Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Psalm Cxxij.

David verblijdt sich over den welstant des huyses ofte der kercke Godes te Ierusalem, wenschende dat het lange dueren moge.

1

Ga naar margenoot1 EEn Liedt Hammaaloth, van David: Ick verblijde my in de gene die tot my seggen: Wy sullen Ga naar margenoot2 in ’t huys des HEEREN gaen:

2

Onse voeten, Ga naar margenoot3 zijn staende in uwe poorten, ô Ierusalem.

3

Ierusalem is gebouwt, Ga naar margenoot4 als eene Stadt, die wel t’samen gevoecht is.

4

Waer henen Ga naar margenoot5 de Stammen Ga naar margenoot6 opgaen, de Stammen des HEEREN, Ga naar margenoot7 [tot] het getuygenisse Ga naar margenoot8 Israëls, om den Name des HEEREN te dancken.

5

Want Ga naar margenoot9 daer zijn Ga naar margenoot10 de stoelen des gerichts gesett, de stoelen des huyses Davids.

6

Ga naar margenoot11 Biddet om de vrede van Ierusalem: wel moetense varen die Ga naar margenoot12 u beminnen.

7

Vrede zy in uwe Ga naar margenoot13 vestinge, Ga naar margenoot14 welvaren in uwe paleysen.

8

Om mijner Ga naar margenoot15 Broederen, ende mijner Vrienden wille, sal Ga naar margenoot16 ick nu spreken, Vrede zy in u.

9

Om Ga naar margenoot17 des Huyses des HEEREN onses Godts wille, sal Ga naar margenoota ick het goede voor u soecken.

margenoot1
Siet Psal. 120.1.
margenoot2
D. Tot de plaetse in de Stadt Davids, daer de Arcke was. 1.Chron. 16.1.
margenoot3
D. mogen staen, Wy en behoeven nu voortaen niet te reysen van d’eene plaetse tot d’andere, gelijck geschiet is ten tijde doe d’Arke des Verbonts geen sekere plaetse en hadde, Wy sullense nu steets te Ierusalem by ons hebben.
margenoot4
D. als een stadt, die wel geordineert ende volmaeckt is, het zy datmen aensiet de timmeragien, 2.Sam. 5.9. ende 1.Chro. 11.8. het zy datmen de politye, ofte Religie aensiet, Eph. 2.21, 22.
margenoot5
T.w. de 12 stammen der Israeliten, wiens Godt de Heere is.
margenoot6
T.w. op de jaer-feesten, volgende het bevel Godes in sijne wet voor geschreven, Exod. 23.17. Deut. 16.16, 17.
margenoot7
T.w. tot d’Arke des Verbonts, in de welcke ’t getuygenisse, dat is, de tafelen der wet lagen, Exod. 25.21, 22.
margenoot8
D. die den volcke van Israel van Godt gegeven is.
margenoot9
T.w. te Ierusalem.
margenoot10
D. d’opperste sit-plaetse van de Iustitie in’t gantsche Ioodsche lant. Want Ierusalem was de hoof-stadt des gantschen lants, daer de Coninck ende sijne raden hare sitplaetse hadden. 2.Chron. 19.8. And. Daer saten sy [op] de stoelen.
margenoot11
Of, wenscht Ierusalem vrede, D. welstant, als Luc. 19.42.
margenoot12
T.w. ô Ierusalem.
margenoot13
Of, voorburcht, dwinger, fortresse, wallen.
margenoot14
Of, Ruste.
margenoot15
Onder den name van Broederen, verstaet de Psalmist hier ’t gantsche volck van Israel: Want sy hadden alle eenen Godt ende Vader in den Hemel: Ende nae den vleessche waren sy allegaer afkomstich van den out-vader Iacob.
margenoot16
D. ick sal Godt bidden, dat hy u vrede ende welvaren geve.
margenoot17
D. des Tabernakels, 1.Chron. 16.1. ende daer na des Tempels, die nae Davids doot van Salomon gebouwt is.
margenoota
Neh. 2.10.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken