Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het xx. Capittel.

Godt dreycht de Egyptenaren ende Mooren, door een uytwendich teecken, dat sy gevanckelick van de Assyriers souden wechgevoert worden, vers 1, etc. 't welck de Heere den Ioden laet voorhouden, op dat sy haer vertrouwen op de selve niet setten en souden, 5.

1

IN den jare doe Ga naar margenoot1 Thartan nae Ga naar margenoot2 Asdod quam, als hem Ga naar margenoot3 Sargon de Coninck van Assyrien gesonden hadde, doe hy crijch voerde tegen Asdod, ende Ga naar margenoot4 het innam:

2

Ter selver tijt sprack de HEERE Ga naar margenoot5 door den dienst van Iesaia den sone A-

[Folio 11r]
[fol. 11r]

moz, seggende, Ga naar margenoot6 Gaet henen, ende Ga naar margenoot7 ontbindt Ga naar margenoot8 den sack van uwe lendenen, ende doet uwe schoenen van uwe voeten: ende hy dede alsoo, gaende Ga naar margenoot9 naeckt ende Ga naar margenoot10 barvoets.

3

Doe seyde de HEERE, Gelijck als mijn knecht Iesaia naeckt ende barvoets Ga naar margenoot11 wandelt; Ga naar margenoot12 drye jaren Ga naar margenoot13 [tot] een teecken ende wonder over Egypten ende over Mooren-lant:

4

Alsoo sal Ga naar margenoot14 de Coninck van Assyrien Ga naar margenoot15 voort-drijven Ga naar margenoot16 de gevangene der Egyptenaren, ende Ga naar margenoot17 de Mooren die wech-gevoert sullen worden, jonge ende oude, naeckt, ende barvoets, ende met bloote billen, Ga naar margenoot18 den Egyptenaren [tot] schaemte.

5

Ende Ga naar margenoot19 sy sullen verschricken, ende beschaemt zijn Ga naar margenoot20 vande Mooren Ga naar margenoot21 op de welcke sy sagen, ende van de Egyptenaers, Ga naar margenoot22 haren roem.

6

Ende de inwoonders Ga naar margenoot23 deses Eylants sullen te dien dage seggen: Siet alsoo ist [gegaen] dien Ga naar margenoot24 op welcken wy sagen, derwaerts henen wy vloden om hulpe, om gereddet te worden Ga naar margenoot25 van het aengesichte des Conincx van Assyrien; hoe sullen wy dan ontcomen?

margenoot1
Een van de krijchsoversten in het leger Sanheribs, 2.Reg. 18.17.
margenoot2
Eertijts een hooft-stadt van eene der vijf vorstendommen der Philistinen, Ios. 13.3. daer de Afgodt Dagon geeert wiert, 1.Sam. 5.2.
margenoot3
Hy wort gemeynelick Sanherib genoemt, als 2.Reg. 18.13. ende elders.
margenoot4
Van het in-nemen der Stadt Asdod, rekenen eenige de drie jaren, waer van vers 3.
margenoot5
Hebr. door de hant Iesaia. Siet Levit. 8. op vers 36.
margenoot6
T.w. om te prediken, ofte te propheteren.
margenoot7
Hebr. opent den sack, men moet eenen sack dien men aen heeft, ofte een cleet, alsmen't uyttrecken sal, eerst openen of ontbinden.
margenoot8
D. u treur-kleet, 't welck, soo het schijnt, de Prophete hadde aengetrocken, tot een teecken van de elende, die de Ioden, ende andre natien was nakende. sommige meenen dat het een Prophetisch cleet zy geweest, 't welck hy ordinaris droech.
margenoot9
D. bloot, T.w. sonder sack, of treurcleedt, ende sonder schoen. want heel naeckt te gaen soude oneerbaer ende schandelick zijn. De sin is, dat de Prophete bloot ginck, als een arme slave, die gevanckelick wech-gevoert wort, ende tot een teecken dat den Mooren ende Egyptenaren sulcx was aenstaende, gelijck vers 4. breeder wort uytgedruckt. Andre nemen hier het woort naeckt, voor bloot van sijn Prophetisch kleet. Siet 1.Sam. cap. 19. vers 24. ende de aenteeck. aldaer.
margenoot10
Of ontschoeyt, sonder hoosen of schoen. siet 2.Sam. 15.30. ende Ier. 2.25.
margenoot11
Of, gewandelt heeft. sommige nemen dit als een prophetisch gesichte, andere, dattet inder daet alsoo geschiet zy.
margenoot12
D. om aen te wijsen 'tgene dat over, ofte na drie jaren Egypten ende Mooren-lant sal overcomen: Ofte, om aen te wijsen, dat de elende die Egypten ende Mooren-lant sal treffen, drie jaren dueren sal.
margenoot13
And. een teecken ende wonder is over etc.
margenoot14
T.w. Sargon, of Sanherib.
margenoot15
Of wech-leyden, of wech-voeren, of henen drijven, of leyden. T.w. als eenen hoop beesten, gelijck het Hebr. woort gebruyckt wort Gen. 31.18. Exod. 3.1. 1.Sam. 30.20. ende elders meer.
margenoot16
Hebr. de gevangenisse. siet Num. 31. op vers 12. Ende verstaet hier de gevangene Egyptenaren, die van de slachtinge souden over-blijven.
margenoot17
Hebr. de wech-voeringe der Mooren. D. een groote menichte der Mooren, die gevanckelick nae Assyrien toe sullen gevoert worden. 't welck eenige verstaen van die Mooren, die onder het beleyt van Thirhaka tegen de Assyriers ten strijde uytgetrocken waren.
margenoot18
Of, tot versmaetheyt van Egypten: Verstaet hier by, ende van Mooren-lant.
margenoot19
T.w. de Philistinen, ende oock de Ioden, die vastelick hoopten, dat de Egyptenaers Sanherib souden verdrijven. siet 2.Reg. 18.21.
margenoot20
D. van wegen de Mooren.
margenoot21
Hebr. hare aenschouwinge. D. toeversicht. D. van de welcke sy hulpe waren verwachtende, ende op de welcke sy haer verlieten.
margenoot22
D. op welcker hulpe sy roemden en pochten.
margenoot23
D. deses lants, T.w. der Philistinen ende der Ioden. het Hebr. woort beteeckent eygentlick ende gemeynlick een Eylant, maer 't en can hier in sijn eygene beteeckenisse niet genomen worden, ten zy ten desen aensien, dat de Ioden ende Philistinen afgesondert waren van alle andre Natien, gelijck de Eylanden van alle andre landen, door de zee, ofte rivieren, afgesondert worden. Of, de Prophete noemt der Philistinen ende der Israeliten lant een eylant, om dat sy van hare vyanden rontom omcingelt waren, gelijck een Eylant rontom in het water leyt, ende daer van omcingelt is. Siet wijders Gen. 10. op vers 5. ende Psal. 72. op vers 10.
margenoot24
Hebr. onse aenschouwinge. etc. siet op vers 5. D. op welcken wy onse oogen geslagen hadden.
margenoot25
Of, van den Coninck van Assyrien.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken