Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het xxvj. Capittel.

Tellinge der Israëliten, van 20 jaren out, ende daer boven, bequaem ter oorloge, vers 1, etc. in 't bysonder van elcken stam, uytgenomen den stam Levi, 5. in 't gemeyn van alle getelde t'samen, 51. den welcken het lant Canaan, door het lot uytgedeelt moeste worden, nae proportie vande grootte, ofte kleynheyt der stammen, 52. Tellinge der Leviten alleene, 57. Doch inde tellinge der Leviten en is niemant geweest van de gene, die in de woestijne Sinai na haren uyt-tocht uyt Egypten getelt waren, dan Iosua, ende Caleb, 65.

1

HEt geschiedde nu Ga naar margenoot1 na die plage, dat de HEERE sprack tot Mose, ende tot Eleazar den sone Aarons; den Priester, seggende:

2

Ga naar margenoot2 Neemt de somme van de geheele vergaderinge der kinderen Israëls op; Ga naar margenoota van twintich Ga naar margenoot3 jaer out, ende daer boven, nae het huys harer vaderen: Ga naar margenoot4 alle die ten heyre in Israël uyttreckt.

3

Mose dan, ende Eleazar de Priester sprakense aen, inde Ga naar margenoot5 vlacke velden Moabs, aen Ga naar margenoot6 de Iordane van Iericho, seggende:

4

Ga naar margenoot7 [Datmen opneme] van twintich jaer out, ende daer boven; Ga naar margenootb gelijck als de HEERE Mose geboden hadde, ende den kinderen Israëls, Ga naar margenoot8 die uyt Egyptenlande uytgetogen waren.

5

Ruben Ga naar margenootc was de eerstgeboren Israëls: de sonen Rubens waren Hanoch; Ga naar margenoot9 [van welcken] was het geslachte der Hanochiten; van Pallu het geslachte der Palluiten:

6

Van Ga naar margenoot10 Hezron het geslachte der Hezroniten: van Carmi het geslachte der Carmiten.

7

Dit zijn de geslachten der Rubeniten: ende hare getelde waren drie en veertich duysent, ende seven hondert, ende dertich.

8

Ende de Ga naar margenoot11 sonen van Pallu waren Eliab.

9

Ende de sonen Eliabs waren Nemuël, ende Dathan, ende Abiram: Ga naar margenootd dese Dathan, ende Abiram waren de Ga naar margenoot12 geroepene der vergaderinge, die gekijf maeckten tegen Mose, ende tegen Aaron, Ga naar margenoot13 inde vergaderinge van Korah, als sy gekijf tegen de HEERE maeckten,

10

Ende de aerde haren mont Ga naar margenoot14 op dede, ende verslondtse Ga naar margenoot15 met Korah, als die vergaderinge storf: doe het vyer twee hondert ende vijftich mannen verteerde, ende werden Ga naar margenoot16 tot een teecken.

11

Maer de kinderen Korahs Ga naar margenoot17 en storven niet.

12

De sonen Simeons nae hare geslachten; van Ga naar margenoot18 Nemuël het geslachte der Nemuëliten: van Iamin het geslachte der Iaminiten: van Iachin het geslachte der Iachiniten:

13

Van Ga naar margenoot19 Zerah, het geslachte der Zerahiten: van Saul het geslachte der Sauliten.

14

Dat zijn de geslachten der Simeoniten: Ga naar margenoot20 twee ende twintich duysent, ende twee hondert.

15

De sonen Gads nae hare geslachten; van Ga naar margenoot21 Zephon, het geslachte der Zephoniten: van Haggi, het geslachte der Haggiten: van Suni, het geslachte der Suniten:

16

Van Ga naar margenoot22 Ozni, het geslachte der Ozniten: van Heri, het geslachte der Heriten:

17

Van Ga naar margenoot23 Arod, het geslachte der Aroditen: van Areli, het geslachte der Areliten.

18

Dat zijn de geslachten der sonen Gads, nae hare getelde, veertich duysent, ende vijf hondert.

19

De sonen van Iuda waren, Er, ende Onan: Ga naar margenoote maer Er, ende Onan Ga naar margenoot24 storven inden lande Canaan.

20

Also waren de sonen van Iuda nae hare geslachten; van Sela, het geslachte der Selaniten: van Ga naar margenoot25 Perez, het geslachte der Pereziten: van Zerah, het geslachte der Zerahiten.

21

Ende de sonen Ga naar margenootf Perez waren; van Hezron, het geslachte der Hezroniten: van Hamul, het geslachte der Hamuliten.

22

Dat zijn de geslachten van Iuda, nae hare getelde: ses en tseventich duysent, ende vijf hondert.

23

De sonen Issaschars, nae hare geslachten, waren; Ga naar margenoot26 [van] Tola het geslachte der Tolaïten; van Puva het geslachte der Puniten.

24

Van Ga naar margenoot27 Iasub, het geslachte der Iasubiten: van Simron, het geslachte der Simroniten.

25

Dat zijn de geslachten Issaschars, nae hare getelde: vier en tsestich duysent, ende drie hondert.

26

De sonen Zebulons, nae hare geslachten, waren; van Sered, het geslachte der Serediten: van Elon, het geslachte der Eloniten: van Iahleël, het geslachte der Iahleëliten.

27

Dat zijn de geslachten der Zebuloniten, nae hare getelde: tsestich duysent, ende vijf hondert.

28

De sonen Iosephs, nae hare geslachten, waren Manasse, ende Ephraim.

29

De sonen Manasses waren; Ga naar margenootg van Machir het geslachte der Machiriten: Machir nu gewan Gilead: van Gilead was het geslachte der Gileaditen.

[Folio 76v]
[fol. 76v]

30

Dit zijn de sonen Gileads; Ga naar margenoot28 [van] Ga naar margenoot29 Iezer, het geslachte der Iezriten: van Helek, het geslachte der Helekiten.

31

Ende [van] Asriël, het geslachte der Asriëliten: ende [van] Sechem, het geslachte der Sechemiten.

32

Ende [van] Semida het geslachte der Semidaïten: ende [van] Hepher, het geslachte der Hepheriten.

33

Ga naar margenooth Doch Ga naar margenoot30 Zelaphead de sone Hephers en hadde geene sonen; maer dochters: ende de namen der dochteren Zelapheads waren, Machla, ende Noa, Hogla, Milka, ende Tirza.

34

Dat zijn de geslachten Manasses: ende hare getelde waren twee en vijftich duysent, ende seven hondert.

35

Dit zijn de sonen Ephraims, nae hare geslachten; van Sutelah, het geslachte der Sutelahiten: van Becher, het geslachte der Becheriten: van Tahan, het geslachte der Tahaniten.

36

Ende dit zijn de sonen Sutelahs: van Eran, het geslachte der Eraniten.

37

Dat zijn de geslachten der sonen Ephraims, nae hare getelde; twee en dertich duysent, ende vijfhondert: Dat zijn de sonen Iosephs, nae hare geslachten.

38

De sonen Benjamins, nae hare geslachten; van Bela, het geslachte der Belaïten: van Asbel, het geslachte der Asbeliten: van Ga naar margenoot31 Ahiram, het geslachte der Ahiramiten:

39

Van Sephupham, het geslachte der Suphamiten: van Hupham, het geslachte der Huphamiten.

40

Ende de sonen Bela waren Ard, ende Naaman: [van Ard] het geslachte der Arditen: van Naaman, het geslachte der Naamiten.

41

Dat zijn de sonen Benjamins, nae hare geslachten: ende hare getelde waren vijf en veertich duysent, ende ses hondert.

42

Dit zijn de sonen van Dan nae hare geslachten; van Ga naar margenoot32 Suham, het geslachte der Suhamiten: dat zijn de geslachten van Dan nae hare geslachten.

43

Alle de geslachten der Suhamiten, nae hare getelde, waren vier en tsestich duysent, ende vier hondert.

44

De sonen Asers nae hare geslachten; waren van Imna, het geslachte der Imnaïten: van Isvi, het geslachte der Isviten: van Beria het geslachte der Beriïten.

45

Van de sonen Beria waren; van Ga naar margenoot33 Heber het geslachte der Hebriten: van Malchiël, het geslachte der Malchiëliten.

46

Ende de name der dochter Asers was Serah.

47

Dat zijn de geslachten der sonen Asers, nae hare getelde, drie en vijftich duysent, ende vier hondert.

48

De sonen van Naphtali, nae haere geslachten; van Ga naar margenoot34 Iahzeël het geslachte der Iahzeëliten: van Guni, het geslachte der Guniten.

49

Van Iezer, het geslachte der Iezeriten: van Ga naar margenoot35 Sillem, het geslachte der Sillemiten.

50

Dat zijn de geslachten van Naphtali, nae hare geslachten: ende hare getelde waren vijf en veertich duysent, ende vier hondert.

51

Dat zijn Ga naar margenoot36 de getelde der sonen Israëls, ses hondert duysent, een duysent, seven hondert ende dertich.

52

Ende de HEERE sprack tot Mose, seggende:

53

Ga naar margenoot37 Desen sal het lant uytgedeelt worden ten erffenisse, Ga naar margenoot38 nae het getal der namen.

54

Ga naar margenooti Den genen die vele zijn, sult Ga naar margenoot39 ghy hare erffenisse meerder maken, ende dien die weynich zijn, sult ghy hare erffenisse minder maken: Eenen yegelicken sal, nae sijne getelde, sijne erffenisse gegeven worden.

55

Het lant nochtans sal Ga naar margenootk door het Ga naar margenoot40 lot gedeelt worden: nae de namen der stammen harer vaderen sullen Ga naar margenoot41 sy erven.

56

Nae Ga naar margenoot42 het lot sal elcx Ga naar margenoot43 erffenisse gedeelt worden, tusschen den velen, ende den weynigen.

57

Ga naar margenootl Dit zijn nu de getelde van Levi, nae hare geslachten; van Gerson, het geslachte der Gersoniten: van Kehath, het geslachte der Kehathiten: van Merari, het geslachte der Merariten.

58

Dit zijn de geslachten van Levi, het geslachte der Ga naar margenoot44 Libniten, het geslachte der Ga naar margenoot45 Hebroniten, het geslachte der Ga naar margenoot46 Mahliten, het geslachte der Musiten, het geslachte der Ga naar margenoot47 Korhiten: Ende Kehath gewan Amram.

59

Ga naar margenootm Ende de naem der huysvrouwe Amrams was Iochebed de dochter van Levi, welcke Ga naar margenoot48 [de huysvrouwe] Levi baerde in Egypten: ende dese baerde den Amram, Aaron, ende Mose, ende Mirjam hare suster.

60

Ende den Aaron werden geboren Nadab, ende Abihu, Eleazar, ende Ithamar.

61

Ga naar margenootn Nadab nu, ende Abihu waren gestorven; doe sy vreemt vyer brachten voor het aengesicht des HEEREN.

62

Ende hare getelde waren drie en twintich duysent, al wat manlick is, Ga naar margenoot49 van een maent out, ende daer boven: want dese en werden niet getelt Ga naar margenoot50 onder den kinderen Israëls, om dat hen geen erffenisse gegeven wert, onder den kinderen Israëls:

63

Dat zijn de getelde van Mose, ende Eleazar den Priester: die de kinderen Israëls Ga naar margenoot51 telden inde vlacke velden Moabs, aen de Iordane van Iericho.

64

Ende onder dese en was niemant uyt de getelde, van Mose, ende Aaron den Priester; Ga naar margenoot52 als sy de kinderen Israëls telden inde woestijne van Sinai.

65

Ga naar margenooto Want de HEERE hadde van die geseyt, dat sy in de woestijne Ga naar margenoot53 gewisselick souden sterven: ende daer en was niemant van hen overgebleven, dan Ga naar margenoot54 Caleb de sone van Iephunne, ende Iosua de sone van Nun.

margenoot1
Verstaet de plage vermelt in't voorgaende 25. cap. door de welcke 24000 Israëliten ommegekomen zijn, ter oorsake van hare hoererye met de Moabitische vrouwen, ende afgoderye met Baal-Pehor bedreven. Na dese plagen en waren geene meer (dan Iosua ende Caleb) overich van de gene die boven de 20 jaren out zijnde, om hare murmureringe, waren veroordeelt in de woestijne te moeten sterven, eer de kinderen Israëls in de besittinge des beloofden lants treden souden, Siet bov. cap. 14.33, 34, 35. Item siet in dit cap. vers 63, 64, 65. ende Deuter. 2.14.
margenoot2
Dese tellinge der kinderen Israëls wort gehouden voor de derde, na datse uyt Egypten gescheyden waren. De eerste was in het selve jaer als sy uyttoogen, Exod. 30. vers 12. etc. De tweede was in het beginsel des tweeden jaers, Num. 1.2. De derde dese, van welcke hier gesproken wort.
margenoota
Bov. 1.3.
margenoot3
Hebr. een soon van twintich jaer out. Alsoo in 't volgende.
margenoot4
Siet bov. cap. 1. op vers 3.
margenoot5
Siet bov. cap. 22. vers 1. ende onder in dit cap. vers 63. ende cap. 33. vers 48.
margenoot6
Alwaer dese riviere haer nae by de stadt van Iericho wendt. Alsoo bov. cap. 22.1. ende ond. vers 63.
margenoot7
Dit woort is hier tot vervullinge ingevoecht, uyt het voorgaende 2. vers Evenwel het kan nagelaten worden, de oversettinge aldus gestelt zijnde: van twintich jaer out, ende daer boven, etc. sulckx dat dit het begin soude zijn van de Rolle, die Moses gemaeckt, ende den volcke voorgelesen heeft.
margenootb
Bov. 1.1, 2, 3.
margenoot8
Siet bov. 1. vers 2. ende vergel. Exod. 30. vers 12.
margenootc
Genes. 46.9. Exod. 6.14. 1.Chron. 5.1.
margenoot9
Het woordeken van, is hier in-gevoegt, nae gelijckheyt der volgender maniere van spreken. Alsoo oock onder vers 23. etc. Het andere moet dickwijls nae de eygenschap der Hebreeuscher tale tot vervullinge vanden sin, als een byvoegsel, ingelaten worden.
margenoot10
Hebr. Chetsron.
margenoot11
Het getal van velen, voor het getal van eenen. Siet Gen. 21. op vers 7. ende 46. op vers 7.
margenootd
Bov. 16.2.
margenoot12
Siet bov. cap. 1. op vers 16. ende 16.2.
margenoot13
Verst. die muytige ende oproerige t' samenrottinge, daer van Korah het hooft geweest was. Siet bov. cap. 16. vers 1, 2, 3.
margenoot14
D. open spleet, seer wijde, ende diepe kloven makende.
margenoot15
Verstaet met Korahs huysgesin, dat doe by hem was. bov. 16.32. Want Korah selve was met de 250 mannen verbrant. in 't selve cap. vers 35.
margenoot16
Hebr. tot een baniere. Dat is, tot een merckelick exempel van eene rechtveerdige straffe Godes over de gene, die oproer ende scheuringe aenrichten tegens de order die Godt in sijne Kercke, ende de republijcke gestelt heeft.
margenoot17
T.w. nochte door 't vyer, dat haren vader ende sijn rot verteert hadde, nochte door de versinckinge in der aerden, met het huysgesin hares vaders. het welcke geschiet is om datse niet en hadden in die muyterie bewilliget, ende mochten in den dienst des Tabernakels besich zijn.
margenoot18
Anders genoemt Iemuël, Gen. 46.10.
margenoot19
Die oock Zochar genoemt wort, Gen. 46.10.
margenoot20
Merckt, dat haer getal seer vermindert was, van het gene dat verhaelt wort, bov. c. 1. vers 23. mogelick om datse Simei den sone Sallu, die een Overste der Simeoniten was, in het stuck sijner boosdaet vermelt bov. 25. vers 14. waren toegedaen geweest, ja daer in hen nagevolget hadden.
margenoot21
Hebr. Tsephon, die oock Ziphion genoemt wort, Genes. 46.16. Vergel. voorder dese namen met het voorgemelte 46. cap. Genes. item met 1.Chron. 1.2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, etc.
margenoot22
Die oock schijnt Ezbon genaemt te zijn, Genes. 46.16.
margenoot23
Genaemt Arodi. Genes. 46.16.
margenoote
Genes. 38.7, 10. ende 46.12.
margenoot24
T.w. door een rechtveerdich oordeel Godes, het welcke ginck over hare groote ende grove sonden. Siet Genes. 38. op vers 7.
margenoot25
Hebr. Perets.
margenootf
Genes. 46.12
margenoot26
Siet bov. op het vers 5.
margenoot27
Oock Iob genaemt, Genes. 46.13.
margenootg
Ios. 17.1.
margenoot28
Dit woordeken is hier, ende in de 2. volgende verssen bygevoecht uyt de voorgaende, ende navolgende maniere van spreken deses cap. Siet bov. op vers 5.
margenoot29
And. genoemt Abiezer, Ios. 17.1. ende elders.
margenooth
Ond. 27.1.
margenoot30
Hebr. Tselophchad.
margenoot31
Die oock schijnt Ehi genaemt te zijn, Genes. 46.21. ende Achrach 1.Chron. 8.1.
margenoot32
Die oock schijnt Chuschim genoemt te zijn, Genes. 46.23.
margenoot33
Hebr. Cheber, met de letter Chet.
margenoot34
Hebr. Iachtseël, ofte, Iachtsiël. als 1.Chron. 7.13.
margenoot35
Die oock Schallum genoemt wort, 1.Chron. 7.13.
margenoot36
Merckt hier de gewisse waerheyt, ende mogende cracht Godes, in de beloofde vermenichvuldinge van Abrahams zaet. Want alsoo in 38 jaren meer dan seshondert duysent ende drie duysent Israëliten gestorven waren, soo heeft nochtans Godt te wege gebracht, dat het selve getal, het welcke verhaelt wort bov. 1. vers 46. gebleven is, uytgenomen 2000 ende eenige honderden.
margenoot37
T.w. geslachten der stammen.
margenoot38
D. nae dat een geslachte kleyn, ofte groot is, dat is, uyt weynige, ofte uyt vele menschen bestaende, welcker namen in een register waren opgeteeckent, vergel. het volgende vers.
margenooti
Ond. 33.54.
margenoot39
Het welcke door Mose geschiet is op dese zijde van den Iordaen, onder de stammen Rubens, ende Gads, ende den halven stamme Manasses, ond. 32.31. maer door Iosua, na het bevel Mosis onder de andere stammen, ende den anderen halven stamme Manasses. Ios. 14. etc.
margenootk
Ond. 33.54. Ios. 11.23. ende 14.2.
margenoot40
Het lant wert eerst door het lot gedeelt in 12 stammen, ende de stammen daerna in huysgesinnen, ende dat door het oordeel des Oversten, ende des Hoogen-Priesters.
margenoot41
T.w. de huysgesinnen elcker stamme sullen nae de wijse in 't voorgaende versken voorgeschreven, in hare erve treden.
margenoot42
Hebr. nae de mont des lots. Want het lot is des HEEREN, verklarende sijnen wille.
margenoot43
Verstaet ten aensien van de deelinge der stammen.
margenootl
Exo. 6.16, 17, 18, 19.
margenoot44
Die van Gerson afkomstich waren. Siet bov. 3.18.
margenoot45
Van Kahath voortkomstich, bov. 3.19.
margenoot46
Dese, ende de Musiten hadden hare afkomste van Merari. bov. 3.20.
margenoot47
De naekomelingen Kahaths. bov. 16.1.
margenootm
Exod. 2.1, 2. ende 6.19, 20.
margenoot48
Hebr. dewelcke sy den Levi baerde. Verstaet door dese barende, niet Iochebed (die de geborene persoon is) maer de huysvrouwe Levi, de moeder van Iochebed, ende de moeye van Amram, wiens groot-vader Levi was.
margenootn
Levit. 10.2. Bov. 3.4. 1.Chron. 24.2.
margenoot49
Hebr. sonen eener maent.
margenoot50
Hebr. in 't midden: alsoo in 't volgende deses vers.
margenoot51
Siet bov. cap. 1.1, 2. etc.
margenoot52
Siet van dese tellinge, Exod. 30, versen 12, 13, 14.
margenooto
Bov. 14.28, 29, 34, 35. 1.Cor. 10.5, 6.
margenoot53
Hebr. stervende sterven. dat is, sekerlick sterven, te weten, ofte door plagen, ofte hare natuerlicke doot, ende dat van wegen hare wederspannicheyt. Siet bov. 14.28, 29, 30. ende ond. cap. 27.3.
margenoot54
Dese twee waren Gode getrouwe gebleven, ende hadden het volck mede daer toe vermaent, bov. 14.6, etc.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken