Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het xxxv. Capittel.

Iosia den Godtsdienst in order stellende, houdt het Paesschen-feest met groote solemniteyt, vers 1, etc. neemt eenen onnoodigen strijt aen tegen Pharao Necho, 20. daer in hy doodelick gewondt wort, ende sterft, 23. hy wort seer beklaegt, 24. het besluyt sijner historie, 26.

1

DAerna Ga naar margenoota hielt Iosia Ga naar margenoot1 het Paesschen den HEERE te Ierusalem: ende sy slachteden het Ga naar margenoot2 Pascha Ga naar margenoot3 op den veertienden der Ga naar margenoot4 eerster maent.

2

Ende hy stelde de Priesters op hare wachten: ende hy Ga naar margenoot5 stercktese tot den dienst van het Huys des HEEREN.

3

Ende hy seyde tot de Leviten, die gantsch Israël onderwesen, die den HEERE Ga naar margenoot6 heylich waren: Ga naar margenoot7 Settet de Ga naar margenoot8 heylige Arke in het Huys, 'twelcke Salomo de sone Davids des Conincks Israëls gebouwt heeft; Ghy en hebt Ga naar margenoot9 geenen last op de schouderen: dient nu den HEERE uwen Godt, ende sijn volck Israël.

4

Ende bereydet u nae de huysen uwer vaderen, nae uwe verdeelingen, Ga naar margenootb nae het voorschrift van David den Coninck Israëls, ende nae de beschrijvinge sijns soons Salomo.

5

Ende staet Ga naar margenoot10 in het Heylichdom, nae de onderscheydinge der vaderlicke huysen, voor uwe broederen, Ga naar margenoot11 het volck, ende [nae] de afdeelinge vande vaderlicke huysen der Leviten.

[Folio 214v]
[fol. 214v]

6

Ende slachtet Ga naar margenoot12 het Pascha, ende heyliget u, ende bereydet [dat] voor uwen broederen, doende nae het woort des HEEREN door de hant Mose.

7

Ga naar margenootc Ende Iosia Ga naar margenoot13 gaf voor den volcke, van kleyn vee, lammeren, ende Ga naar margenoot14 jonge geyten-bocken, die alle tot Paesch-offeren, Ga naar margenoot15 nae alle 'tgene dat daer gevonden wert, in getale dertich duysent: maer van Ga naar margenoot16 runderen, drie duysent: dit was van des Conincks have.

8

Oock gaven sijne Ga naar margenoot17 Vorsten ten Ga naar margenoot18 vrywilligen offer voor den volcke, voor den Priesteren, ende voor den Leviten: Ga naar margenoot19 Hilkia, ende Zacharia, ende Iehiël de Overste van het Huys Godts, gaven den Priesteren tot Paesch-offeren, twee duysent, ende ses hondert Ga naar margenoot20 [kleyn vee]: ende drie hondert runderen.

9

Daer-toe Conania, ende Semaia, ende Nethaneël sijne broederen; mitsgaders Hasabia, ende Iiël, ende Iosabad, de Overste der Leviten, gaven den Leviten tot Paesch-offeren, vijf duysent [kleyn vee]: ende vijf hondert runderen.

10

Alsoo wert de dienst toebereydt: ende de Priesteren stonden in hare stant-plaetse, ende de Leviten in hare verdeelingen nae het gebodt des Conincks.

11

Daer na slachtemen het Pascha, ende de Priesters Ga naar margenoot21 sprengden [het bloet] Ga naar margenoot22 uyt hare handen: ende de Leviten trocken de huyden af.

12

Ende Ga naar margenoot23 sy namen het Ga naar margenoot24 brand-offer daer af, op dat sy Ga naar margenoot25 die, nae de verdeelingen der vaderlicke huysen, Ga naar margenoot26 den volcke geven mochten, om den HEERE te offeren, gelijck geschreven is in het boeck Mose: ende Ga naar margenoot27 alsoo met de runderen.

13

Ga naar margenootd Ende sy Ga naar margenoot28 koockten het Pascha by den vyere, nae het recht: maer Ga naar margenoot29 de [andere] heylige dingen Ga naar margenoot30 koockten sy in potten, ende in ketelen, ende in pannen: ende Ga naar margenoot31 sy deelden 't hastelick onder alle den volcke.

14

Daerna Ga naar margenoot32 bereydden sy oock voor hen selven, ende voor den Priesteren: want de Priesters de sonen Aarons Ga naar margenoot33 waren tot aen den nacht in het offeren der brand-offeren, ende des vets; Ga naar margenoot34 daerom bereydden de Leviten voor hen selven, ende voor den Priesteren, den sonen Aarons.

15

Ende de Sangers, de sonen Asaphs, waren in hare stant-plaetse, Ga naar margenoot35 nae den gebode Davids, ende Asaphs, ende Hemans, ende Ieduthuns Ga naar margenoot36 des Sienders des Conincx, mitsgadsers de poortiers Ga naar margenoot37 aen elcke poorte: sy en behoefden niet te wijcken van haren dienst, overmits hare broeders, de Leviten voor hen bereydden.

16

Also wert de gantsche dienst des HEEREN op den selven dach beschickt, om Paesschen te houden, ende Ga naar margenoot38 brand-offeren op den altaer des HEEREN te offeren, nae den gebode des Conincks Iosia.

17

Ende de kinderen Israëls, dieder gevonden werden, hielden het Paesschen ter selver tijt, ende het Feest der ongesuerde [brooden], seven dagen.

18

Ga naar margenoot39 Daer en was oock geen Paesschen als dat, in Israël gehouden, van de dagen Samuels des Propheten aen: ende geene Coningen Israëls hadden sulck Paesschen gehouden, gelijck dat Iosia hielt met de Priesters, ende de Leviten, ende gantsch Iuda, ende Israël, datter gevonden wert, ende de inwoonders van Ierusalem.

19

In het Ga naar margenoote achtiende jaer des Coninckrijcks van Iosia wert dit Paesschen gehouden.

20

Na dit alles, doe Iosia Ga naar margenoot40 het Huys toebereydt hadde, Ga naar margenootf tooch Ga naar margenoot41 Necho de Coninck van Egypten op, om te krijgen tegen Carchemis, aen den Phrath, ende Iosia tooch uyt hem te gemoete.

21

Doe sondt Ga naar margenoot42 [hy] boden tot hem, seggende; Ga naar margenoot43 Wat hebbe ick met u te doen, ghy Coninck Iuda? wat u aengaet, ick en ben heden tegen u niet, maer tegen Ga naar margenoot44 een huys, dat oorloge voert tegen my, ende Godt heeft geseyt, dat ick my haesten soude: houdt u af Ga naar margenoot45 van Godt, die met my is, op dat hy u niet en verderve.

22

Doch Iosia en keerde sijn aengesicht niet van hem, maer Ga naar margenoot46 hy verstelde sich, om tegen hem te strijden, ende en hoorde niet nae de woorden van Necho uyt den mont Godts: maer hy quam om te strijden in het Ga naar margenoot47 dal Megiddo.

23

Ende de schutters schoten den Coninck Iosia; doe seyde de Coninck tot sijne knechten: Voert my wech, want ick ben seer Ga naar margenoot48 gewondt.

24

Ende sijne knechten namen hem wech, van den wagen, ende voerden hem op den tweeden wagen, dien hy hadde, ende brachten hem te Ierusalem; ende hy sterf, ende wert begraven in de Ga naar margenoot49 graven sijner vaderen, ende gantsch Iuda ende Ierusalem Ga naar margenoot50 bedreven rouwe over Iosia.

25

Ende Ieremia maeckte Ga naar margenoot51 een klaech-liedt over Iosia; desgelijcks alle Sangers, ende sangerssen, spraken in hare klaech-lieden van Iosia, Ga naar margenoot52 tot op desen dach: want sy gavense Ga naar margenoot53 tot eene insettinge in Israël: ende siet, sy zijn geschreven Ga naar margenoot54 inde Ga naar margenoot55 klaech-lieden.

26

Het overige nu der geschiedenissen van Iosia, ende sijne Ga naar margenoot56 goetdadicheden, Ga naar margenoot57 nae dat geschreven is in de wet des HEEREN:

27

Sijne geschiedenissen dan, de eerste, ende de laetste; siet, die zijn geschreven in het boeck der Coningen Israëls, ende Iuda.

margenoota
2.Reg 23.21.
margenoot1
Siet van dit feest, Exod. 12.3. ende 34.18. Levit. 23.5. Num. 9.2. ende 28.16.
margenoot2
D. het Lammeken, dat op het feest moeste geslacht worden. Siet Num. 9. op vers 11.
margenoot3
Nae de ordinantie der Wet. Exod. 12. vers 6.
margenoot4
T.w. van het Heylige ofte kerckelicke jaer, welcke maent was genaemt Nisan, ofte Abib. Siet Exo. 12. op vers 2. ende Num. 9. op vers 1.
margenoot5
D. vermaendese tot haren schuldigen plicht, ende gafse goeden moet.
margenoot6
Siet bov. 23. op vers 6.
margenoot7
Hier uyt is af te nemen, dat de Arke op desen tijt in den Tempel niet en is geweest, ofte ten minsten niet in het Heylige der heyligen, daer sy behoorde: zijnde daer uyt door eenigen afgodischen Coninck te vooren wech genomen.
margenoot8
Hebr. de Arke der heylicheyt. Siet Lev. 16. op vers 4.
margenoot9
T.w. om die Arke gewoonelick te dragen gelijck haer voor-ouderen te vooren in de woestijne, ende soo lange als de Tabernakel stont, gedaen hadden, Num. 7.9. De sin is: dewijle sy van dien eersten doorgaenden last, ende het toebehooren der selven, ontslagen waren, soo moesten sy op de andere deelen hares ampts te meer acht geven. Siet 1.Chron. 23. op versen 27, 28, etc.
margenootb
1.Chron. Capitt. 23. 24. 25. 26.
margenoot10
And. in de heylige plaetse. D. by den Tempel aen het Voor-hof der Priesteren, om aldaer de Paesch-lammeren der gener, die niet en zijn van den stamme Levi, te ontvangen, ende die te slachten, dewijle de Priesters anders genoech te doen hadden met de offerhanden, ende besprenginge des bloets, etc. Siet van dese plaetse, Levit. 6. op vers 16. ende Num. 28. op vers 7. alwaer sy oock het Heylichdom genaemt wort.
margenoot11
Hebr. de sonen, ofte, kinderen des volcx, dat is, het volck. Verstaet, die van den stamme Levi niet en waren, maer behoorden tot de andere stammen, ende tot het werck van den Godes-dienst niet geheyliget en waren.
margenoot12
D. de Paesch-lammeren. Siet van dese maniere van spreken Numer. 9. op vers 11. alsoo ond. vers 11.
margenootc
2.Chron. 20.24.
margenoot13
Ofte, hief, ofte, gaf eene heffinge: dat is, een offer, ofte geschenck. Het woort heffen wort voor offeren. ofte schencken genomen, als boven 30.24. siet de aent. gelijck het woort heffinge voor offer. Siet Num. 5. op vers 9. ende bov. 30.24. met d'aenteeck. item hier in 't volgende.
margenoot14
Hebr. sonen der geyten. Siet Lev. 1. op vers 15.
margenoot15
D. tegenwoordich, of, voorhanden was onder het kleyn vee des Conincks, dat bequaem was, om op dit feest geslacht te worden, nae de Wet Exod. 12.5. And. nae alle de gene, die daer gevonden wierden: D. nae dat genoeg was voor het volck, dat te Ierusalem tot het Paesch-feest gekomen was.
margenoot16
Dese dienden tot brand-offeren, ende danck-offeren, diemen op dit feest oock offeren moeste. Siet Num. 28.19.
margenoot17
Vergel. bov. 30.24. alwaer te sien is, watse gegeven hebben.
margenoot18
Siet Levit. 7. op vers 14.
margenoot19
D. de Overpriester, ende de twee Priesteren der tweeder ordeninge, die des Over- priesters medehulpers waren, doch onder hem stonden. Siet Num. 3. op vers 32. ende 2.Reg. 23. op vers 4.
margenoot20
Met dit invoegsel wort hier de sin vervult uyt 't laetst-voorgaende Vers: het selve wort gedaen in het volgende vers.
margenoot21
T.w. op den altaer. siet bov. 29.22.
margenoot22
D. dat sy uyt der slachters hant namen: want 't woort sprengen vervat hier in sich oock de beteeckenisse van het woort nemen. siet Gen. 12. op vers 15. ende bov. 30.16.
margenoot23
T.w. vande lammeren, ofte geyten-bocxkens, die sy geslachtet, ende de huyt afgetrocken hadden.
margenoot24
D. het deel, het welcke ten brand-offer den Heere geoffert moeste worden: als het vette, (siet vers 14.) den steert, de nieren, het net, dewelcke alle met den vyere verbrant moesten worden. Levit. 3. versen 9, 10, 11. Sommige verstaen dat sy eenige lammeren hebben afgesondert, om die den volcke te geven nae de vaderlicke huysen, om die te laten offeren.
margenoot25
T.w. Paesch-offeren, Lammeren ofte Geyten.
margenoot26
Hebr. den sonen, ofte, kinderen des volcks, als bov. versen 5, 7. ende ond. 13.
margenoot27
Te weten, deden sy.
margenootd
Exod. 12.8, 9.
margenoot28
D. sy brieden 't aen het vyer, gelijck 't blijckt uyt de tegenstellinge, die stracx daer by gevoecht wert, van het gene dat in potten, etc. gekoockt wiert. Want Godt hadde geboden, dat men het Paesch-lam braden soude, Exod. 12. versen 8, 9. Het Hebr. woort wort oock voor braden genomen Deuter. 16.7.
margenoot29
Verstaet, de stucken, ende deelen der danck-offeren, dewelcke den genen, die de selve geoffert hadden, toequamen.
margenoot30
D. sooden.
margenoot31
Hebr. sy deden 't loopen tot alle de kinderen des volcks. Dat is, sy deelden een yeder onder den volcke, met sonderlinge haeste, ende veerdicheyt, sijn deel der offerhande uyt.
margenoot32
T.w. de Paesch-lammeren die hen ende den Priesteren toe quamen.
margenoot33
T.w. besich.
margenoot34
De sin is, dewijle de Priesters met de brand-offeren, van de welcke bov. vers 12. gesproken is, soo veel te doen hadden, datse de Paesch-lammeren die haer toe quamen, niet en konden voor sich ter spijse bereyden, dat de Leviten sulcx voor hen gedaen hebben.
margenoot35
Siet van dese order, die David nae den bevele Godts in-gestelt hadde, maer die de mannen in den text na-genoemt, vernieuwt, ende haren sonen in-gescheept hadden, 1.Chron. 25. ende 26.
margenoot36
D. des Propheten. siet 1.Sam. 9.9. ende de aenteeck.
margenoot37
Hebr. een poorte ende poorte.
margenoot38
Siet bov. op vers 12.
margenoot39
Siet de verklaringe hier van 2.Reg. 23. op vers 22.
margenoote
2.Reg. 23.23.
margenoot40
T.w. Godes, dat is, den Tempel, ende volgens den gantschen Godes-dienst.
margenootf
2.Reg. 23.29, etc.
margenoot41
Siet hier van, ende van Carchemis 2.Reg. 23. op vers 29.
margenoot42
T.w. Necho, de Coninck van Egypten.
margenoot43
Hebr. wat is my, ende u? Verg. 2.Sam. 16.10. ende de aent.
margenoot44
Hebr. een huys mijner oorloge, ofte, krijchs. D. dat my de oorloge aen doet, ofte daer ick oorloge tegen hebbe: hy verstaet de Assyriers, die Carchemis ingenomen hadden, daer over hare Coninck hem beroemt Iesai. 10. vers 9. siet 2.Reg. 23. op vers 29. Vergel. oock 2.Sam. 8. op vers 10. de 23. aent.
margenoot45
D. van tegen hem te komen, ende sijn voornemen, dat hy door my begeert uyt te voeren, te willen verhinderen.
margenoot46
D. hy verkleedde sich, op datmen hem niet kennen en soude, gelijck Achab eertijts gedaen hadde. 1.Reg. 22. vers 30.
margenoot47
Siet 1.Reg. 9. op vers 15. Zach. 12.11.
margenoot48
Hebr. kranck geworden. D. soo verwondt, dat ick daer van gantsch kranck, ende flaeuw geworden ben. Siet de selve maniere van spreken 1.Reg. 22.34.
margenoot49
D. in der selver eene. Siet Genes. 19. op vers 29. ofte, onder de graven sijner vaderen.
margenoot50
Vergel. Gen. 23. vers 2. ende d'aenteeck.
margenoot51
Dat beschreven is geweest: op dat de menschen, dat lesende, hen gewennen souden den elendigen, ende seer droevigen staet van dat Coninckrijcke te overleggen, ende de oorsake daer van te beklagen, sich te beteren, ende Godt om genade te bidden.
margenoot52
Dat is, de welcke dueren tot op desen dach, in den welcken dit geschreven is.
margenoot53
T.w. op datse jaerlicks souden gesongen worden.
margenoot54
Siet van dit klagen oock, Zach. 12.11.
margenoot55
Sommige verstaen dit van de klaeg-lieden Ieremie, in dewelcke niet alleen de finale verwoestinge Ierusalems wort beklaegt, maer oock al het verdriet, ende de elendicheden, die over de stadt, ende over het lant gekomen zijn: daer van het beginsel was de doot deses Godtvruchtigen Conincks.
margenoot56
Verst. de wercken sijner Godvruchticheyt in het uytroeyen van alle afgoderye, ende reformeren van den Godes-dienst, ende het onderhouden van Godes ordinantien. Het Hebr. woort is oock soo genomen bov. 32. vers 32. Nehem. 13. vers 14.
margenoot57
D. de welcke over een komen met het gene, dat in de Wet des Heeren geschreven is.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken