Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het xxiiij. Capittel.

Godt toont Ieremie twee vijgekorven, den eenen met seer goede, ende den anderen met seer quade vijgen, vers 1, etc. onderwijst hem daer door, vande genade, die hy sommigen gevangenen wilde bewijsen, ende de straffen die hy wilde laten gaen over de reste, 4, 5, etc.

1

DE HEERE dede my Ga naar margenoot1 sien, ende siet daer waren twee vijgekorven, gesett voor den Tempel des HEEREN: na dat Ga naar margenoota Nebucadrezar, Coninck van Babel, gevanckelick hadde wechgevoert Ga naar margenoot2 Iechonia den sone Iojakims, den Coninck van Iuda, mitsgaders de Vorsten van Iuda, ende de Ga naar margenoot3 timmerlieden, ende de smeden, van Ierusalem, ende hen te Babel gebracht hadde.

2

[In] den eenen korf waren seer goede vijgen, als de Ga naar margenoot4 eerste rijpe vijgen zijn: maer [in] den anderen korf waren seer boose vijgen, die van wegen de boosheyt niet en konden gegeten worden.

3

Ende de HEERE seyde tot my; Wat Siet ghy Ieremia? ende ick seyde, Vijgen: de goede Vijgen zijn seer goet, ende de boose seer boos, die van wegen de boosheyt niet en konnen gegeten worden.

4

Doe geschiedde des HEEREN woort tot my, seggende:

5

Soo seyt de HEERE, de Godt Israëls; Ga naar margenoot5 Gelijck die goede vijgen; alsoo sal ick Ga naar margenoot6 kennen de Ga naar margenoot7 gevanckelick wechgevoerde van Iuda; die ick uyt dese plaetse nae ’t lant der Chaldeen hebbe wechgeschickt, Ga naar margenoot8 ten goede.

6

Ende ick sal mijn Ga naar margenoot9 ooge op haer stellen ten goede, ende salse Ga naar margenootb wederbrengen in dit lant: ende ick salse Ga naar margenoot10 bouwen, ende niet afbreken, ende salse planten, ende niet uytrucken.

7

Ga naar margenootc Ende ick sal haer een herte geven om my te kennen, dat ick de HEERE ben: Ga naar margenootd ende sy sullen my Ga naar margenoot11 tot een volck zijn, ende ick sal haer Ga naar margenoot12 tot eenen Godt zijn: want sy sullen sich tot my met haer gantsche herte bekeeren.

8

Ga naar margenoote Ende gelijck de boose vijgen, die van wegen de boosheyt niet en konnen gegeten worden; (Ga naar margenoot13 Want aldus seytde HEERE) alsoo sal ick Ga naar margenoot14 maken Zedekia den Coninck van Iuda, mitsgaders sijne Vorsten, ende het overblijfsel van Ierusalem, die in desen lande zijn overgebleven, ende die in Egypten-lant Ga naar margenoot15 woonen;

9

Ga naar margenootf Ende ick salse Ga naar margenoot16 overgeven tot eene beroeringe ten quade, allen Coninckrijcken der aerde: tot smaetheyt, ende tot een spreeckwoort, tot eene spotrede, ende tot eenen vloeck, in alle de plaetsen, daer henen ickse gedreven sal hebben.

10

Ende ick sal onder haer senden het

[Folio 47r]
[fol. 47r]

sweert, den honger ende de pestilentie: tot dat sy verteert sullen zijn uyt den lande, dat ick haer ende haren vaderen gegeven hadde.

margenoot1
T.w. een gesichte, ofte, in een gesichte, sulcx als volgt. Vergel. bov. 11.18. ende siet Gen. 15. op vers 1. ende 46. op vers 2. Amos 7.1, 4, 7. ende 8.1.
margenoota
2.Reg. 24.15. 2.Chron. 36.10.
margenoot2
Siet bov. 22.24.
margenoot3
Hebr. den timmerman, ofte, werckmeester (beteeckende beydes timmerlieden ende smeden) ende den smidt, ofte, eyg. den slotmaker. And. poortier. item, rijcken koopman, als die vele koopwaren opsluyt, ofte, opgesloten te koope houdt. alsoo 2.Reg. 24.16. ende ond. 29.2.
margenoot4
Verg. Mich. 7.1. met d’aenteeck.
margenoot5
Sommige vervullen dese woorden aldus: gelijck dese vijgen [goet zijn]: ofte, gelijck [ghy] dese goede vijgen [kent] etc. alsoo vers 8.
margenoot6
Voor aengenaem houden, sorge voor haer dragen. Siet Psal. 1. op vers 6.
margenoot7
Hebr. gevanckelicke wechvoeringe, vervoeringe, vervaringe. als elders dickwijls.
margenoot8
Dese woorden konnen in eenen goeden sin gevoegt worden by het woort, kennen. ofte, by het woort, wechgeschickt: want Godt kent de sijne ten goede, ende hy hadde de sijne (die hy onder de gevangenen hadde) tot haren besten versonden ende gecastijdt, sullende daer uyt sijne kercke noch weder oprichten ende bouwen, als volgt.
margenoot9
Vergel. 1.Reg. 8. op vers 29. ende Psal. 32. op vers 8. item ond. 39.12. ende 40.4. gelijck ter contrarie het ooge tegen yemant te setten of te stellen, ten quade genomen wort. siet Amos 9.4. De maniere van spreken is in’t Hebr. eenderley, maer wort door het bygevoegde verclaert, ende het Hebr. woordeken beteeckent op, over. ende oock, tegen, nae gelegentheyt van saken.
margenootb
Ierem. 16.15.
margenoot10
Vergel. Psal. 28. op vers 5.
margenootc
Deut. 30.6. Ierem. 32.39. Ezech. 11.19. ende 36.26, 27.
margenootd
Ier. 30.22. ende 31.33. ende 32.38.
margenoot11
Siet Levit. 26. op vers 12.
margenoot12
Siet. Gen. 17. op vers 7.
margenoote
Ierem. 29.17.
margenoot13
Ofte, sekerlick.
margenoot14
Ofte, stellen, toerichten: And. overgeven, ende ’t volgende vers aldus begonnen: Ick salse, segg’ ick, overgeven, etc. Vergel. ond. 29.17.
margenoot15
D. alsdan sullen woonen. siet 2.Reg. 25.26. ende ond. capp. 43.44.
margenootf
Deut. 28.25, 37. 1.Reg. 9.7. 2.Chro. 7.20. Ier. 15.4. ende 29.18. ende 34.17. ende 42.18.
margenoot16
Ofte, stellen etc. siet bov. 15.4. ende Deut. 28. op vers 25.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken