Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Psalm xxxiij.

Vermaninge tot Godes lof, van wegen sijne Godtlicke eygenschappen, raedt, woort, ende wercken, soo der scheppinge, als der regeringe, insonderheyt der menschen, tot vernietinge van der godtloosen aenslagen, ende behoudenisse sijner geloovigen, die sich daer over verblijden, ende hem daerom bidden.

1

GHy rechtveerdige, singet vrolick in den HEERE; Ga naar margenoota Lof Ga naar margenoot1 betaemt den oprechten.

2

Lovet den HEERE met de harpe; Psalm-singet hem, met de Ga naar margenoot2 luyte, [ende] het tiensnarich instrument.

3

Ga naar margenootb Singet hem een Ga naar margenoot3 nieuw liedt; Ga naar margenoot4 spelet wel met vrolick geschal.

4

Want des HEEREN woort is Ga naar margenoot5 recht, ende al sijn werck Ga naar margenoot6 getrouw.

5

Hy heeft Ga naar margenootc Ga naar margenoot7 gerechticheyt ende gerichte lief; Ga naar margenootd de Ga naar margenoot8 aerde is vol van de goedertierenheyt des HEEREN.

6

Ga naar margenoote Door het Ga naar margenoot9 Woort des HEEREN zijn de hemelen gemaeckt, ende door den Ga naar margenoot10 Geest sijns monts al haer Ga naar margenoot11 heyr.

7

Hy Ga naar margenoot12 vergadert de wateren der zee als op eenen hoop; hy stelt de Ga naar margenoot13 afgronden schat-kameren.

8

Laet de gantsche Ga naar margenoot14 aerde voor den HEERE vreesen; laet alle inwoonders van de werelt voor hem schricken.

9

Want hy spreeckt, Ga naar margenoot15 ende het isser; hy gebiedt ende het staetter.

10

Ga naar margenootf De HEERE vernieticht den raedt der heydenen, hy breeckt de gedachten der volckeren.

11

[Maer] Ga naar margenootg de raedt des HEEREN bestaet in eeuwicheyt; de Ga naar margenoot16 gedachten sijns herten Ga naar margenoot17 van geslachte tot geslachte.

[Folio 258r]
[fol. 258r]

12

Ga naar margenooth Welgelucksalich is’t volck, Ga naar margenoot18 diens Godt de HEERE is; het volck, dat hy sich ten erve verkoren heeft.

13

De HEERE schouwt uyt den hemel, ende siet alle menschen kinderen:

14

Hy siet uyt van sijne vaste woonplaetse, op alle inwoonders der aerde:

15

Hy Ga naar margenoot19 formeert harer aller herte; hy lett op alle hare wercken.

16

Een Coninck wort niet behouden door een Ga naar margenoot20 groot heyr; een heldt wort niet gereddet door groote kracht.

17

Het peert Ga naar margenoot21 feylt ter Ga naar margenoot22 overwinninge, ende en bevrijdt niet door sijne groote sterckheyt.

18

Siet, des HEEREN Ga naar margenooti Ga naar margenoot23 ooge is over de gene, die hem vreesen, op de gene die op sijne goedertierenheyt hopen;

19

Om hare Ga naar margenoot24 ziele van den Ga naar margenoot25 doot te redden, ende om haer by’t leven te houden in den honger.

20

Onse ziele verbeydt den HEERE; hy is onse hulpe, ende onse schilt.

21

Want ons herte is in hem verblijdt, om dat wy op den Name sijner Ga naar margenoot26 heylicheyt vertrouwen.

22

Uwe goedertierenheyt, HEERE, zy over ons; gelijck als wy op u hopen.

margenoota
Psal. 147.1.
margenoot1
Ofte, staet den oprechten wel aen, past hem wel.
margenoot2
Dese twee laetste worden uytdruckelick onderscheyden Psal. 92.4.
margenootb
Psal. 40.4. ende 96.1. ende 98.1. ende 144.9. Iesa. 42.10. Apoc. 5.9. ende 14.3.
margenoot3
Dat nimmermeer en veroude, maer steets vernieut werde, ende in verscher gedachtenisse blijve, van wegen de nieuwe ende versche weldaden, die Godt t’elckens aen sijn volck bewijst. Vergel. 1.Iohan. 2.7, 8. ende Iob 29. op vers 20.
margenoot4
Hebr. maeckt het spelen, ofte, slaen goet. dat is, speelt wel, aerdichlick, konstichlick. Vergel. Deut. 5. op vers 28. Iesa. 23.16. Ierem. 2. op vers 12.
margenoot5
Siet Psal. 19. op vers 9.
margenoot6
Hebr. in getrouwicheyt, ofte, waerheyt, gewissicheyt, dat is, gelijck sijn woort recht, goet ende waerachtich is, alsoo is oock bestandich ende vast, al wat hy doet.
margenootc
Psal. 45.8. Hebr. 1.9.
margenoot7
Beschermende de onschuldige, ende straffende de schuldige.
margenootd
Psal. 119.64.
margenoot8
Vergel. Matth. 5.45. ende 1.Tim. 4.10.
margenoote
Genes. 1.6, 7.
margenoot9
Verst. het eeuwige self-standige Woort des Vaders. siet Gen. 1. op vers 3.
margenoot10
Verst. dit van den H. Geest, die van den Vader ende den Sone uytgaet, ende gesonden wort, zijnde mede een autheur van de Scheppinge aller dingen. Vergel. Genes. 1.2. Iob 26.13. ende 33.4.
margenoot11
Siet Genes. 2. op vers 1.
margenoot12
D. vergadert hebbende, houdt hyse by een, als op eenen hoop, datse de menschen in’t bewoonen des aerdrijcx niet konnen hinderen. siet Gen. 1.9. Iob 38.8, etc. Prov. 8.29.
margenoot13
D. diepten, seer diepe wateren leyt hy in verborgene holen des aerdrijcks, gelijckmen schatten in verborgene plaetsen wechleyt. Vergel. Iob 38.16. Prov. 8.28.
margenoot14
Dat is, inwoonders des gantschen aerdrijcks, als ’tvolgende verklaert.
margenoot15
D. als hy spreeckt, so etc. als dickwijls.
margenootf
Iesa. 19.3.
margenootg
Prov. 19.21. ende 21.30. Ies. 46.10.
margenoot16
Menschelick van Godt gesproken, beteeckenende den raet ende wille Godts, in’t voorgaende gemelt.
margenoot17
Hebr. tot, ofte, in geslachte ende geslachte.
margenooth
Psal. 65.5. ende 144.15.
margenoot18
Siet Genes. 17. op vers 7.
margenoot19
Des eenen soo wel als des anderen, eens yederen in het bysonder. Vergel. Num. 16.22. Zach. 12.1. Hebr. 12.9. And. Hy alleen formeert haer herte. Siet van sulcke beteeckeninge des Hebreeuschen woordekens, Ezr. 4. op vers 3.
margenoot20
Hebr. door de grootheyt, ofte, veelheyt eens heyrs: alsoo in het volgende, door de grootheyt, ofte, veelheyt der kracht.
margenoot21
Hebr. [is] leugen, ofte, valscheyt. dat is, bedriecht sijnen meester, die daer door meynde de victorie te bekomen, ofte te ontkomen, maer het mist hem. door het peert (als een bysonder behulp in den krijch) moetmen alle andere middelen verstaen, als niet helpende sonder Godts segen.
margenoot22
Ofte, behoudenisse. Siet van het Hebr. woort, 2.Sam. 8. op vers 6.
margenooti
Iob. 36.7. Psal. 34.16. 1.Pet. 3.12.
margenoot23
Vergel. 1.Reg. 8. op vers 29. ende bov. Psal. 32. op vers 8.
margenoot24
D. leven.
margenoot25
D. dootlicke perijckelen.
margenoot26
D. sijnen heyligen Naem.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken