Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het Eerste Capittel.

Godt beveelt Iosua het volck te leyden nae het lant Canaan, vers 1, etc. welckes grenzen verhaelt worden, 4. Godt versterckt Iosua met bysondere beloften, 5. ende vermaent hem tot vlijtige betrachtinge sijner Wet, 7. Iosua beveelt het volck, dat het sich tot de reyse over de Iordane bereyde, 10. ende hy vermaent de Rubeniten, de Gaditen, ende de halve stamme Manasse, op te trecken, van wegen de belofte die sy Mose gedaen hadden, 12. ’t welcke sy bereyt zijn te doen, 16. Alle de stammen belooven Iosua te gehoorsamen, 17.

1

HEt geschiede nu, na Ga naar margenoota de doot Mose des knechts des HEEREN, dat de HEERE tot Iosua den sone Nun, Ga naar margenootb Mose dienaer, sprack, seggende:

2

Mijn knecht Mose is gestorven: so maeckt u nu op, treckt over dese Ga naar margenoot1 Iordane, ghy, ende al dit volck, tot het lant dat ick hen, den kinderen Israëls, Ga naar margenoot2 geve.

3

Ga naar margenootc Alle plaetse daer ulieder voet-sole op treden sal, hebbe ick u gegeven: gelijck als ick tot Mose gesproken hebbe.

4

Van Ga naar margenoot3 de woestijne ende desen Ga naar margenoot4 Libanon af, tot aen de groote riviere, Ga naar margenoot5 de riviere Phrath, het gantsche lant der Hethiten, ende tot aen de groote Zee, [tegen] den onderganck der Sonne, sal ulieder lantpale zijn.

5

Niemant sal voor u aengesichte bestaen alle de dagenuwes levens: gelijck als ick met Mose geweest ben, sal ick met u zijn, Ga naar margenootd Ick en sal u niet begeven, noch en sal u niet verlaten.

6

Ga naar margenoote Zijt sterck ende hebt goeden moet: want ghy sult dit volck dat lant erflick doen besitten, dat ick haren vaderen hebbe gesworen, hen te geven.

7

Alleenlick weest sterck, ende hebt seer goeden moet, dat ghy waerneemt te doen nae de gantsche wet welcke Mose mijn knecht u geboden heeft, Ga naar margenootf en wijckt daer van niet, ter rechter noch ter slincker hant: op dat ghy verstandelick handelt alomme daer ghy sult gaen.

8

Dat het boeck deser wet niet en wijcke Ga naar margenoot6 van uwen monde, Ga naar margenootg maer overlegt het dach ende nacht, op dat ghy waerneemt te doen nae alles dat daer in geschreven is: want alsdan sult ghy uwe wegen voorspoedich maken, ende alsdan sult ghy verstandelick handelen.

9

Hebbe ick ’t u niet bevolen? weest sterck, ende hebt goeden moet, en verschrickt niet, ende en ontsett u niet: want de HEERE uwe Godt is met u alomme daer ghy henen gaet.

10

Doe geboodt Iosua den Ampt-lieden des volcx, seggende:

11

Gaet door het midden des legers, ende beveelt het volck, seggende, Bereydet teerkost voor ulieden: want binnen noch drye dagen sult ghy lieden over dese Iordane gaen, dat ghy ingaet om te erven het lant, ’t welck de HEERE uwe Godt ulieden geeft om te be-erven.

12

Ende Iosua sprack tot de Rubeniten ende Gaditen, ende den halven stamme Manasse, seggende:

13

Gedenckt aen het woort ’t welck Mose de knecht des HEEREN ulieden geboden heeft, seggende: De HEERE uwe Godt geeft ulieden ruste, ende hy geeft u Ga naar margenoot7 dit lant.

14

Uwe wijven, uwe kleyne kinderen, ende u vee laet in den lande blijven, dat Mose ulieden aen dese zijde der Iordane gegeven heeft, maer ghylieden sult Ga naar margenoot8 gewapent trecken voor het aengesichte uwer broederen, Ga naar margenoot9 alle strijtbare helden, ende sultse helpen.

15

Totdat de HEERE uwen broederen ruste geve, als ulieden, ende datse oock erffelick besitten het lant, dat de HEERE uwe Godt hen geeft: alsdan sult ghylieden weder keeren tot het lant uwer erffenisse, ende sult het erffelick besitten, dat Mose de knecht des HEEREN ulieden gegeven heeft aen dese zijde der Iordane, tegen den opganck der Sonne.

16

Doe antwoordden Ga naar margenoot10 sy Iosua, seggende: Al wat ghy ons geboden hebt sullen wy doen, ende alomme waer ghy ons senden sult, sullen wy gaen.

17

Gelijck wy in alles nae Mose heb-

[Folio 99v]
[fol. 99v]

ben gehoort, alsoo sullen wy nae u hooren: Ga naar margenoot11 alleenlick dat de HEERE uwe Godt met u zy, gelijck als hy met Mose geweest is.

18

Alle man, die uwen Ga naar margenoot12 monde wederspannich wesen sal, ende uwe woorden niet hooren en sal in alles dat ghy hem gebieden sult, die sal gedoodt worden: alleenlick weest sterck, ende hebt goeden moet.

margenoota
Deuter. 34.5.
margenootb
Deuter. 1.38.
margenoot1
Dit is de grootste Riviere des lants Canaans: Sy vloeyt langs het beloofde lant, ende eyndicht in de doode Zee, ofte Lacus Asphaltites. In ende aen dese Riviere heeft Iohannes de Dooper eerst den Doop bedient. Mar. 5.5. ende onse Salichmaker Iesus Christus is in de selve gedoopt, Matth. 3.13.
margenoot2
D. al voor lanck te geven belooft hebbe, maer nu datelick in de volle besittinge stelle.
margenootc
Deuter. 11.24. Ios. 14.9.
margenoot3
T.w. de woestijne Sin, Exod. 16.
margenoot4
Dit is den hoochsten ende groosten berch, die in Syria is, beginnende van ontrent Zidon, ende streckende tot by Damascus.
margenoot5
Dese was de lantpale tegen ’t Oosten.
margenootd
Deuter. 31.6, 8. Hebr. 13.5, 6.
margenoote
Deuter. 31.23.
margenootf
Deuter. 5.32. ende 28.14.
margenoot6
D. laet u herte alsoo vervult zijn met Godts woort ende kennisse, dat uwen mont daer van overvloeye. Siet Matt. 12.34.
margenootg
Psal. 1.2.
margenoot7
T.w. daer sy te deser tijt waren, aen dese zijde der Iordane. siet Num. 32.33.
margenoot8
Siet Exod. 13. op vers 18.
margenoot9
Hy wil seggen, dat alle die uyt dese stammen desen tocht souden doen, mosten zijn uytgelesene mannen, helden, wel gewapent.
margenoot10
T.w. alle de Stammen, ofte de amptlieden, in haren name, haer alsoo de regeringe van Iosua onderwerpende.
margenoot11
Dit is een wensch daer mede dese stammen Iosua geluck wenschen, in de aengevangene bedieninge sijnes ampts, siende op het gene dat Godt hem belooft vers 5. Doch andere nemen het, als oft het een beding ofte conditie ware, belovende hem te gehoorsamen, indien de HEERE met hem soude zijn, gelijck hy met Mose geweest was.
margenoot12
D. bevel.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken