

Ga naar margenootq De Tafel, met alle hare gereetschap, ende de toon-brooden.

37

Ga naar margenoot5 Den louteren Candelaer, met sijne lampen, de lampen, die men toerichten moeste, ende al des selven gereetschap: ende de olye ten lichte.

38

Voorder den goudenen Altaer, ende de salf-olye, ende ’t reuck-werck van welrieckende speceryen, ende het decksel vande deure der Tente.

39

Den koperen Altaer, ende den koperen rooster dien hy heeft, de hant-boomen des selven, ende al sijne gereetschap, het wasch-vat, ende sijnen voet.

40

De behangselen des voorhofs, sijne pilaren, ende sijne voeten, ende het decksel der poorte des voorhofs, sijne zeelen, ende sijne pinnen: ende al de gereetschap des dienstes des Tabernakels, tot de Tente der t’ samen-comste.

41

Ga naar margenootr De ampts-cleederen, om in het heylichdom te dienen: de heylige kleederen des Priesters Aarons, ende de kleederen sijner sonen, om het Priester-ampt te bedienen.

42

Nae alles dat de HEERE Mose geboden hadde, alsoo hadden de kinderen Israëls het gantsche werck gemaeckt.

43

Mose nu besach het gantsche werck, ende siet, sy hadden het gemaeckt: gelijck als de HEERE geboden hadde, alsoo hadden sy ’t gemaeckt: Doe Ga naar margenoot6 segendese Mose.

margenoota
Exod. 31.10. ende 35.19.
margenootb
Exod. 28.6.
margenootc
Exod. 28.6.
margenoot1
T.w. aen den Ephod.
margenootd
Exod. 28.8.
margenoote
Exod. 28.9, 10, 11.
margenoot2
T.w. de werck-meester, ende alsoo vers 8.
margenootf
Exod. 28.12.
margenootg
Vers 15.
margenooth
Vers 16.
margenooti
Vers 17.
margenoot3
T.w. inden borst-lap.
margenootk
Vers 18.
margenoot4
And. verhieven, beurden.
margenootl
Exod. 28.39.
margenootm
Ezech. 44.18.
margenootn
Exod. 28.36. ende 29.6.
margenooto
Exod. 28.37.
margenootp
Exod. 35.11.
margenootq
Exod. 31.8.
margenoot5
D. die uyt louteren goude gemaeckt was.
margenootr
Exod. 31.10.
margenoot6
D. hy prees haer werck, ende wenschte haer den segen des Heeren.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken