Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het ix. Capittel.

Godts volck houdt eenen solemnelen vast-ende-Biddach: waer in de Leviten uyt Godts Wet-boeck, een vierendeel van den dach, den volcke voorlesen, ende een ander vierendeel van den dach hare sonden voor den Heere belijden, vers 1, etc. met een seer treffelick ende heylich gebedt, daer in sy Godt roemen, sijne weldaden, aen Abraham ende sijn zaet tot deser tijt toe bewesen, verhalen, ende des volcks menichvuldige ondanckbaerheyt belijden, ende haren tegenwoordigen commerlicken staet Gode demoedichlick voordragen, makende voorts ende schrijvende een verbondt, waermede sy haer van nieuws tot gehoorsaemheyt aen Godt verplichten, om alle welverdiende straffen in ’t toekomende af te wenden, 6, etc.

1

VOorts op den vier-ende-twintichsten dach Ga naar margenoot1 deser maent, versamelden hen de kinderen Israëls met vasten, ende met Ga naar margenoot2 sacken ende Ga naar margenoot3 aerde was op hen.

2

Ende het zaet Israëls scheydde sich af van alle Ga naar margenoot4 vreemde: Ende sy stonden ende deden belijdenisse van hare sonden, ende harer vaderen ongerechticheden.

3

Want als sy op-gestaen waren op hare stant-plaetse, so Ga naar margenoot5 lasen sy in het Wet-boeck des HEEREN haers Godts, een Ga naar margenoot6 vierendeel van den dach: Ende op een [ander] vierendeel deden sy belijdenisse, ende aenbaden den HEERE haren Godt.

4

Iesua nu, ende Bani, Kadmiël, Sebanja, Bunni, Serebja, Bani, [ende] Chenani, stonden op Ga naar margenoot7 ’thooch gestoelte der Leviten, ende riepen met Ga naar margenoot8 luyder stemme tot den HEERE haren Godt:

5

Ende de Leviten, Iesua, ende Kadmiël, Bani, Hasabneja, Serebja, Hodia, Sebanja, Pethachja, seyden; Staet op, Ga naar margenoot9 looft den HEERE uwen Godt, van eeuwicheyt tot in eeuwicheyt: Ende Ga naar margenoot10 men love den Name Ga naar margenoot11 uwer heerlickheyt, die verhoogt is boven allen Ga naar margenoot12 lof ende prijs.

6

Ghy zijt die HEERE alleen, Ga naar margenoota ghy hebt gemaeckt den hemel, den Ga naar margenoot13 hemel der hemelen, ende Ga naar margenoot14 al haer heyr, de aerde ende al wat daer op is, de zeen ende al wat daer in is, ende ghy maeckt die alle Ga naar margenoot15 levendich: ende het Ga naar margenoot16 heyr der hemelen Ga naar margenoot17 aenbidt u.

7

Ghy sijt die HEERE, de Godt, die Abram hebt verkoren, ende hem Ga naar margenootb uyt

[Folio 224r]
[fol. 224r]

Ur der Chaldeen uytgevoert: ende ghy hebt sijnen Ga naar margenootc name gestelt, Abraham.

8

Ga naar margenootd Ende ghy hebt sijn herte getrouw gevonden voor u aengesichte, ende hebt een verbont met hem gemaeckt, Ga naar margenoote dat ghy soudt geven het lant der Canaaniten, der Hethiten, der Amoriten, ende der Pheriziten, ende der Iebusiten, ende der Girgasiten, dat ghy’t sijnen zade soudt geven: ende ghy hebt uwe woorden bevesticht, om dat ghy Ga naar margenoot18 rechtveerdich zijt.

9

Ga naar margenootf Ende ghy hebt aengesien onser vaderen elende in Egypten: ende ghy hebt haer geroep gehoort aen de Schelf-zee.

10

Ga naar margenootg Ende ghy hebt teeckenen ende wonderen Ga naar margenoot19 gedaen aen Pharao, ende aen alle sijne knechten, ende aen al ’tvolck sijns lants, want ghy wistet, dat sy trotslick tegen hen handelden: Ende ghy hebt u eenen name gemaeckt, als het is te desen dage.

11

Ga naar margenooth Ende ghy hebt de zee voor haer aengesichte gekloven, dat sy in’t midden der zee op het drooge zijn doorgegaen: ende hare vervolgers hebt ghy in de diepten geworpen, als eenen steen in stercke wateren.

12

Ga naar margenooti Ende ghy hebtse des daechs geleydt met eene wolcken-colomne, ende des naechts met eene vyer-colomne, om hen te lichten op den wege, daer in sy souden wandelen.

13

Ga naar margenootk Ende ghy zijt nedergedaelt op den berch Sinai, ende hebt met hen gesproken uyt den Ga naar margenoot20 hemel: ende ghy hebt hen gegeven rechtmatige rechten, ende Ga naar margenoot21 getrouwe wetten, goede insettingen ende geboden.

14

Ende ghy hebt hen uwen heyligen Sabbath bekent gemaeckt: ende ghy hebt hen geboden, ende insettingen, ende eene wet bevolen, door de Ga naar margenoot22 hant van uwen knecht Mose.

15

Ga naar margenootl Ende ghy hebt hen broot uyt den Ga naar margenoot23 Hemel gegeven voor haren honger, ende hen Ga naar margenootm water uyt de steenrotze voortgebracht voor haren dorst; Ende ghy hebt tot hen geseyt, dat sy souden ingaen om te erven het lant, daer ghy Ga naar margenoot24 uwe hant over op hieft, dat ghy’t hen soudt geven.

16

Maer sy, ende onse vaders hebben trotselick gehandelt: ende sy hebben haren Ga naar margenoot25 necke verhardet, ende niet gehoort nae uwe geboden:

17

Ende sy hebben geweygert te hooren, ende niet gedacht aen uwe wonderen, die ghy by hen gedaen hadt, ende hebben haren necke verhardet, ende in hare wederspannicheyt een Ga naar margenootn hooft gestelt, om weder te keeren tot hare dienstbaerheyt: Doch ghy, Ga naar margenooto een Godt van Ga naar margenoot26 vergevingen, genadich ende barmhertich, lanckmoedich, ende groot van Ga naar margenoot27 weldadicheyt, en hebtse evenwel niet verlaten.

18

Ga naar margenootp Selfs, als sy hen een gegoten kalf gemaeckt hadden, ende geseyt; Dit is uwe Godt, die u uyt Egypten heeft opgevoert; ende groote lasteren gedaen hadden.

19

Nochtans en hebt ghyse door uwe Ga naar margenoot28 groote barmherticheden niet verlaten in de woestijne: De Ga naar margenootq wolcken-colomne en weeck niet van hen des daechs, om haer op den wech te leyden, noch de vyer-colomne des nachts, om haer te lichten, ende Ga naar margenoot29 dat, op den wech, daer in sy souden wandelen.

20

Ga naar margenootr Ende ghy hebt uwen goeden Geest gegeven om hen te onderwijsen: ende Ga naar margenoots u Man en hebt ghy niet geweert van haren monde, ende water hebt ghy hen gegeven voor haren dorst.

21

Ga naar margenoott Also hebt ghyse veertich Iaer onderhouden inde woestijne, sy en hebben geen gebreck gehadt: hare kleederen en zijn niet veroudet, ende hare voeten niet geswollen.

22

Voorts hebt ghy hen Coninckrijcken ende volckeren gegeven, ende hebtse verdeylt in Ga naar margenoot30 hoecken: Also hebben sy erflick beseten het lant van Ga naar margenootv Sihon, te weten, het lant des Conincks van Ga naar margenoot31 Hesbon, ende het lant van Og, Coninck van Basan.

23

Ghy hebt oock hare kinderen Ga naar margenootvv vermenichvuldicht, als de sterren des Hemels: Ende ghy hebtse gebracht in het lant, waer van ghy tot hare vaderen hadt geseyt, dat sy souden ingaen om het erflick te besitten.

24

Also zijn de kinderen Ga naar margenootx daer in gekomen, ende hebben dat lant erflick ingenomen, ende ghy hebt de inwoonderen des lants, de Canaaniten, voor haer aengesichte t’onder gebracht, ende hebtse in hare hant gegeven, mitsgaders hare Coningen, ende de volcken des lants, om daer mede te doen nae haer welgevallen.

25

Ende sy hebben vaste steden, ende een vet lant ingenomen, ende erflick beseten, huysen vol van Ga naar margenoot32 alle goet, uytgehouwene born-putten, wijngaerden, olijf-gaerden, ende boomen Ga naar margenoot33 van spijse, in menichte: Ende sy hebben gegeten, ende zijn sadt ende vet geworden, ende Ga naar margenoot34 hebben in wellust geleeft, door uwe groote goedicheyt.

26

Maer sy zijn wederspannich geworden, ende hebben tegen u gerebelleert, ende uwe wet Ga naar margenoot35 achter haren rugge geworpen, ende uwe Ga naar margenooty Propheten gedoodt, die Ga naar margenoot36 tegen hen betuychden, om hen te doen wederkeeren tot u: Also hebben sy groote lasteren gedaen.

27

Ga naar margenootz Daerom hebt ghyse gegeven in de hant harer benauwers, diese benauwt hebben: Maer als sy in den tijt harer benautheyt tot u riepen, hebt ghy van den hemel gehoort, ende hen nae uwe groote barmherticheden verlossers gegeven, diese uyt de hant harer benauwers verlosten.

28

Maer als sy ruste hadden, keerden sy weder om quaet te doen, voor u aengesichte: so verliet ghyse in de hant harer vyanden, datse over hen heerschten: Als sy sich dan bekeerden, ende u aenriepen, so hebt ghyse van den hemel gehoort, ende hebtse nae uwe barmherticheden tot vele tijden uytgeruckt.

29

Ende ghy hebt tegen haer betuycht, om haer te doen wederkeeren tot uwe wet; Maer sy hebben trotslick gehandelt, ende niet gehoort nae uwe geboden, ende tegen uwe rechten, tegen de selve hebben sy gesondicht, Ga naar margenootaa door de welcke een mensche diese doet, leven sal: ende Ga naar margenoot37 sy hebben haren schouder te rugge getogen, ende haren Ga naar margenoot38 necke verhardet, ende niet gehoort.

30

Doch ghy Ga naar margenoot39 vertoocht het Ga naar margenoot40 vele jaren over hen, ende Ga naar margenootbb betuychdet tegen hen door uwen Geest, door Ga naar margenoot41 den dienst uwer Propheten, maer sy en neychden de oore niet: Daerom hebt ghyse gegeven in de hant van de volcken der landen.

31

Doch door uwe groote barmherticheden, Ga naar margenoot24[42] en hebt ghyse niet vernielt, noch hen verlaten; want ghy zijt een genadich ende barmhertich Godt.

32

Nu dan, ô onse Godt, ghy groote, ghy machtige, ende ghy vreeslicke Godt, die het verbont ende de weldadicheyt houdt, en laet voor u aengesichte niet geringe zijn

[Folio 224v]
[fol. 224v]

alle de Ga naar margenoot43 moeyte, die ons Ga naar margenoot44 getroffen heeft, onse Coningen, onse Vorsten, ende onse Priesteren, ende onse Propheten, ende onse vaderen, ende u gantsche volck: van de dagen der Coningen van Ga naar margenoot45 Assur aen, tot op desen dach.

33

Doch ghy zijt Ga naar margenootcc rechtveerdich, in alles dat ons overgekomen is: want ghy hebt Ga naar margenoot46 trouwelick gehandelt, maer wy hebben godtlooslick gehandelt.

34

Ende onse Coningen, onse Vorsten, onse Priesters, ende onse Vaders, en hebben uwe Wet niet gedaen: Ende sy en hebben niet geluystert nae uwe geboden, ende nae uwe getuychenissen, die ghy tegen hen betuychdet.

35

Want sy en hebben u niet gedient in haren Coninckrijcke, ende in u menichvuldich goet, dat ghy hen gaeft, ende in dat wijde en dat vette lant, dat ghy voor haer Ga naar margenoot47 aengesichte gegeven hadt: ende sy en hebben hen niet bekeert van hare boose wercken.

36

Siet, wy zijn heden knechten: Ia het lant, dat ghy onsen vaderen gegeven hebt, om de vrucht van dien, ende het goede van dien te eten, siet, daer in zijn wy knechten.

37

Ende Ga naar margenoot48 het vermenichvuldicht sijne incomste, voor de Coningen, die ghy over ons gestelt hebt, om onser sonden wille: ende sy heerschen over onse lichamen, ende over onse beesten, nae haer wel-gevallen; Also zijn wy in groote benautheyt.

38

Ende Ga naar margenoot49 in allen desen Ga naar margenoot50 maken wy een Ga naar margenoot51 vast [verbont], ende schrijven’t: ende onse Vorsten, onse Leviten, [ende] onse Priesteren sullen’t Ga naar margenoot52 versegelen.

margenoot1
T.w. der sevender maent, als boven 8.1. als het vreuchden-Feest der loofhutten met den twee ende twintichsten der selver maent besloten was.
margenoot2
Siet Gen. 37. op vers 34.
margenoot3
Tot een teecken harer nieticheyt ende onweerdicheyt, mitsgaders vernederinge voor den Heere, ende berouw over hare sonden. Vergel. 2.Sam. 1. op vers 2.
margenoot4
D. uytlantsche heydenen, die tot de heylige gemeenschap Israels niet en gehoorden. Hebr. kinderen des vreemden. Vergel. ond. 13.3.
margenoot5
T.w. de Leviten. Vergel. 8.7, 8.
margenoot6
Dat is, drie uren: want de dach was in twaelf uren afgedeelt. Ioh. 11.9. ’Tis te vermoeden, dat sy drie uren voor, ende drie uren na den middach zijn versamelt geweest. And. vier-mael des daechs. ende soo in’t volgende.
margenoot7
Hebr. hoochte, verhevene plaetse, hooge stoel: niet datse al te samen op een gestoelte ofte stellagie by malkanderen hebben gestaen ende geroepen, (het welcke een seer ongerijmt ende verwerret werck soude geweest zijn) maer een yeder van hen op sijnen stoel voor eene bysondere partye der gemeente, om malkanderen niet te beletten, ende alle gedeelten des volcks wel te bedienen. Vergel. bov. 3. op vers 8.
margenoot8
Hebr. grooter.
margenoot9
Hebr. segent.
margenoot10
Hebr. dat sy segenen.
margenoot11
D. uwen heerlicken name. Vergel. Act. 7.2. 1.Cor. 2.8.
margenoot12
Hebr. segeninge: D. die soo hooch ende heerlick is, datmen dien niet genoech kan loven ende prijsen.
margenoota
Gen. 1, etc. Psal. 146.6. Act. 14.14. ende 17.24. Apoc. 14.7.
margenoot13
Den derden ofte alderhoochsten Hemel. siet 1.Reg. 8.27. 2.Cor. 12.2.
margenoot14
Siet Gen. 2. op vers 1.
margenoot15
D. ghy onderhoutse in haer wesen, dat ghy haer gegeven hebt.
margenoot16
Siet Gen. 2. vers 1.
margenoot17
D. eert, gehoorsaemt ende dient u, elck nae sijnen aert, ende nae uwen heyligen wille.
margenootb
Gen. 11, 31, 32. ende 12.1.
margenootc
Genes. 17.5.
margenootd
Genes. 15.6.
margenoote
Genes. 12.7. ende 13.15. ende 15.18. ende 17.8. ende 26.4.
margenoot18
Houdende uwe beloften aen u volck, ende den godtloosen rechtveerdichlick straffende.
margenootf
Exod. 3.7. ende 14.10.
margenootg
Exod. capp. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 14.
margenoot19
Hebr. gegeven, gestelt.
margenooth
Exod. 14.22, etc.
margenooti
Exod. 13.21. ende 14.19. ende 40.38. Psal. 105.39.
margenootk
Exod. 19.20. ende 20.1, etc.
margenoot20
Dat is, uyt de lucht.
margenoot21
Hebr. wetten der getrouwicheyt, ofte, waerheyt.
margenoot22
Dat is, dienst.
margenootl
Exod. 16.14.
margenoot23
D. uyt de lucht.
margenootm
Exod. 17.6. Num. 20.9.
margenoot24
D. dat ghy gesworen hebt hen te sullen geven. Siet Genes. 14. op vers 22.
margenoot25
Siet Exod. 32. op vers 9.
margenootn
Num. 14.4.
margenooto
Exod. 34.7. Num. 14.18. Psal. 86.5.
margenoot26
D. die vele ende groote sonden vergeeft.
margenoot27
Ofte, goedertierenheyt, goetgunsticheyt. Alsoo vers 32.
margenootp
Exod. 32.1, etc.
margenoot28
Ofte, vele. Alsoo vers 27, 31.
margenootq
Exod. 13.22. ende 40.38.
margenoot29
Ofte, hen, ende den wech, etc.
margenootr
Num. 11.17.
margenoots
Ios. 5.12.
margenoott
Deut. 2.7. ende 8.4. ende 29.5.
margenoot30
Ofte, contreyen. Sommige verstaen dit van de kinderen Israels, dien Godt de ingenomene landen uytgedeelt hebbe, eenen yegelijcken sijn erfdeel: Andere verstaen het van de overwonnene vyanden, die Godt hier ende daer in hoecken hebbe verstooten, soo dat sijn volck het lant vryelick ingenomen hebbe, ende in erffelick besit van dien gebleven zy.
margenootv
Num. 21.21, 33.
margenoot31
Verst. het lant, dat de Coninck der Moabiten eertijts beseten hadde, ende van den Coninck Sihon hem genomen was. siet Num. 21, 26, 27.
margenootvv
vv
margenootx
Iosu. capp. 1. 2. 3, etc.
margenoot32
Dat is, Allerley.
margenoot33
Dat is, dragende eetbare vruchten.
margenoot34
Ofte, hebben sich verlustet over u groot goet, dat is, groote ende vele goederen, die ghy hen gaeft.
margenoot35
Vergel. Psal. 50. op vers 17. Ezech. 23.35, etc.
margenooty
1.Reg. 18.4. ende 19.4. 2.Chron. 24.20.
margenoot36
Ofte, onder hen. alsoo vers 29, 30, 34.
margenootz
Iud. 2.14, etc.
margenootaa
Levit. 18.5. Ezech. 20.11. Rom. 10.5. Galat. 3.12.
margenoot37
Hebr. eene afwijckende schouder gegeven. Eene gelijckenisse genomen van de beesten, die niet aen het Iock ofte lastdragen en willen.
margenoot38
Siet Exod. 32. op vers 9.
margenoot39
Ghy hadt gedult met hen, ende verschoondet harer, de straffe uytstellende.
margenoot40
Soo lange, als de Coninckrijcken van Iuda ende Israel geduert hebben.
margenootbb
2.Reg. 17.13. 2.Chron. 36.15.
margenoot41
Hebr. hant.
margenoot24[42]
Hebr. en hebt ghyse geene voleyndinge, of, vernielinge gemaeckt. Vergel. Ier. 4.27. met d’aent.
margenoot43
D. alle straffen ende elenden, die ons zijn overgekomen.
margenoot44
Hebr. gevonden.
margenoot45
D. Assyrien.
margenootcc
Deut. 32.4. Dan. 9.14.
margenoot46
Hebr. waerheyt, ofte trouwe gedaen.
margenoot47
D. haer open gestelt, ende overgegeven hadt, om’t selve in te nemen, ende te besitten. Alsoo elders dickwijls.
margenoot48
T.w. het lant. And. sijne inkomste, ofte, opkomste is groot, ofte, menichvuldich: maer (willen sy seggen) die is voor vreemde Coningen, ende niet voor ons.
margenoot49
Ofte, om dit alles, te weten, al dit quaet, dat ons is over-gekomen ende noch tegenwoordich druckt: ofte, van dit alles. dat is, om te betuygen, dat wy dit alles oprechtelick meenen, ende ons verplichten tot ware bekeeringe, om uwen rechtveerdigen toorn af te wenden, ende uwen segen t’ontvangen. Siet ond. 10.29.
margenoot50
Siet Genes. 15. op versen 17, 18.
margenoot51
Hebr. eene vasticheyt.
margenoot52
Hebr. [zijn, ofte, sullen zijn] tot, ofte, over de zegelinge, ofte, het gezegelde, te weten, uyt onser aller name. And. tot, ofte, over de verzegelinge, [waren,] etc. verstaende, dat de belijdenisse met het voorgaende vers geeyndicht zy, ende dat in dit laetste vers nu wijders verhaelt wort, wat sy na de belijdenisse gedaen hebben tot der selver bekrachtinge. daerom hechten sy dit versken aen’t volgende cap. ende setten’t aldus over: Van dit alles nu maeckten wy een vast verbont ende schreven ’t, etc.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken