Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het xxxj. Capittel.

Hizkia doet alle afgodische wercken af breken, vers 1, etc. stelt de Priesteren, ende Leviten in haer ampt, 2. oock order tot de onderhoudinge der selver, 4. laet kameren maken, om haer inkomen daer in te versamelen, ende uyt den Leviten persoonen tot Ontfangers, ende Thresoriers stellen, 11. Hizkia blijft godtvruchtich, ende gesegent, 20.

1

ALs sy nu Ga naar margenoot1 dit alles voleyndet hadden, togen alle Israëliten, dieder gevonden werden, uyt, tot de steden van Iuda, ende Ga naar margenoota braken de Ga naar margenoot2 opgerichtte

[Folio 212r]
[fol. 212r]

beelden, ende hieuwen Ga naar margenoot3 de bosschen af, ende wierpen de hoochten, ende de altaren af, uyt gantsch Iuda, ende Benjamin, oock Ga naar margenoot4 in Ephraim ende Manasse, Ga naar margenoot5 tot datse alles te niete gemaeckt hadden: daer na keerden alle de kinderen Israëls weder, een yeder tot sijne besittinge in hare steden.

2

Ende Hizkia bestelde de Ga naar margenoot6 verdeelingen der Priesteren, ende der Leviten, nae hare verdeelingen, een yeder nae sijnen dienst, de Priesteren, ende de Leviten tot het brand-offer, ende tot de danck-offeren; om te dienen, ende om te loven, ende om te Ga naar margenoot7 prijsen in Ga naar margenoot8 de poorte der legeren des HEEREN.

3

Ga naar margenoot9 Oock het deel des Conincks van sijne have tot de Ga naar margenoot10 brand-offeren; tot de brand-offeren des morgens, ende des avonts, ende de brand-offeren Ga naar margenoot11 der sabbathen, ende der Ga naar margenoot12 nieuwe maenden, ende der Ga naar margenoot13 gesette hooch-tijden: Ga naar margenootb gelijck geschreven is in de wet des HEEREN.

4

Ende hy seyde tot het volck, tot de inwoonderen van Ierusalem, dat sy Ga naar margenoot14 het deel der Priesteren ende Leviten, geven souden; op datse Ga naar margenoot15 versterckt mochten worden Ga naar margenoot16 inde wet des HEEREN.

5

Ga naar margenoot17 Doe nu dat woort uytbrack, Ga naar margenoot18 brachten de kinderen Israëls vele Ga naar margenoot19 eerstelingen van coorn, most, ende olye, ende Ga naar margenoot20 honich, ende van alle de inkomste des velts: oock brachten sy Ga naar margenoot21 de tienden van alles in, met menichte.

6

Ende de kinderen Israëls, ende Iuda, die inde steden Iuda woonden, die brachten oock tienden der runderen, ende der schapen, ende tienden der heylige dingen, die den HEERE haren Godt geheyliget waren, ende maeckten Ga naar margenoot22 vele hoopen.

7

Inde Ga naar margenoot23 derde maent begonnen sy den Ga naar margenoot24 gront van die hoopen te leggen: ende in de Ga naar margenoot25 sevende maent voleynddense.

8

Doe nu Iehizkia, ende de Vorsten quamen, ende die hoopen sagen; Ga naar margenoot26 segenden sy den HEERE, Ga naar margenoot27 ende sijn volck Israël.

9

Ende Iehizkia ondervraechde de Priesteren, ende de Leviten, aengaende die hoopen.

10

Ende Azaria de Ga naar margenoot28 Hooft-priester van den huyse Zadoks, sprack tot hem, ende seyde; Van datmen Ga naar margenoot29 dese heffinge begonnen heeft tot het Huys des HEEREN te brengen, isser te eten geweest, ende versadigt te worden, ja over te houden tot overvloet toe; want de HEERE heeft sijn volck Ga naar margenoot30 gesegent, Ga naar margenoot31 so dat dese veelheyt overgebleven is.

11

Doe seyde Iehizkia, datmen kameren aen het Huys des HEEREN Ga naar margenoot32 bereyden soude, ende sy bereyddense.

12

Daer in brachten sy die heffinge, ende de tienden, ende de geheylichde dingen in getrouwicheyt, ende daer over was Chonania de Levijt Ga naar margenoot33 Overste, ende Simei sijn broeder, de tweede.

13

Maer Iehiël, ende Azazia, ende Nahath, ende Asahel, ende Ierimoth, ende Iozabad, ende Eliël, ende Iismachia, ende Mahath, ende Benaja, waren Opsienders, onder de hant van Chonania, ende Simei sijn broeder, door het bevel van den Coninck Iehizkia, ende van Azaria den Ga naar margenoot34 Oversten van het Huys Godts.

14

Ende Kore de sone van Iimna de Levijt, de poortier Ga naar margenoot35 tegen't Oosten, was over de vrywillige gaven Godts, om het hef-offer des HEEREN, ende het Ga naar margenoot36 alderheylichste uyt te Ga naar margenoot37 deelen.

15

Ende Ga naar margenoot38 aen sijne hant waren Eden, ende Miniamin, ende Iesua, ende Semaia, Amaria, ende Sechania Ga naar margenootc inde steden der Priesteren, met getrouwicheyt, om haren broederen inde verdeelingen, Ga naar margenoot39 soo wel den kleynen als den grooten, uyt te deelen:

16

Ga naar margenoot40 (Benevens die gestelt waren in't geslacht-register der mans persoonen, drie jaren out, ende daer boven) Ga naar margenoot41 allen die in het Huys des HEEREN gingen, Ga naar margenoot42 tot het dagelicks werck op elcken dach, voor haren dienst in hare wachten, nae hare verdeelingen:

17

Ende met Ga naar margenoot43 die gestelt waren in't geslacht-register der Priesteren, nae het huys harer vaderen; oock de Leviten Ga naar margenootd van twintich jaren out, ende daer boven, in hare wachten, nae hare verdeelingen:

18

Oock tot de geslacht-rekeninge met alle hare kinderkens, hare wijven, ende hare sonen, ende hare dochteren, Ga naar margenoot44 door de gantsche gemeynte: want sy hadden sich Ga naar margenoot45 in haer ampt [in] Ga naar margenoot46 heylicheyt geheyliget.

19

Oock waren onder de kinderen Aarons, de Priesteren, op de velden der voorsteden harer steden, Ga naar margenoot47 in elcke stadt mannen, die met namen Ga naar margenoot48 uytgedruckt waren, om allen mans-persoonen onder de Priesteren, ende Ga naar margenoot49 allen, die in't geslacht-register onder de Leviten gestelt waren, deelen te geven.

20

Ende alsoo dede Iehizkia in geheel Iuda: ende hy dede dat goet, ende recht, ende Ga naar margenoot50 waerachtich was voor het aengesichte des HEEREN sijnes Godts.

21

Ende in alle werck, dat hy begon inden dienst van het Huys Godts, ende Ga naar margenoot51 inde wet, ende in het gebodt, om sijnen Godt te soecken; dede hy met sijn gantsche herte, ende hadde voorspoet.

margenoot1
T.w. dat de onderhoudinge van het hooge Paeschen-feest aenginck, in 't voorgaende Capittel beschreven.
margenoota
2.Reg. 18.4.
margenoot2
Siet Lev. 26 op vers 30.
margenoot3
Siet van de bosschen, ende hoochten ter eere, ende ten dienste der Afgoden gemaeckt, Levit. 26. op vers 30.
margenoot4
T.w. In de steden, dewelcke die van Iuda het Coninckrijcke Israels afgenomen hadden. Siet bov. 13.19. ende 15.8.
margenoot5
And. tot dat sy voleyndt hadden.
margenoot6
Siet boven 8. op vers 14.
margenoot7
Te weten, den Heere.
margenoot8
T.w. des Tempels, alwaer de Priesteren, ende de Leviten, in hare orden, ende verdeelinge, elck sijnen dienst moeste waernemen, als in een leger. Vergel. hier mede de aenteecken. Num. 4. op vers 3.
margenoot9
T.w. bestelde Hizkia. Als of hy seyde: de Coninck heeft alsoo de diensten, ende ampten des Tempels geschickt, ende in order gestelt, ten eynde, dat een yeder sijn last wel soude waer nemen, dat hy hem selven oock in desen niet heeft onbelast gelaten, ordinerende, dat de offerhanden hier in den text vermelt, uyt sijn eygen inkomen genomen souden worden. Waer uyt het schijnt, datse te vooren bekost, ende gevonden wierden uyt de schatten des Tempels; van de welcke siet 1.Chron. 26.20.
margenoot10
Siet van dese Exod. 29.38, 39, etc. ende Num. 28. versen 3, 4, etc.
margenoot11
Siet Num. 28.9, 10.
margenoot12
Siet Num. 28.11, 12, etc.
margenoot13
Siet Levit. 23.
margenootb
Num. 28. ende 29.
margenoot14
Te weten, dat hen nae Godts ordinantie tot haer onderhout toe-quam, Num. 18.8, etc.
margenoot15
D. tijt, ende moet souden hebben, om haren dienst wel waer te nemen, sonder daer van afgetrocken te worden, om andersins haren kost te winnen.
margenoot16
D. in 't ondersoecken, overleggen, ende verklaren van de wet des Heeren: mitsgaders in 't bedienen van den godts-dienst in de wet bevolen.
margenoot17
D. doe nu dat bevel des Conincks ruchtbaer wiert.
margenoot18
Hebr. vermenichvuldichden.
margenoot19
Siet van dese de wetten, ende ordinantien Godts. Exod. 23.19. ende 34.26. Levit. 11.14, etc. Numer. 15.17, 18, 19, etc. Deut. 26, 1, 2, etc.
margenoot20
And. Dadelen. Het Hebr. woort beteeckent honich, doch wort hier van den Hebreen voor Dadelen, ofte vruchten van boomen, die soete vruchten droegen, genomen, dewelcke van wegen hare soeticheyt den honich gelijck zijn. Want Godt en hadde nergens in sijne wet bevolen de eerstelingen van honich te geven, maer van boom-vruchten der aerde, ende van beesten.
margenoot21
Siet van dese Lev. 27. op vers 30.
margenoot22
Hebr. hoopen, hoopen. Siet Gen. 14. op vers 10.
margenoot23
T.w. des heyligen, ofte kerckelicken jaers. Siet bov. 15. op vers 10. ende Exod. 12. op vers 2. in dese maent begon den oogst in Canaan.
margenoot24
D. het eerste begin van die hoopen te maken.
margenoot25
Siet van dese maent Lev. 23. op vers 24. Sy quam seer over een met onsen September, als de vruchten van dat lant in de schueren gevoert waren.
margenoot26
D. loofden, ende danckten den Heere, om dat hy het volck het herte gegeven hadde, soo vrywillichlick sijne gaven op te brengen. Siet Genes. 14.20. ende de aenteeck.
margenoot27
De menschen te segenen, is hen alle goet ende welvaert toe te wenschen. Vergel. Gen, 31.35. ende de aenteeck.
margenoot28
Hebr. De Priester het hooft, ofte, die het hooft was. alsoo 2.Reg. 25.18. bov. 24.6. wort hy alleen het hooft genaemt, namelick der Priesteren.
margenoot29
Dat is, dese gaven, ende offerhanden. Want het woort heffinge wort hier in 't gemeyne genomen. Siet Num. 5. op vers 9.
margenoot30
D. goet gedaen. Siet Genes. 12. op vers 2.
margenoot31
Ofte, so dat het overgeblevene is dese veelheyt: T.w. die noch voorhanden is, ende die ghy siet.
margenoot32
D. gereet maken. Siet van dese kameren, 1.Reg. 6.5. ende de aenteeck.
margenoot33
D. de voornaemste Thresorier, die over dese schatten des Tempels gestelt was. Naest hem was Simei sijn broeder, als een Onder-commijs, onder desen de andere Ontfangers, die in 't volgende vers genaemt worden. Siet de ordinantie hier van 1.Chron. 26.20, 21.
margenoot34
Ofte, voorganger: D. den Overpriester. bov. vers 10.
margenoot35
D. aen de Oost-poorte des Tempels. Siet van dese bov. cap. 23. op vers 5.
margenoot36
Hebr. de heylicheden der heylicheden. Verstaet, het overige des vrywilligen spijs-offers, Levit. 2.3. ende 10. ende de sond-offeren, Levitic. 6. versen 18, 22. de schult-offeren, Lev. 7.1. de toon-brooden, Lev. 24.9. Siet oock Num. 18.9.
margenoot37
Hebr. te geven.
margenoot38
Verst. sijne bygevoechde medehulpers, die onder sijn opsicht, sorge, ende beleyt waren.
margenootc
Ios. 21.9, etc.
margenoot39
Nae de Wet. Deut. 18.8.
margenoot40
Hebr. benevens haer rekenen. ofte, hare rekeninge der geslachten. D. mitsgaders de gene, die in hare geslacht-registeren geschreven waren van al wat mannelick was. De sin is, datse niet alleene de Priesteren, die den dienst in den Tempel deden, haer deel gegeven hebben, maer oock haren sonen.
margenoot41
D. die in den dienst des Tempels gebruyckt konden worden, ende volgens van de kerckelicke goederen haer onderhout moeten hebben.
margenoot42
Hebr. om de saken des daegs op sijnen dach. dat is, om daer te doen, dat op elcken dach gedaen moest wesen. Siet gelijcke maniere van spreken, Exod. 5.13. And. hare dagelicksche portie voor haren dienst.
margenoot43
D. die in 't geslacht-register der Priesteren geschreven stonden: den welcken niet alleen haer onderhout gegeven wiert, maer oock den Leviten.
margenootd
1.Chron. 23.27.
margenoot44
Verst. de vergaderinge der Priesteren, ende der Leviten, die in den Tempel den Godts-dienst moesten versorgen: soo dat niet alleen sy voor hare persoonen onderhouden wierden: maer daer wert oock sorge gedragen voor hare vrouwen, ende kinderen.
margenoot45
Siet van't Hebr. woort 1.Chron. 9. op vers 22. And. in, ofte, nae haer getrouwicheyt. ofte, op der selver trouwe. D. sich verlatende op de getrouwicheyt der uytdeelders (van de welcke gesproken is, vers 15.) dat haer het tijtlick onderhoudt van de selve soude versorcht worden.
margenoot46
Dat is, seer neerstelick, ende vlijtichlick geheyliget. And. tot de heylige dingen geheylicht.
margenoot47
Hebr. in alle stadt, ende stadt.
margenoot48
Als. bov. vers 15.
margenoot49
Hebr. alle tellinge, ofte, rekeninge by geslachten.
margenoot50
Hebr. waerheyt, ofte, trouwe.
margenoot51
Siet bov. 14. op vers 4.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken