Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het iij. Capittel.

Iosua met de Israëliten van Sittim vertrocken zijnde, komt aen de Iordane, vers 1, etc. De ampt-lieden geven ordre wanneer, ende op wat wijse het volck ende de Priesters voorttrecken souden, 2. Ioshua vertroost ende versterckt het volck, verhalende het wonder-werck, ’t welck de HEERE voor hare oogen doen soude, 9. De Iordane drooge makende, tot dat de Arke ende al het volck droogs voets daer door gegaen soude zijn, 13.

[Folio 100r]
[fol. 100r]

1

IOsua dan maeckte sich des morgens vroech op, ende sy reysden van Sittim, ende quamen tot aen de Iordane, hy, ende alle de kinderen Israëls: ende sy vernachtten aldaer eer sy over trocken.

2

Ende ’t geschiedde, dat de Amptlieden Ga naar margenoot1 op ’t eynde van drie dagen, door het midden des Legers gingen:

3

Ende geboden den volcke, seggende, Wanneer ghy de Arke des verbonts des HEEREN uwes Godts siet, ende de Ga naar margenoot2 Levitische Priesters de selve dragende: verreyst ghylieden oock van uwe plaetse, ende volgtse na.

4

Datter nochtans ruymte zy tusschen ulieden ende tusschen de selve, by de twee duysent ellen inde mate, ende en naedert tot de selve niet, op dat ghy dien wech wetet, dien ghy gaen sult, want ghy-lieden en zijt door dien wech niet gegaen Ga naar margenoot3 gisteren [ende] eer-gisteren.

5

Iosua Ga naar margenoot4 seyde oock tot den volcke, Ga naar margenoot5 Heyligt u: want morgen sal de HEERE Ga naar margenoot6 wonderheden in het midden van ulieden doen.

6

Desgelijcks sprack Iosua tot de Priesters, seggende, Neemt de Arke des verbonts op, ende gaet door voor het aengesichte deses volcx: Sy dan namen de Arke des Verbonts op, ende sy gingen voor het aengesichte des volcx.

7

Want de HEERE hadde tot Iosua geseyt, Desen dach sal ick beginnen Ga naar margenoot7 u groot te maken voor de oogen des gantschen Israëls: op dat sy weten, Ga naar margenoota dat ick met u zijn sal, gelijck als ick met Mose geweest ben.

8

Ghy dan sult de Priesteren die de Arke des verbonts dragen, gebieden, seggende: Wanneer ghylieden komt tot aen het uyterste des waters der Iordane, staet stille in de Iordane.

9

Doe seyde Iosua tot de kinderen Israëls: Naedert herwaerts, ende hoort de woorden des HEEREN uwes Godts.

10

Voorder seyde Iosua, Ga naar margenoot8 Hier aen sult ghylieden bekennen, Ga naar margenoot9 dat de levendige Godt in ’t midden van u is, ende dat hy gantschelick voor u aengesichte uytdrijven sal de Canaaniten, ende de Hetiten, ende de Heviten, ende de Phereziten, ende de Girgasiten, ende de Amoriten, ende de Iebusiten.

11

Siet, de Arke des verbonts des Ga naar margenoot10 Heeren der gantscher aerden, gaet door voor ulieder aengesichte inde Iordane.

12

Nu dan, Ga naar margenoot11 neemt ghylieden u twaelf mannen uyt de stammen Israëls, Ga naar margenoot12 uyt yeder stamme eenen man.

13

Want het sal geschieden, met dat de voetsolen der Priesteren die de Arke des HEEREN, des Heeren der gantscher aerden dragen, in ’t water der Iordane sullen rusten, so sullen de wateren der Iordane Ga naar margenoot13 afgesneden worden, [te weten] de wateren die van boven af vlieten, Ga naar margenootb ende sy sullen op eenen hoop blijven staen.

14

Ende ’t geschiedde doe het volck vertrock uyt sijne tenten, om over de Iordane te gaen, Ga naar margenootc so droegen de Priesters de Arke des verbonts voor het aengesichte des volcx.

15

Ende als die, die de Arke droegen, tot aen de Iordane gekomen waren, ende de voeten der Priesteren, dragende de Arke, ingedopt waren in ’t uyterste des waters: Ga naar margenoot14 (De Iordane nu was Ga naar margenootd vol alle de dagen des oogstes Ga naar margenoot15 aen alle hare oeveren:)

16

So stonden de wateren die van boven afquamen: sy resen op eenen hoop, seer verre van de stadt Ga naar margenoot16 Adam af, die ter zijden Ga naar margenoot17 Zartan [ligt], ende die nae de Zee des vlacken velts, [te weten] de Ga naar margenoot18 Sout-Zee af-liepen, die vergingen, Ga naar margenoot19 sy wierden afgesneden: Doe trock het volck over, tegen over Iericho.

17

Maer de Priesters die de Arke des verbonts des HEEREN droegen, stonden stee-vaste op het drooge in ’t midden der Iordane: ende gantsch Israël ginck over op het drooge, tot dat al het volck geeyndicht hadde door de Iordane te trecken.

margenoot1
Verstaet het eynde van de drie dagen, daer van bov. 1.11. gesproken is. ende siet, aengaende dese maniere van spreken, Deuter. 15.1.
margenoot2
D. die alle uyt den stamme Levi waren, maer niet alle, die uyt dien stamme waren, waren Priesters.
margenoot3
D. van te vooren. Siet Genes. 31.2.
margenoot4
T.w. te vooren. oft: hadde geseyt.
margenoot5
Van Heyligen, siet Exod. 19.10. Levit. 20.7. Num. 11.18. Ios. 7.13. ende 1.Sam. 16.5.
margenoot6
siet ond. vers 13, etc.
margenoot7
D. u in aensien te brengen door dit treffelick mirakel dat ick doen sal, daer aen het volck van Israël sal bekennen, dat ick u tot een hooft over haer gestelt hebbe, ende dat ickse door uwen dienst in ’t lant Canaan brengen sal.
margenoota
Ios. 1.5.
margenoot8
T.w. aen dit wonderwerck, dat verhaelt wort, vers 13.
margenoot9
And. dat Godt in’t midden van ons is levende.
margenoot10
And. de Arke des verbonts [ja] de Heere des gantschen aerdbodems. Verg. Mich. 4.13. Zach. 4.14. ende 6.5.
margenoot11
T.w. om te verrichten het gene dat verhaelt wort, ond. cap. 4.2, etc.
margenoot12
Hebr. eenen man, eenen man uyt eene stamme.
margenoot13
Hy wil seggen, dat het water ’t welck van boven afquam, soude blijven staen het andere soude af vlieten.
margenootb
Psal. 114.3.
margenootc
Actor. 7.45.
margenoot14
D. sy pleegt op desen tijt vol te zijn, dat is hare nature, ende soo was het ooc te deser tijt.
margenootd
1.Chron. 12.15.
margenoot15
And. boven. Alsoo cap. 4.18.
margenoot16
Dese stadt wert in sommige caerten gestelt aen de Oost-zijde vande Iordane, tegen over Gilgal.
margenoot17
Eene plaetse gelegen Zuyd-waerts van Adam aen de Oost-zijde van de Iordane. Siet van twee andere Zarthans, 1.Reg. 4.12. ende 7.46.
margenoot18
Hebr. de Zee des souts. Siet Genes. 14.3.
margenoot19
Hy wil te verstaen geven, dat de onderste wateren met eenen snellen vloet terstont zijn afgeloopen, ende verswolgen in de Sout-zee, op dat ’t volck Godes droochs voets op den gront der Riviere gaen soude.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken