Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het Eerste Capittel.

1 Inde inleydinge, die tot het 10 vers duert, stelt den Apostel voor-aen sijnen naem, als schrijver deses briefs, ende den name der gene daer hy aen schrijft, met de gewoonlicke Apostolische groete. 4 Danckt voorder Godt voor de weldaden die hy dese Gemeynte alreede hadde bewesen. 8 ende versekertse van Christi trouwe, in ’t volvoeren van sijn begonnen werck. 10 Komt daer nae tot de sake selve, ende verklaert hoe hy verstaen heeft datter verdeeltheyt onder haer was, ende dat d’ eene seyde, Ick ben Pauli, ende d’ ander, Ick ben Cephe, etc. 13 Berisptse daer over met verscheydene redenen, ende toont dat sy tot een teecken van eenigheydt in Christi name alleen zijn gedoopt geweest. 18 Handelt daer na tegen de gene, die op de wereltsche wel-sprekentheyt roemden, ende verklaert dat Godt daer door onder haer niet krachtigh en was geweest, maer door de eenvoudigheyt der predicatie van den gekruysten Christus. 26 Ende dat dese kracht haer geopenbaert hadde in de bekeeringe niet veler wijse ende machtige onder haer, maer der geringe ende onwijse na de werelt. 29 op dat sy niet in haer selven en souden roemen, maer alleen in Christo, in welcken sy alles hadden ter saligheyt noodigh.

1

Ga naar margenoot1 PAULUS een geroepen Apostel Jesu Christi, door den wille Godts, ende Ga naar margenoot2 Sosthenes Ga naar margenoot3 de broeder,

2

Aen de Gemeynte Godts die te Ga naar margenoot4 Corinthen is, Ga naar margenoota Ga naar margenoot5 den geheylighden in Christo Iesu, Ga naar margenootb Ga naar margenoot6 den geroepenen heyligen, Ga naar margenootc met alle die den name onses Heeren Iesu Christi aenroepenGa naar margenoot7 in alle plaetse, beyde hares ende onses [Heeren].

3

Ga naar margenootd Ga naar margenoot8 Genade zy u ende vrede van Godt onsen Vader, ende den Heere Iesu Christo.

4

Ick dancke Ga naar margenoot9 mijnen Godt alle tijdt over u, van wegen de genade Godts die u gegeven is Ga naar margenoot10 in Christo Iesu.

5

Ga naar margenoote Dat ghy Ga naar margenoot11 in alles zijt rijcke geworden in hem, Ga naar margenoot12 in alle reden ende alle kennisse:

6

Gelijck Ga naar margenoot13 het getuygenisse Christi Ga naar margenoot14 bevestight is onder u.

7

Alsoo dat het u Ga naar margenoot15 aen geen gave en ontbreeckt, Ga naar margenootf Ga naar margenoot16 verwachtende de openbaringe onses Heeren Iesu Christi.

8

Ga naar margenootg Welcke [Godt] u oock sal Ga naar margenoot17 bevesti-

[Folio 88r]
[fol. 88r]

gen tot den eynde toe, [om] Ga naar margenoot18 onstraffelick [te zijn] Ga naar margenoot19 in den dagh onses Heeren Iesu Christi.

9

Ga naar margenooth Godt is Ga naar margenoot20 getrouw, door welcken ghy geroepen zijt tot Ga naar margenooti Ga naar margenoot21 de gemeynschap sijns Soons Iesu Christi onses Heeren.

10

Maer Ga naar margenoot22 ick bidde u, broeders, Ga naar margenoot23 door den name onses Heeren Iesu Christi, Ga naar margenootk dat ghy alle Ga naar margenoot24 het selve spreeckt, ende [dat] onder u geene Ga naar margenoot25 scheuringen en zijn, maer [dat] ghy Ga naar margenoot26 te samen gevoeght zijt in eenen selven Ga naar margenoot27 sin, ende in een selve gevoelen.

11

Want my is van u bekent gemaeckt, mijne broeders, door die van Ga naar margenoot28 Chloës [huysgesin zijn], datter twisten onder u zijn.

12

Ende dit segge ick, dat een yegelick van u seght, Ga naar margenootl Ick ben Ga naar margenoot29 Pauli, ende ick Ga naar margenootm Ga naar margenoot30 Apollo, ende ick Ga naar margenoot31 Cephe, ende ick Ga naar margenoot32 Christi.

13

Ga naar margenoot33 Is Christus gedeelt? Is Paulus voor u gecruyst? Of zijt ghy Ga naar margenoot34 in Pauli name gedoopt?

14

Ick dancke Godt, dat ick niemant van u lieden gedoopt en hebbe, dan Ga naar margenootn Crispum ende Ga naar margenooto Gajum:

15

Op dat niet yemandt en segge, dat ick in mijnen name gedoopt hebbe.

16

Doch ick hebbe oock het huysgesin van Ga naar margenootp Stephanas gedoopt: voorts en weet ick niet of ick yemandt anders gedoopt hebbe.

17

Want Christus en heeft my Ga naar margenoot35 niet gesonden om te doopen, maer om het Euangelium te verkondigen: Ga naar margenootq Ga naar margenoot36 niet met wijsheyt van Ga naar margenoot37 woorden, op dat Ga naar margenoot38 het cruyce Christi niet Ga naar margenoot39 verydelt en worde.

18

Want Ga naar margenoot40 het woordt des cruyces is wel, den genen die verloren gaen, Ga naar margenoot41 dwaesheyt: Ga naar margenootr maer ons die behouden worden is het Ga naar margenoot42 een kracht Godts.

19

Want daer is geschreven, Ga naar margenoots Ick sal de wijsheydt Ga naar margenoot43 der wijse doen vergaen, ende het verstant der verstandighe sal ick te niete maken.

20

Ga naar margenoott Waer is Ga naar margenoot44 de wijse? Waer is de Schriftgeleerde? Waer is de ondersoecker deser eeuwe? En heeft Godt Ga naar margenoot45 de wijsheyt deser werelt niet Ga naar margenoot46 dwaes gemaeckt?

21

Ga naar margenootv Want nademael Ga naar margenoot47 in de wijsheyt Godts de werelt Godt Ga naar margenoot48 niet en heeft gekent Ga naar margenoot49 door de wijsheyt, soo heeft het Gode behaeght door Ga naar margenoot50 de dwaesheyt der predikinge saligh te maken die gelooven:

22

Overmits Ga naar margenootx de Ioden Ga naar margenoot51 een teecken begeeren, ende de Griecken Ga naar margenoot52 wijsheydt soecken:

23

Doch wy prediken Christum den gecruycighden, Ga naar margenooty den Ioden wel Ga naar margenoot53 een ergernisse, ende den Griecken Ga naar margenoot54 eene dwaesheyt:

24

Maer haer Ga naar margenoot55 die geroepen zijn, beyde Ioden ende Griecken, Ga naar margenoot56 [prediken wy] Christum de kracht Godts, ende Ga naar margenootz de wijsheyt Godts.

25

Want Ga naar margenoot57 het dwase Godts is wijser dan de menschen: ende Ga naar margenoot58 het swacke Godts is stercker dan de menschen.

26

Want Ga naar margenoot59 ghy siet uwe roepinge, broeders, Ga naar margenoota dat [ghy] niet vele wijse [en zijt] Ga naar margenoot60 na den vleesche, niet vele machtige, niet vele edele.

27

Maer Ga naar margenoot61 het dwase der werelt heeft Godt Ga naar margenoot62 uytverkoren, op dat hy de wijse beschamen soude: ende het swacke der werelt heeft Godt uytverkoren, op dat hy het stercke Ga naar margenoot63 soude beschamen.

28

Ende het onedele der werelt, ende het verachte, heeft Godt uytverkoren, ende Ga naar margenoot64 het gene niet en is, op dat hy Ga naar margenoot65 ’t gene [yet] is Ga naar margenoot66 te niete soude maken.

29

Op dat Ga naar margenoot67 geen vleesch en soude roemen voor hem.

30

Maer Ga naar margenoot68 uyt hem zijt ghy Ga naar margenoot69 in Christo Iesu, Ga naar margenootb die ons geworden is Ga naar margenoot70 wijsheyt van Gode, ende rechtveerdigheyt, ende heylighmakinge, ende Ga naar margenoot71 verlossinge.

31

Op dat [het zy], gelijck geschreven is, Ga naar margenootc Die roemt, Ga naar margenoot72 roeme inden Heere.

margenoot1
Van den name Paulus, ende ’t gene volght, siet d’aenteeckeninge op Act. 13.9. Rom. 1.1.
margenoot2
Dese meynen eenige dat geweest is de selve Sosthenes, die te voren was een Overste der Synagoge tot Corinthen, ende tot Christum bekeert is. Act. 18.17. ende dat hy nu by Paulum was, ofte met hem van Corinthen was vertrocken om de vervolginge tegen hem, doch dit is onseker.
margenoot3
Soo noemt hy desen Sosthenem, niet alleen om dat hy een Discipel Christi was, maer oock een voornemen Leeraer ende met-geselle Pauli, ende by de Gemeynte in groote achtinge. Siet diergelijck 2.Corinth. 1.1. ende Gal. 1.2.
margenoot4
Dese was de hooftstadt van Achajen in Grieckenlandt, gelegen tusschen twee zeen, in de enghte waer mede Peloponesus vast was aen Achajen, een zeer rijcke ende vermaerde Koop-stadt, ende daer by vol weelde ende overdaet, die eens was verwoest geweest van de Romeynen, maer daer na ten tijden des Keysers Augusti wederom op gebouwt, ende tot haren vorigen bloeyenden stant gebracht. Siet Actor. 18.1.
margenoota
Ioan. 17.19. Actor. 15.9. 1.Thess. 4.7.
margenoot5
D. die door Christum ende sijne gemeynschap van den gemeynen hoop der werelt zijn afgesondert tot een Gemeynte Godts.
margenootb
Rom. 1.7. Ephes. 1.1.
margenoot6
Namel. niet alleen uytwendigh door het woordt, maer oock inwendigh door de kracht des Heyligen Geests, waer door hy het beste deel der Gemeynte, dat is, de ware geloovige verstaet, waer van Christus spreeckt Actor. 18.10.
margenootc
2.Timoth. 2.22.
margenoot7
N. van Achajen, daer Corinthus in lagh, gelijck 2.Cor. 1.1. wordt uytgedruckt. Ofte, der geheele werelt, daer de name Christi aengeroepen wort, gelijck Act. 9.14. 2.Tim. 2.22. de geloovige daer door beschreven worden. Want ’t gene Paulus aen een Gemeynte schrijft is een voorschrift, waer nae haer alle Gemeynten moeten reguleren: gelijck Christus seyde tot sijne Discipelen, Marc. 13.37.
margenootd
Rom. 1.7. 2.Cor. 1.2. Ephes. 1.2. 1.Pet. 1.2.
margenoot8
Siet hier van Rom. 1.7.
margenoot9
Dit is het woordt des geloofs, het welck Godt voor sijnen Godt erkent, Rom. 1.8. ende Christum voor sijnen salighmaker. Gal. 2.20. niet om andere geloovige daer van uyt te sluyten, maer om haer een exempel der ware belijdenisse voor te schrijven. Siet diergelijcke. Iob 19.25. Psal. 18.3. ende 23.1. ende 27.1. Iesai. 63.16. Ioan. 20.28. 1.Tim. 1.15, etc.
margenoot10
Ofte, door Christum Iesum.
margenoote
Coloss. 1.1.
margenoot11
D. met allerley geestelicke gaven overvloedelick begaeft geworden door hem. Hier mede leght hy een fondament om haer te toonen dat sy door dese gaven niet en moeten hooghmoedigh worden, ofte tegen malkanderen roemen, maer dat sy Godt in Christo daer over moeten dancken, ende die gebruycken tot stichtinge van malkanderen in vrede ende eenigheyt.
margenoot12
Ofte, in allen woorde. Dit wordt verstaen, ofte van de gave van bequamelick te konnen uytspreken het gene door de kennisse van haer begrepen was, ofte, van het woort des Apostels selve, waer door sy tot dese kennisse van alle verborgentheden des geloofs gebracht waren. Actor. 20.20.
margenoot13
D. het woort des Euangeliums Christi. Rom. 1.16. gelijck hier nae 1.Cor. 2.1.
margenoot14
N. uytwendelick door verscheyden mirakelen, die onder haer geschiet waren, 2.Corint. 12.12. ende inwendelick door de versegelinge des Heyligen Geests in hare herten. 1.Cor. 2.12. ende 2.Cor. 1.22. Siet oock Marc. 16.20.
margenoot15
N. tot salicheyt ende stichtinge noodigh. Andersins kennen wy hier maer ten deele, ende propheteren maer ten deele. 1.Cor. 13.9. Ende dit seght hier de Apostel in ’t gemeyn van de ware Christenen die onder haer waren, welcke hy daer nae over het misbruyck deser gaven berispt, ten aensien van de gebreken, die oock onder sommige van haer waren ingekropen.
margenootf
Phil. 3.20. Tit. 2.13.
margenoot16
Namel. in sijne tweede toekomste, in welcke wy in al het gene ons noch gebreeckt, eerst sullen volmaeckt worden. 1.Corint. 13. versen 10, 11, 12. Siet oock 1.Petr. cap. 1. versen 7, 13.
margenootg
1.Thess. 3.13. ende 5.23.
margenoot17
Ofte, verstercken. Namel. in het geloove, ende begonnen goet dat alreede in u is.
margenoot18
D. eygentlick, die niemant en sal connen beschuldigen. Rom. 8. versen 1, 33.
margenoot19
D. in den uytersten dagh, wanneer Christus sal verschijnen om te oordeelen, ende om de sijne volkomelick te verlossen. Rom. 2.16. Ephes. 4.30.
margenooth
1.Cor. 10.13. 1.Thess. 5.24.
margenoot20
N. in het uytvoeren sijner beloften: waer mede hy belooft heeft, dat hy de sijne niet en sal verlaten. Siet Iesai. 49.15.
margenooti
Ierem. 32.40, etc. Ioan. 15.5. Galat. 2.20. 1.Ioan. 1.3.
margenoot21
N. niet alleen de uytwendige, waer door wy belijden gemeynschap te hebben aen Christum, ende sijne weldaden: maer insonderheyt de inwendige, waer in wy door het geloove, ende door den Geest Christi met hem vereenight ende aller sijner weldaden deelachtigh zijn. Siet Rom. 8.32. Ephes. 3.17. 1.Ioan. 1.3.
margenoot22
Ofte, vermane u. Hier begint den Apostel haer te vermanen tegen de scheuringen, ende haer te waerschouwen dat sy geene uytnemers en moeten zijn der persoonen onder de Leeraers, alsoo daer oneenicheyt uyt rijst: noch om de uytwendige gaven den eenen meer aenhangen als den anderen. Ende de Leeraers selve, dat sy het Euangelium niet op en proncken met menschelicke wijsheyt, ofte welsprekentheyt, maer voorstellen in eenvoudigheyt, ende kracht des Geests Christi.
margenoot23
D. is, door Christum, ofte om Christi wille.
margenootk
Rom. 12.16. ende 15.5. Philip. 2.2. ende 3.16. 1.Petr. 3.8.
margenoot24
D. eenerley wijse van spreken gebruyckt van het selve geloove, ofte van de gronden des selven geloofs: om dat namelick uyt de verscheydenheydt van spreken dickmael komt verscheydenheyt van gevoelen, ofte ten minsten ydele twistinge.
margenoot25
Gr. schismata, welcke eygentlick verdeeltheden zijn, die in de Gemeynte rijsen over eenige verschillen in het geloove, die niet fondamenteel en zijn: ofte die het geloove selve niet aen en gaen, maer de liefde, ende uytwendige ordeningen alleen: die soo wel als ketteryen (welcke eygentlick de fondamenten der leere raecken) onder de wercken des vleeschs getelt worden, Galat. 5.20. hoe wel het somwijlen oock breeder genomen wort.
margenoot26
Ofte, vereenight: een gelijckenisse genomen van een sake die uyt vele deelen bestaet, welcke in malkandren gevoeght een volkomen werck ofte lichaem maken.
margenoot27
Ofte, meyninge: dit is het ander middel om ware eenicheyt te houden in de Gemeynte, namelick onder de selve wijse van spreken te houden eenerley meyninge ofte gevoelen.
margenoot28
Dese schijnt geweest te zijn een vrome matroone, ende van aensien onder de Gemeynte van Corinthen.
margenootl
1.Corinth. 3.4.
margenoot29
Namel. Discipel, gelijck oock in’t volgende.
margenootm
Actor. 18.24. 1.Corinth. 16.12.
margenoot30
Dat dese Apollos oock tot Corinthen vele tot het geloove gebracht heeft, blijckt uyt Actor. 18. versen 24, 27.
margenoot31
D. Petri, Siet Ioan. 1.43. Galat. 2.9. waer uyt nochtans niet en volght dat Petrus tot Corinthen oock gepredickt heeft, maer het kan zijn, dat eenige sijner Discipelen daer geweest zijn, die haer van Petro, ofte van Petri leere geroemt hebben. Want dat sy oock Pauli, Cephe, ende Apollo namen hier toe hebben misbruyckt ende niet alleen de namen van andere Leeraers, blijckt uyt het gene volght cap. 4.6.
margenoot32
Dese waren de eenvoudige ende oprechte Christenen, die geen factieuse namen van Leeraers en hebben willen aennemen, ende daer aen wel gedaen hebben.
margenoot33
Van hier voort brenght den Apostel verscheydene redenen by, waer mede hy bewijst dat sulcke verdeeltheden onbehoorlick zijn. Want voor eerst schijnt hier uyt dat men Christum wil verdeelen, die alleen het hooft is sijner Gemeynte, wanneer men een deel van de Gemeynte alleen van Christo noemt, ende de andere deelen van Paulo, Petro, Apollo, ende andere Leeraren. Daer en boven dat oock Christus niet alleen de verlosser en is van sijne Gemeynte, eyndelick dat sy in yemants anders naem dan in Christi naem souden gedoopt zijn.
margenoot34
Namel. om Pauli name hier door aen te nemen. Siet van dese wijse van spreken, Matth. 28.19.
margenootn
Actor. 18.8.
margenooto
Rom. 16.23.
margenootp
1.Corint. 16. versen 15, 17.
margenoot35
D. niet voornamelick. Want alle de Apostelen zijn gesonden geweest om te doopen, Matth. 28.19. ende andersins en soude de Apostel oock dese niet hebben mogen doopen. Maer sy hebben desen dienst, daer toe minder gaven van noode waren dan tot het prediken, om geenen tijdt te verliesen, aen andere hare Discipelen ende Leeraers over gelaten. Siet Actor. 10.48.
margenootq
1.Corinth. 2. versen 1, 4. 2.Pet. 1.16.
margenoot36
Inde naevolgende woorden ontdeckt de Apostel den oorspronck, waer uyt dese verdeeltheden onder de Corintheren waren gesproten: namelick daer uyt dat eenige Leeraers de oprechtigheyt ende eenvoudigheydt des Euangeliums Christi sochten op te proncken met menschelicke welsprekentheydt, ende te vermengen met menschelicke wijsheyt ofte Philosophie, waer door de ooren sommiger toehoorderen kitteligh wierden, ende andere oprechte Leeraers verachteden, ofte voor by gingen: welck doen de Apostel met sijn exempel ende andere redenen wederleght.
margenoot37
Gr. woort, ofte, reden. N. die de menschelicke wijsheyt leert. 1.Corinth. 2.4. ofte met konstige welsprekentheyt.
margenoot38
D. het woort des cruyces, gelijck in het volgende vers verklaert wordt.
margenoot39
D. van sijnen lof ende kracht berooft en worde, het welck geschiet als men de selve der menschelijcke wijsheyt ofte welsprekentheyt toe-schrijft.
margenoot40
D. de leere des Euangeliums van Christo, die voor ons gekruyst is.
margenoot41
D. wort van haer voor dwaesheyt gehouden, ende van de werelt-wijse gerekent.
margenootr
Rom. 1.16.
margenoot42
D. een middel waer door de Geest Christi in ons krachtelick werckt het geloove ende de weder-geboorte tot onser saligheydt. Rom. 1.16. 2.Corinth. 3. versen 3, 4.
margenoots
Iob 5.12. Iesai. 29.14.
margenoot43
D. die voor werelt-wijse gehouden worden, ofte die haer selven sulcke wijsheyt toe-schrijven. De Propheet verhaelt dese woorden teghen de gene die het woort Godts van de Propheten voor-gestelt verachteden, ende meer hielden van menschelicke leeringen.
margenoott
Iesai. 33.18.
margenoot44
D. werelt-wijse. Dese woorden schijnen genomen te zijn uyt Iesa. 33.18. daer diergelijcke, doch wat verandert, gevonden worden: ofte zijn de woorden Pauli selve, die hy uyt het voorgaende getuygenisse treckt. Dan de sin komt op een.
margenoot45
N. wanneer de menschen de Goddelicke saken na de selve willen afmeten.
margenoot46
Dat is, getoont dwaes te zijn: ofte oock door een rechtveerdigh oordeel tot dwaesheyt overgegeven. Siet Rom. 1. versen 21, 22.
margenootv
Matth. 11.25. Luc. 10.21.
margenoot47
D. in de schepselen van den Hemel ende aerde, door welcke Godt sijne wijsheyt sonderlinghe openbaert. Rom. 1.20.
margenoot48
N. alsoo het behoort ende ter salighheyt noodigh is. Rom. 1. versen 18.20.
margenoot49
Door haer natuerlick verstant ende reden.
margenoot50
D. door de predikinge des gekruysten Christi, die de wereltsche menschen voor dwaesheyt houden. vers 23.
margenootx
Matth. 12.38. ende 16.1. Ioan. 4.48.
margenoot51
Dat is, mirakelen. Siet Matth. 16.4. Ioan. 4.48.
margenoot52
D. redenen, die van het menschelick vernuft voor wijsheyt gehouden worden.
margenooty
Matth. 11.6. Ioan. 6.60, 66.
margenoot53
N. van wegen sijnen geringen ende verachten staet in de werelt, overmits sy een matigh Coninck in de werelt verwachten, die haer als kleyne Coningen over andere soude doen heerschen. Siet oock Luc. 2.34.
margenoot54
Namel. dat wy het leven door den doot van eenen gekruysten mensche souden verwerven.
margenoot55
N. niet alleen uytwendelick door het woort, want alsoo zijn oock de voorgaende, die verloren gaen, geroepen: maer oock inwendelick ende krachtelick door den Geest Godts, ende nae sijn voornemen. Rom. 8. versen 28, 30. ende hier versen 26, 27.
margenoot56
Hier door kan verstaen worden, ofte de predicatie van Christo, welcke te voren vers 18. oock de kracht Godts is genaemt: ofte, Christus selve, die de macht ende wijsheyt Godts genaemt wordt, om dat hy is het uytgedruckte beelt van den persoon des Vaders, door welcken hy sijne Goddelicke macht ende wijsheyt, in het verlossen des menschen, boven alle dingen heeft betoont. vers 30. Siet Prov. 1.8. Matth. 11.19. Luc. 11.49.
margenootz
Coloss. 2.3.
margenoot57
D. het gene de wereltsche menschen voor dwaesheyt rekenen, is wijser dan sy zijn met alle hare wereltsche wijsheyt.
margenoot58
D. het gene sy voor swack, ende van geener kracht houden om de menschen tot de saligheydt te brengen, is stercker ofte krachtiger dan sy met alle hare vermetele welsprekenheyt ende aensienelickheyt.
margenoot59
Ofte, siet uwe roepinge. D. hoe ghy geroepen zijt: ofte, de gene die geroepen zijn onder u, namelick tot de gemeynschap Christi, ende sijner Gemeynte.
margenoota
Ioan. 7.48. Iac. 2.5.
margenoot60
D. nae den uytwendigen staet ende achtinge der menschen.
margenoot61
D. de gene die de werelt-wijse voor dwase, swacke, onedele, etc. houden.
margenoot62
D. nae sijne eeuwige verkiesinge tot sijne Gemeynte gebracht.
margenoot63
D. betoonen soude dat het selve in saken der saligheydt voor Godt niet en gelt, maer ydel is.
margenoot64
D. dat soo geringh geacht wort, al of het niet en ware. 1.Cor. 3.7.
margenoot65
D. dat geacht wort yet, ofte wat groots te zijn.
margenoot66
Dat is, ydel ende onnut soude betoonen te zijn.
margenoot67
D. geen mensche. gelijck Galat. 2.16. N. al of’er yet in hem ware, waer door Godt beweeght soude zijn, om hem meer dese genade als andere te doen.
margenoot68
D. uyt sijne genade ende kracht: gelijck Rom. 11. vers 36. Siet 1.Ioan. 4. versen 1, 2, 4, 6.
margenoot69
D. met Christo door het geloove vereenight. Rom. 8.1.
margenootb
Ierem. 23.5. Ioan. 17.19.
margenoot70
D. een oorsake ende stoffe van alle rechte wijsheyt, ende rechtveerdigheyt, ende heylighmakinge.
margenoot71
Namel. van alle quaden ende elenden des lichaems ende der ziele, welcke volkomelick sal geschieden ten uytersten dage, die daerom de dagh der verlossinge genaemt wort, Ephes. 4.30. Siet oock Luc. 21.28. Rom. 8.23.
margenootc
Iesai. 65.16. Ierem. 9. versen 23, 24. 2.Cor. 10.17.
margenoot72
D. alles hem alleen toeschrijve, met dancksegginge. Ier. 9.23.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken