Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[Folio 107v]
[fol. 107v]

Het xx. Capittel.

Het bevel des HEEREN aengaende de ses vry-steden voor die gene, die onverhoets eenen dootslach begaen souden, vers 1, etc. ende het rechte gebruyck der selver, 5. De Israëliten bestemmen hier toe ses steden, drie op dese, ende drie op gene zyde der Iordane.

1

VOorder sprack de HEERE tot Iosua, seggende:

2

Spreeckt tot de kinderen Israëls, seggende: Geeft voor ulieden Ga naar margenoot1 de vrysteden Ga naar margenoota daer van ick met ulieden gesproken hebbe Ga naar margenoot2 door den dienst Mose.

3

Dat daer henen vliede de dootslager die een Ga naar margenoot3 ziele door dwalinge, Ga naar margenoot4 niet met wetenschap, verslaet: op dat sy ulieden zijn tot eene toevlucht Ga naar margenoot5 voor den bloetwreker.

4

Ga naar margenootb Als hy vlucht tot eene van die steden, so sal hy staen Ga naar margenoot6 aen de deure der stadtpoorte, ende hy sal Ga naar margenoot7 sijne woorden spreken voor de ooren der Ga naar margenoot8 Outsten der selver stadt: Ga naar margenoot9 dan sullen sy hem tot haer in de stadt Ga naar margenoot10 nemen, ende hem plaetse geven, dat hy by haer woone.

5

Ende als de bloetwreker hem najaegt, so en sullen sy den dootslager in sijne hant niet overgeven, dewijle hy sijnen naesten niet met wetenschap verslagen en heeft, ende en heeft hem Ga naar margenoot11 gisteren [ende] eergisteren niet gehaet.

6

Ende hy sal in de selve stadt woonen: Ga naar margenoot12 tot dat hy stae voor het aengesichte der vergaderinge voor ’t gerichte, Ga naar margenoot13 tot dat de Hooge-Priester sterve, die in die dagen zijn sal: Ga naar margenoot14 dan sal de dootslager wederkeeren, ende komen tot sijne stadt, ende tot sijn huys, tot de stadt van daer hy gevloden is.

7

Doe Ga naar margenoot15 heylichden sy Ga naar margenoot16 Kedes in Galilea op het geberchte Naphtali, ende Ga naar margenoot16 Sichem op het geberchte Ephraim: ende Ga naar margenoot16 Kiriath-Arba, dese is Hebron Ga naar margenoot17 op het geberchte Iuda.

8

Ende aen gene zijde der Iordane van Iericho Oostwaert, gaven sy Ga naar margenoot18 Ga naar margenootc Bezer in de woestijne, in het platte lant van de stamme Rubens: Ende Ramoth in Gilead van de stamme Gad, ende Golan in Basan van de stamme Manasse.

9

Dit nu zijn de Ga naar margenoot19 steden die bestemt waren voor alle de kinderen Israëls, ende voor den vreemdelinck die in ’t midden van haerlieden verkeert, op dat derwaerts vluchte, al die een ziele slaet door dwalinge: op dat hy niet en sterve door de hant des bloetwrekers, Ga naar margenoot20 tot dat hy voor het aengesichte der vergaderinge gestaen sal hebben.

margenoot1
Hebr. Steden des vertrecks, ofte der incortinge het Hebr. woort beteeckent t’samentrecken, ofte inkorten. Dese steden worden alsoo genoemt, om dat die gene, die van wegen den dootslach vluchtich waren, haer in de selve mosten vertrecken, ende haer daer binnen houden.
margenoota
Exod. 21.13. Num. 35.9. Deut 19.1, 2.
margenoot2
Hebr. Door de hant Mose.
margenoot3
D. eenen mensche; Ia het lichaem eenes menschen, want de ziele des menschen en kan niet gedoodt worden: voor ziele staet vers 5. sijnen naesten.
margenoot4
Die met moetwille, ofte opsettelick yemant gedoodt hadden, en waren nergens vry, oock niet in den Tempel, noch by den Altaer, Exod. 21.14.
margenoot5
D. voor dien die van den bloede des doot-geslagenen zijnde, recht ende reden heeft om wrake daer over te doen, ofte te eysschen.
margenootb
Num. 35.22, 23. Deuter. 19.4, 5.
margenoot6
D. aen het Raet-huys of Richt-huys, ’t welck eertijts in de stadt-poorten pleegt te zijn.
margenoot7
D. Hy sal sich aengeven, waerom hy daer gekomen is, hoe ende wat hy gedaen heeft.
margenoot8
D. des Magistraets.
margenoot9
T.w. na datmen sal bevonden hebben, dat hy geen opsettige dootslager en is.
margenoot10
Hebr. versamelen.
margenoot11
D. te vooren.
margenoot12
And. van dat hy gestaen sal hebben etc. meynende, dat hy niet en heeft in de Stadt genomen mogen worden, sonder eerst te staen voor ’t gerichte.
margenoot13
De sin deser woorden is, dat de gevluchtte, na dat hy was verhoort, ende vrygesproken, evenwel in de Vry-stadt moeste blijven, tot de doot des Hoogen-priesters, die te dier tijt leefde, als hy den doot-slach begaen heeft.
margenoot14
T.w. Na dat hy voor ’t gerichte gestaen heeft, ende vry gekent is.
margenoot15
D. sy ordineerden tot vry-steden.
margenoot16
Dese drye steden lagen aen dese zijde der Iordane, als af te nemen is uyt vers 8.
margenoot16
Dese drye steden lagen aen dese zijde der Iordane, als af te nemen is uyt vers 8.
margenoot16
Dese drye steden lagen aen dese zijde der Iordane, als af te nemen is uyt vers 8.
margenoot17
D. in het berch-lant van Iuda, als Luc. 1.39. ende 65.
margenoot18
Dat dese stadt in de woestijne lach, blijckt uyt 1.Mach. 5. Datse in de Leechte lach (T.w. in de leege velden der Moabiten) blijckt uyt Ier. 48.24.
margenootc
Deut. 4.43.
margenoot19
Hebr. de steden der bestemminge, ofte bescheydinge. Dat is, die verordineert zijn tot vlucht-steden. And. der byeenkomste.
margenoot20
D. Tot dat sijn sake in ’t gerichte sal verhoort zijn: Ende verstaet hier by, ende hy van het gerichte vry gekent sal wesen.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken