Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Psalm Lxxxvij.

De Prophete spreeckt in desen Psalm van de Heerlickheyt der Gemeynte Godes: mitsgaders van den aenwas, ende uytbreydinge der selver onder de heydenen door de komste Christi.

1

Ga naar margenoot1 EEn Psalm, een liedt voor de kinderen van Korah. Ga naar margenoot2 Sijn gront-slach is op de bergen der heylicheyt.

2

De HEERE bemint de poorten

[Folio 273v]
[fol. 273v]

Zions boven alle wooningen Ga naar margenoot3 Iacobs.

3

Seer heerlicke dingen worden Ga naar margenoot4 van u gesproken, Ga naar margenoot5 O stadt Godes, Ga naar margenoot6 Sela!

4

Ick sal Ga naar margenoot7 Rahab ende Babel Ga naar margenoot8 vermelden, onder de gene die my kennen: Siet Ga naar margenoot9 de Philistijn, ende Ga naar margenoot9 de Tyrier, met Ga naar margenoot10 den Moor, Ga naar margenoot11 dese is aldaer geboren.

5

Ende Ga naar margenoot12 van Zion sal geseyt worden, Ga naar margenoot13 Die ende die is Ga naar margenoot14 daer in Ga naar margenoot15 geboren: ende Ga naar margenoot16 de Alderhoochste selve, salse bevestigen.

6

De HEERE Ga naar margenoot17 salse rekenen Ga naar margenoot18 in ’t opschrijven der volcken: [seggende,] Dese is Ga naar margenoot19 aldaer geboren, Sela!

7

Ga naar margenoot20 Ende de sangers, gelijck de speel-lieden, [mitsgaders] Ga naar margenoot21 alle mijne fonteynen, Ga naar margenoot22 sullen binnen u zijn.

margenoot1
Siet Psal. 48.1.
margenoot2
T.w. des Tempels, die getimmert was op den berch Moria, daer de berch Zion aen lag, 2.Chro. 3.1. Eenige verstaen door het woort [sijnen] desen Psalm, wiens gront, ofte argument, is te spreken van de kercke Christi, die in den Tempel t’samen quam, om den Heere te loven.
margenoot3
D. der Israeliten.
margenoot4
D. u aengaende. And. in u. Siet Ies. capp. 40. 41. 42. siet oock Iob 27. op vers 11.
margenoot5
D. Ierusalem, welcke Stadt Godt sich toegeheylicht heeft, om aldaer sijnen dienst op te rechten, ende gelijck als sijne wooninge aldaer te nemen. Wat voor heerlicke dingen van dese Stadt gesproken werden, Siet Iesa. capp. 54. 60. 62. 65. Apoc. capp. 21. 22. ende hier het volgende vers daer Godt selfs van de kercke spreeckt.
margenoot6
Siet Psal. 3.3.
margenoot7
D. Egypten. Alsoo wort Egypten ooc genoemt Psal. 89.11. Iesa. 38.7. ende 51.9. De sin der woorden deses vers is, dat de tijt sal komen, wanneer Godt de Egyptenaers ende Babyloniers, sal rekenen onder sijn volck, hen mede-deylende sijne kennisse: daerse te vooren vreemt van waren, ende ’tvolck Godes verdruckten. Siet Ies. 19.19, 21, 25. Egypten wort Rahab genoemt van wegen zijne hoovaerdije (’twelck het woort beteeckent) of van d’eene ofte d’andere stercke Stadt daer in gelegen. Onder de namen der natien die in dit vers genoemt staen, moetmen allerley volckeren verstaen. Siet Actor. 2.9, 10. Eph. 2.12. Col. 3.11.
margenoot8
T.w. ten besten. D. Sy sullen door de predicatie des H. Euangelij oock tot de kennisse des waren Godts te haerder tijt gebracht worden.
margenoot9
Hebr. Philistea, Tyrus. Van de bekeeringe der Tyriers siet Psal. 45.13.
margenoot9
Hebr. Philistea, Tyrus. Van de bekeeringe der Tyriers siet Psal. 45.13.
margenoot10
Hebr. Chus. Van de bekeeringe der Mooren tot Christum siet Psal. 68.38. ende 72.10. Act. 8.27.
margenoot11
Als of hy seyde, de tijt sal komen, datmen van de Philistijnen, Tyriers, ende Mooren sal seggen, datse te Ierusalem (welcke is onser aller moeder, Gal. 4.26.) D. in de Christelicke kercke, geboren zijn: D. datse tot Godes kercke ende ’t hemelsche Ierusalem behooren.
margenoot12
D. van de Stadt Ierusalem, die aen den berch Zion leyt, D. van de Christelicke Gemeynte.
margenoot13
Hebr. man en man, D. die en die, T.w. vele ende verscheydene natien en volcken. Siet Act. 2.9, 10, 11.
margenoot14
T.w. in de Stadt van Ierusalem.
margenoot15
Geboren, T.w. door de predicatie des H. Euangelij, ende den H. Geest.
margenoot16
D. de Alderhoochste selve salse so vaste maken, dat de poorten der helle tegen haer niet en sullen vermogen, Matth. 16.18.
margenoot17
T.w. die, die haer tot de Christelicke kercke begeven sullen.
margenoot18
Een maniere van spreken by gelijckenisse genomen van de Overicheden, die boeck, ofte Register houden van de ingesetene harer Steden, om de uytheemsche van de ingeborene te onderscheyden. siet Psal. 22.31.
margenoot19
T.w. te Ierusalem, ofte in Zion: D. hy is den Heere toebehoorende. Siet vers 4.
margenoot20
And. Daerom singen ende springen alle mijne fonteynen: De sin is, met groote vreuchde sal Godt gelovet worden in sijne Gemeynte, die soo wel uyt de heydenen, als uyt de Ioden, sal vergadert worden. Een maniere van spreken genomen van ’t gebruyck der kercke des Ouden Testaments, alwaer Godt met musijck-instrumenten placht gelooft te worden, 1.Chron. 9.33. ende 25.1, 2.
margenoot21
D. alle mijne hertgrondige genegentheden ende binnenste gedachten des herten, die als fonteynen ofte sprinck-aderen zijn, waer uyt alle woorden ende wercken vloeyen. Siet Psal. 103.1. Men kan oock door de fonteynen hier verstaen, de giften ende menigerleye gaven des H. Geestes.
margenoot22
Of, Van u zijn, T.w. ô Zion, hier wort voor-seyt de blijtschap dieder in de wereld wesen soude van wegen de bekeeringe der heydenen tot Christum.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken