Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Psalm Cxlvij.

De Prophete vermaent het volck om Godes Name groot te maken van wegen sijne sorge over sijne kercke, sijne wijsheyt, macht, genade, ende regeringe over alles, tot sijnes Naems lof, ende der geloovigen salicheyt.

1

LOoft den HEERE, want onsen Godt te psalm-singen Ga naar margenoot1 is goet, Ga naar margenoot2 dewijle hy lieflick is: Ga naar margenoota Ga naar margenoot3 de lof is betamelick.

2

Ga naar margenoot4 De HEERE bouwt Ierusalem: hy vergadert Israëls Ga naar margenoot5 verdrevene.

3

Ga naar margenoot6 Hy geneest de gebrokene van herten, ende Ga naar margenoot7 hy Ga naar margenootb verbindtse in hare smerten.

4

Ga naar margenootc Hy telt het getal der sterren: Ga naar margenoot8 hy noemtse alle by namen.

5

Onse Heere is groot, ende Ga naar margenoot9 van vele kracht: Ga naar margenoot10 sijnes verstants en is geen getal.

6

De HEERE houdt Ga naar margenoot11 de sachtmoedige staende: de godloose vernedert hy tot de aerde toe.

7

Ga naar margenoot12 Singt den HEERE by beurte met dancksegginge: psalm-singt onsen Godt op de harpe.

8

Ga naar margenoot13 Ga naar margenootd Die de hemelen met wolcken bedeckt, die voor de aerde regen bereydt: Ga naar margenoote die Ga naar margenoot14 ’t gras [op] de bergen doet uytspruyten.

9

Die het vee Ga naar margenoot15 sijn voeder geeft: den Ga naar margenoot16 jongen raven alsse roepen.

10

Hy en heeft geenen lust aen de sterckte Ga naar margenoot17 des peerts: hy en heeft geen welgevallen Ga naar margenoot17 aen de beenen des mans.

11

De HEERE heeft een welgevallen aen die die hem vreesen: die op sijne goedertierenheyt hopen.

12

O Ga naar margenoot18 Ierusalem, roemt den HEERE: O Ga naar margenoot18 Zion, looft uwen Godt.

13

Want Ga naar margenoot19 hy maeckt de grendelen uwer poorten sterck: hy segent uwe kinderen binnen in u.

14

Ga naar margenoot20 Die uwe lant-palen [in] vrede stelt: hy versadicht u met Ga naar margenoot21 het vette der tarwe.

15

Hy sendt Ga naar margenoot22 sijn bevel [op] aerden: Ga naar margenoot23 sijn Ga naar margenootf woort loopt seer snel.

16

Ga naar margenoot24 Hy geeft sneeuw als wolle: Hy stroyt den rijm als assche.

17

Hy werpt Ga naar margenoot25 sijn ijs henen als stucken: Ga naar margenoot26 wie soude bestaen voor sijne koude?

18

Ga naar margenoot27 Hy sendt sijn woort, ende Ga naar margenoot28 doetse smelten: hy doet Ga naar margenoot29 sijnen wint waeyen, Ga naar margenoot30 de wateren vloeyen henen.

19

Ga naar margenoot31 Hy maeckt Ga naar margenoot32 Iacob sijne woorden bekent: Ga naar margenoot32 Israël sijne insettingen ende sijne rechten.

20

Ga naar margenoot33 Alsoo Ga naar margenootg en heeft hy geenen volcke gedaen: Ga naar margenoot34 ende sijne rechten die en kennen sy niet. Ga naar margenoot35 Halelu-Iah.

margenoot1
D. het staet ofte betaemt de kinderen Godes wel.
margenoot2
And. Want het is lieffelick.
margenoota
Psal. 33.1.
margenoot3
Hy wil seggen, het betaemt de kinderen Godes den Heere te loven. ofte, de lof des Heeren is in sich selven een schoone sake.
margenoot4
D. Godt is d’eerste Auteur, fondament-legger, opbouwer, behoeder, ende bewaerder der kercke.
margenoot5
Of, Verstroyde. Siet Iac. 1.1. ende 1.Pet. 1.1. Verg. Deut. 30.3, 4. Ies. 11.12. ende 56.8. Ioh. 11.52.
margenoot6
Siet de aenteeck. Psal. 30. op vers 3. ende Psal. 34. op vers 19. ende Psal. 51.19.
margenoot7
D. hy geneest hare wonden, als Luc. 4.18. vergeleken met Ies. 61.1. ende met Ezech. 34.16.
margenootb
Exod. 15.26. Iob 5.18.
margenootc
Iesa. 40.26.
margenoot8
Of, hy roept die alle by namen.
margenoot9
Hebr. veelvoudich, ofte, groot van kracht.
margenoot10
D. ’T is onmogelick te begrijpen, of uyt te spreken, hoe groot ende menichvuldich, dat sijn verstant ende sijne wijsheyt is. Siet Iesa. 40.28.
margenoot11
Siet d’aenteeck. Psal. 10. op vers 17.
margenoot12
Hebr. Antwoort den Heere. D. singt den Heere, als d’een d’ander antwoorde gevende. Siet Exod. 15.21. ende 32.18.
margenoot13
Als ten tijde des Propheten Eliae geschiet is, 1.Reg. 18. vers 45.
margenootd
Hos. 2.21, 22.
margenoote
Iob 38.26, 27. ende Psal. 104.14.
margenoot14
Van het woordeken gras siet d’aent. 1.Reg. 18. op vers 5.
margenoot15
Hebr. sijn broot.
margenoot16
Hebr. den sonen der rave. Siet d’aent. Iob 39. op vers 3.
margenoot17
Onder den name des peerts ende der beenen des mans, vervatt hy allerley menschelicke behulpselen: oock vasticheden ende sterckten der Steden: De welcke wel Godt de Heere niet geheelick en verwerpt, (want het zijn gaven van sijne milde hant herkomende) Maer dat berispt hier de Psalmist, dat de menschen haer vertrouwen daer op setten. Siet Deut. 7.7. ende 9.4.
margenoot17
Onder den name des peerts ende der beenen des mans, vervatt hy allerley menschelicke behulpselen: oock vasticheden ende sterckten der Steden: De welcke wel Godt de Heere niet geheelick en verwerpt, (want het zijn gaven van sijne milde hant herkomende) Maer dat berispt hier de Psalmist, dat de menschen haer vertrouwen daer op setten. Siet Deut. 7.7. ende 9.4.
margenoot18
Verst. hier de inwoonders der stadt van Ierusalem, die aen den berch Zions getimmert was.
margenoot18
Verst. hier de inwoonders der stadt van Ierusalem, die aen den berch Zions getimmert was.
margenoot19
D. hy beschutt ende beschermt de stadt in de welcke ghy woont, ende hy bewaertse voor alle gewelt, ende aenslagen des vyants: Dit was een teecken van Godes gunste ende liefde tot sijn volck van Israel, als oock een teecken van Zions vasticheyt ende sterckte. Siet het contrarie hier van Psal. 107.16. Ies. 45.2. Iere. 51.40. Thren. 2.9. Amos 1.5.
margenoot20
D. het is de Heere die u vrede geeft aen alle hoecken ende eynden uwes lants. siet Iesa. 60.18.
margenoot21
Vergel. Deut. 32.14. ende d’aent. Psal. 81. op vers 17.
margenoot22
Hebr. sijn reden, of, sijn seggen, sijn woort, D. sijn bevel: Verstaet hier die heymelicke ende inwendige kracht, die Godt de aerde ende boomen geeft, om vruchten voort te brengen, elck boom ende gewas nae sijnen aert.
margenoot23
So haest als Godes bevel ofte woort uytgaet, stracks gehoorsamen hem alle schepselen der werelt.
margenootf
Psal. 33.9.
margenoot24
De sneeuw ende de wolle sijn malkanderen gelijck in koleur, lichticheyt, ende gedaente.
margenoot25
Verstaet hier by, den hagel, ofte de vervrosene hagelsteenen.
margenoot26
Als of hy seyde, als ’t Godt belieft hy sent sulck eene gestrenge koude, dat geen creature de selve verdragen en kan.
margenoot27
Siet bov. vers 15.
margenoot28
Te weten, den vorst ende ijs, ofte, de stucken ijs.
margenoot29
T.w. eenen warmen wint, die kracht heeft om het ijs te doen smelten.
margenoot30
T.w. die wateren, die stracx te vooren ijs waren.
margenoot31
De sin is, een yeder kan uyt de boven-verhaelde wercken wel af-nemen hoe groot de macht Godes zy: Maer hy doet sijne kercke noch veel grootere genade, haer gevende sijne Wet ende heylige geboden, om haer leven nae de selve aen te stellen.
margenoot32
Dese beyde woorden beteeckenen het Iodische volck.
margenoot32
Dese beyde woorden beteeckenen het Iodische volck.
margenoot33
And. alsoo en heeft hy geenen heydenen gedaen. Hebr. allen volcke, of, allen heydenen niet, etc. In dusdanige maniere van spreken wort alle niet meermaels gebruyckt voor geene, als Psal. 103. vers 2. ende 143.2.
margenootg
Actor. 14.16.
margenoot34
And. daerom en kennen sy sijne rechten niet.
margenoot35
Met dit woort begint ende eyndicht desen Psalm, gelijck oock doen de Psalmen 146. 148. 149. 150.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken