Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het iiij. Capittel.

Prophetie van den onderganck der godtloosen, vers 1. maer de godtsalige troost hy met de verschijninge van de sonne der gerechticheyt, 2. Daerom vermaent hy al het volck tot ware boete ende bekeeringe, ende tot onderhoudinge der Wet, haer door Mosen gegeven, 4. hy spreeckt wederom van de sendinge Iohannis des Doopers, ende vande kracht sijner predicatien, 5.

1

Ga naar margenoot* WAnt siet, Ga naar margenoot1 die dach komt brandende als een oven: dan sullen alle hoochmoedige, ende al wie godtloosheyt doet, Ga naar margenoota een stoppel zijn, ende de toekomstige dach salse in vlamme setten, seyt de HEERE der heyrscharen, Ga naar margenoot2 die hen noch wortel, noch tack laten en sal.

2

U lieden daer en tegen, die mijnen Name vreest, sal Ga naar margenoot3 de Sonne der gerechticheyt opgaen, ende daer sal Ga naar margenoot4 genesinge zijn onder Ga naar margenoot5 sijne vleugelen: ende ghy sult Ga naar margenoot6 uytgaen, ende Ga naar margenoot7 toenemen, als mest-kalveren.

3

Ende ghy sult de godtloose Ga naar margenoot8 vertreden, want sy sullen Ga naar margenoot9 assche worden onder Ga naar margenoot10 de solen uwer voeten, Ga naar margenoot11 te dien dage dien ick maken sal, seyt de HEERE der heyrscharen.

4

Ga naar margenoot12 Ga naar margenootb Gedenckt der Wet Mose, mijnes knechts, die ick hem bevolen hebbe Ga naar margenoot13 op Horeb Ga naar margenoot14 aen gantsch Israël, der insettingen ende rechten.

5

Siet ick sende ulieden Ga naar margenoot15 den Prophete Ga naar margenootc Eliam, eer dat Ga naar margenoot16 die groote ende die Ga naar margenoot17 vreeslicke dach des HEEREN komen sal.

6

Ga naar margenoot18 Ende hy sal het herte der vaderen tot de kinderen Ga naar margenoot19 wederbrengen, ende het herte der kinderen tot hare vaders: op dat ick niet en kome, ende Ga naar margenoot20 de aerde Ga naar margenoot21 met den ban slae.

Eynde des Propheets MALACHIAE.

Psalm 106. vers, 48.
Geloovet zy de HEERE, de Godt Israëls, van eeuwicheyt, ende tot in eeuwicheyt, ende al het volck segge, Amen, Halelu-Jah.

Send-b. Iudae vers, 25.
Gode onsen Salichmaker, die alleen wijs is, zy eere ende hoocheyt, kracht ende macht, nu, ende in alle eeuwicheyt, Amen.

Tot LEYDEN,
Gedruckt by Paulus Aertsz van Ravensteyn.
't Jaer M. D. C. XXXVI.

margenoot*
Eenige voegen dit capittel tot het voorgaende.
margenoot1
T.w. de dach des oordeels des Heeren, het zy datmen dit verstaet van de eerste verschijninge Iesu Christi, ofte van de tweede, als hy ten joncksten dage ten oordeele verschijnen sal: Sommige verstaen het alsoo, dat desen dach geduert hebbe van den eersten dach af der verschijninge Christi in den vleesche, duerende tot dat hy in de wolcken verschijnen sal ten joncksten gerichte.
margenoota
Obad. vers 18.
margenoot2
D. hy salse alsoo uytroeyen ende te niete maken, dat sy nemmermeer wederom opkomen en sullen.
margenoot3
Aldus wort Christus Iesus genoemt, om dat hy de verstanden door sijn woort ende Geest verlicht, ende de herten der geloovigen verquickt door vergevinge der sonden, ende toerekeninge der gerechticheyt. Vergel. Ies. 60.1, 19. ende Dan. 9.24. Luce 1. versen 78, 79.
margenoot4
T.w. der verslagene gemoederen, die hare sonden gevoelen.
margenoot5
T.w. der Sonne der gerechticheyt dewelcke is Iesus Christus.
margenoot6
T.w. op eene vette weyde. Andre verstaen dit van het uytgaen uyt de gevanckenisse der sonden, ende der dienstbaerheyt des duyvels, om Godt te dienen in heylicheyt ende gerechticheyt. siet Ioh. c. 8.36. ende 2.Cor. cap. 3.17.
margenoot7
Aen tijdelicken, ende geestelicken welstant, door den segen des Heeren.
margenoot8
D. overwinnen, namelick in Christo Iesu u hooft, die de werelt heeft overwonnen, Ioh. 16.33. ende noch dagelicx de vyanden sijner kercke overwint ende bedwingt, totdat hyse eyndelick allegaer make tot eene voet-banck sijner voeten. Siet 1.Cor. 15.57. ende 1.Ioh. 5.4.
margenoot9
D. als van geener weerde, ende ten uytersten veracht. Vergel. Iesa. 66.24. Dan. 12.2.
margenoot10
Of, planten.
margenoot11
Siet bov. cap. 3. op vers 17.
margenoot12
Om dat de tijt voor handen was, dat het volck Godes vele jaren soude zijn sonder Propheten die haer prediken souden, (want Maleachi is de laetste onder de Propheten des Ouden Testaments,) So vermaent haer de Prophete, dat sy haer midler-wijle neerstelick souden oeffenen in het studeren ende lesen der Wet door Mosen gegeven, haer alsoo wapenende tegen alle aenvechtingen, ende tot versterckinge in den waren geloove.
margenootb
Deut. 6.3.
margenoot13
Siet Deut. 4.10.
margenoot14
Aen het gantsche Israelitische volck.
margenoot15
D. Iohannem den Dooper, die in den Geest ende kracht Eliae verschijnen sal, gelijck Christus dit verklaert, Mat. 11.14. ende 17.11, 12.13. Mar. 9.11. Ende de Engel, Luce 1.17.
margenootc
Matt. 11.14. ende 17.11, 12, 13. Mar. 9.11, 12, 13. Luce 1.17.
margenoot16
T.w. in welcken de Heere in den vleesche verschijnen sal.
margenoot17
Vreeslick voor de godtloose, maer de godsalige bewegende tot berouw over hare sonden, ende beterschap hares levens. Vergel. Ioel 2.31.
margenoot18
De sin is, Sijne predicatie sal sulcke kracht hebben in de herten der uytverkorenen door de werckinge des H. Geestes, dat soo de Vaders, als de kinderen, haer tot den Heere bekeeren, ende hem samentlick dienen sullen.
margenoot19
Of, wenden, of, bekeeren.
margenoot20
De inwoonders der aerde.
margenoot21
D. op dat ick de werelt niet gansch en gaer ende verdelge, van wegen haer ongeloove ende verachtinge Iesu Christi, hartneckicheyt ende onboetveerdicheyt. Siet bov. Zach. 14. op vers 11. Deut. 18.15, 16. Act. 3.22, 23. ende 1.Cor. 16.22. Dusdanige menschen zijnder tot allen tyden vele in de werelt geweest, gelijcker oock nu noch vele zijn, So dat Godt de Heere nae sijne gerechticheyt, wel oorsake soude hebben de werelt op het strengste te straffen, maer hy verschoontse noch al, van wegen het kleyn hoopken der vroomen ende godtsaligen die in de werelt zijn. Siet Genes. 18.23, 24, etc.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken