Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het vj. Capittel.

1 Paulus vermaent de Corintheren dat sy de genade, die haer van hem, als een gesante Christi, was aengedient, niet te vergeefs en souden ontfangen. 3 ende verhaelt hoe trouwelijck hy sijnen dienst hadde volbracht, selfs in ’t midden van alle swaricheden ende verdruckingen. 6 mitsgaders met hoedanige deughden ende crachten des Geests sijnen arbeydt was vergeselschapt geweest. 11 Verclaert voorder sijne groote genegenheyt tegen haer. 13 ende vereyscht deselve van haer weder tegens hem. 14 Vermaent haer, geen jock aen te trecken met de ongeloovige. 16 ende geen gemeynschap te hebben met den afgoden, dewijle de geloovige Godts Tempel zijn. 17 maer sich van die af te scheyden. 18 dewijle Godt haren Vader, ende sy sijne kinderen zijn.

1

ENde Ga naar margenoot1 wy [als] Ga naar margenoota Ga naar margenoot2 mede-arbeydende Ga naar margenoot3 bidden u oock Ga naar margenootb dat Ga naar margenoot4 ghy de genade Godts niet Ga naar margenoot5 te vergeefs en mooght ontfangen hebben.

2

Ga naar margenootc Want Ga naar margenoot6 hy seght, In den aengenamen tijdt hebbe ick u verhoort, ende in den dagh der salicheyt hebbe ick u geholpen: Ga naar margenoot7 siet nu is’t Ga naar margenoot8 de wel-aengename tijdt, siet nu is ’t de dagh der salicheyt.

3

Ga naar margenootd Wy en geven geenen aenstoot in eenich dinck, op dat Ga naar margenoot9 de bedieninghe niet Ga naar margenoot10 gelastert en worde:

4

Maer wy Ga naar margenoote als dienaers Godts, Ga naar margenoot11 maecken ons selven in alles aengenaem, Ga naar margenootf in vele verdraechsaemheyt, in verdruckingen, in nooden, in benautheden,

5

In slagen, in gevangenissen, in Ga naar margenoot12 beroerten, in arbeydt, in waken, in vasten.

6

In Ga naar margenoot13 reynicheyt, in kennisse, in lanckmoedicheyt, in goedertierenheyt, Ga naar margenoot14 in den heyligen Geest, in ongeveynsde liefde.

7

In Ga naar margenoot15 het woort der waerheyt, in Ga naar margenoot16 de cracht Godts, Ga naar margenoot17 door de wapenen der gerechticheyt aen de rechter ende aen de slincker [zijde].

8

Ga naar margenoot18 Door eere ende oneere, door quaedt geruchte ende goedt geruchte: als verleyders, ende [nochtans] waerachtige:

9

Als onbekende, ende [nochtans] bekent: Ga naar margenootg Ga naar margenoot19 als stervende, ende Ga naar margenoot20 siet wy leven: als getuchtiget, ende niet gedoodet:

10

Als droevich zijnde, Ga naar margenoot21 doch altijt blijde: Ga naar margenoot22 als arme, doch vele Ga naar margenoot23 rijck makende: als niets hebbende, ende nochtans Ga naar margenoot24 alles besittende.

11

Ga naar margenoot25 Onse mondt is open ghedaen tegen u, O Corintheren: ons’ herte is uytgebreydt.

12

Ga naar margenoot26 Ghy en zijt niet nauwe in ons, maer Ga naar margenoot27 ghy zijt nauwe in uwe ingewanden.

13

Nu [om] deselve vergeldinge [te doen] (ick spreke Ga naar margenooth als tot [mijne] kinderen) soo Ga naar margenoot28 wordet ghy oock uytgebreydet.

14

Ga naar margenooti En treckt niet Ga naar margenoot29 een ander jock aen met de ongeloovige. Ga naar margenootk Want wat mededeel heeft de gerechticheyt met de ongerechticheyt? ende wat gemeynschap heeft het licht met de duysternisse?

15

Ende wat t’samenstemminge heeft Christus met Ga naar margenoot30 Belial? ofte wat deel heeft de geloovige met den ongeloovigen?

16

Ofte wat t’samenvoeginge heeft Ga naar margenoot31 de tempel Godts Ga naar margenootl met den afgoden? Ga naar margenootm Want Ga naar margenoot32 ghy zijt de tempel Ga naar margenoot33 des levendigen Gods: gelijckerwijs Ga naar margenoot34 Godt geseght heeft, Ga naar margenootn Ick sal in haer woonen, ende ick sal onder [haer] wandelen: ende ick sal haer Godt zijn, ende sy sullen my een volck zijn.

17

Ga naar margenoot35 Daerom Ga naar margenooto gaet uyt het midden van haer, ende scheydet u af, seght de Heere, ende en raeckt niet aen ’tgene onreyn is, ende ick sal u lieden aennemen.

18

Ga naar margenootp Ende ick sal u tot een Vader zijn, ende ghy sult my tot sonen ende dochteren zijn, seght de Heere de Almachtige.

margenoot1
Hy begrijpt met hem Timotheum: uyt welckers name hy oock schrijft.
margenoota
1.Cor. 3.9.
margenoot2
Ofte, mede-werckende, Namel. met Godt, gelijck de Dienaers des woordts als instrumenten ende gesanten Godts oock elders genaemt worden. 1.Corinth. 3. versen 9, 10.
margenoot3
Ofte, vermanen,
margenootb
Hebr. 12.15.
margenoot4
Namel, die u door het Euangelium ende onsen dienst is aengheboden, ende van u ontfangen.
margenoot5
D. sonder behoorlicke vruchten van danckbaerheydt ende toe-neminge in den gheloove voort te brengen.
margenootc
Iesai. 49.8.
margenoot6
N. Iesai. 49.8. daer Godt de Vader alsoo spreeckt tot sijnen Sone, ende de opbouwinge van sijne Gemeynte door hem in sijne toekomste belooft.
margenoot7
Dit zijn nu de woorden Pauli, met welcke hy de voorgaende woorden verklaert, ende op den tijdt des Nieuwen Testaments past.
margenoot8
Ofte, de tijdt des welbehagens, gelijck het Hebreeusch woordt by Iesaiam eygentlick luydt, die Godt namentlick in sijn welbehagen bestemt hadde om de menschen alom door Christum ende sijne Dienaers tot bekeeringe te roepen, ende haer krachtelick door sijnen Geest daer toe te brengen. Actor. 2. versen 16, 17. ende 17.30, 31, etc.
margenootd
Rom. 14.13. 1.Corinth. 10.32
margenoot9
Namel. des Heyligen Euangeliums, die ons toebetrouwt is, ende van welcke hy in het eynde van het voorgaende capit. heeft gesproken.
margenoot10
Ofte, berispt, bestraft, gelijck het Griecx woort eygentlick mede-brengt: het welck plach te geschieden, wanneer het leven der Dienaren des woordts met hare leere niet over een en komt.
margenoote
1.Corinth. 4.1.
margenoot11
Gr. recommanderen wy ons selven: ofte maken dat wy na gedaene proeve goet gekent worden. Ofte, bewijsen.
margenootf
2.Cor. 11.23.
margenoot12
Ofte, verwerringen, onvastigheden: Waer door verstaen wordt de staet der gene die herwaerts ende derwaerts gejaeght ofte verdreven worden.
margenoot13
Ofte, kuyscheyt: also verhaelt de Apostel van hier voort de deughden, ende middelen waer door hy de vorige swarigheden is te boven gekomen.
margenoot14
Hier door verstaet hy de vrymoedigheyt ende vreught des Geests, die ons ondersteunt oock in het midden van alle verdruckingen. Ioan. 16.33. Rom. 5. versen 3, 4, 5. ende 14.17.
margenoot15
D. de predicatie des Euangeliums, gelijck Ioan. 17.17.
margenoot16
Namel. die dese predicatie der Apostelen vergeselschapte, niet alleen met teeckenen ende mirakelen. Hebr. 2. versen 3, 4. Maer oock met macht om de boose te wederstaen ende t’ onder te brengen, als met wapenen die machtigh waren in Gode, om van alle zijden de uytverkorene Christo te gewinnen, ende de andere van haer te weeren. 2.Corinth. 10. versen 4, 5, 6.
margenoot17
Ofte, door de rechter ende slincker wapenen der gerechtigheydt.
margenoot18
D. in het midden van eere ende oneere. Namel. eere by de vrome, ende oneere by de godloose ende wereldtsche menschen. Verstaet het selve onderscheyt oock in de volgende tegenstellingen: ende Siet een exempel in Christo Ioan. 7.12. ende in Paulo, Actor. 17. versen 18, 32.
margenootg
Psal. 118.18. Iesai. 26.19.
margenoot19
N. nae het oordeel der menschen voor doode gehouden.
margenoot20
N. door de bysondere genade ende beschuttinge Godts. Psal. 118.18.
margenoot21
D. getroost in Gode, Rom. 5.3. 1.Thess. 5.16.
margenoot22
N. na de wereltsche rijckdommen.
margenoot23
N. met geestelicke gaven.
margenoot24
N. in Christo, ende met Christo. 1.Cor. 3. versen 21, 22.
margenoot25
D. ick spreke vrymoedelick ende in ’t breede met u van alle mijne gelegentheden, ghelijck mijne genegentheyt ende goet herte tegen u oock groot is. Een Hebr. wijse van spreken.
margenoot26
D. ghy besittet ons herte in’t geheel. Wy doen ons herte voor u wijd open.
margenoot27
D. ghy en doet u herte niet genoech open, maer houdt dat noch ten deele gelijck ghesloten voor ons.
margenooth
1.Cor. 4.14.
margenoot28
N. in uwe ingewanden, ofte herte: om ons ghelijcke affectie ofte liefde toe te dragen.
margenooti
Deut. 7.2. 1.Cor. 5.9.
margenoot29
D. een jock, ofte gemeynschap met de gene die van ongelijcke Religie zijn, gelijck de afgodische Heydenen waren. Waer mede hy niet allerley gemeynschap en verbiet, want dat soude strijden met het gene hy geseght heeft, 1.Corinth. 5. vers 10. maer alleen sulcke ghemeynschap, waer door sy oock tot de gemeynschap van hare afgoderye, ofte andere sonden souden worden ghebracht, ofte de ongeloovighe in hare sonden gesterckt: ende is een gelijckenisse genomen uyt de Wet, Deut. 22.10. daer Godt verbiedt dat sy in het ploegen den osse ende den esel niet en souden t’samen voegen.
margenootk
1.Sam. 5. versen 1, 2. 1.Reg. 18.21. 1.Corinth. 10.21. Ephes. 5.11.
margenoot30
Dit is een Hebreeusch woort, ende betekent eenen die sonder jock is, ofte niemant nuttigh. Hier wort het genomen voor den Satan selve, die alle gehoorsaemheydt Godts van hem heeft geworpen. Siet 1.Sam. 1.16.
margenoot31
Namel. die tot den dienst des waren Godts is geheylight.
margenootl
1.Corinth. 10. versen 7, 14.
margenootm
1.Cor. 3.19. ende 6.12. Ephe. 21.11. Hebr. 3.6. 1.Petr. 3.5.
margenoot32
N. die in Christum gelooft. Ephes. 2. versen 21, 22. 1.Pet. 2.5.
margenoot33
D. die niet alleen selve leeft, maer allen een autheur des levens is. Act. 17.25. ende wordt dese tijtel hier Gode gegeven tegen de stomme ende doode afgoden.
margenoot34
Dese woorden zijn genomen ten deele uyt Levit. 26. versen 11, 12. ten deele uyt Ezech. 37.26.
margenootn
Exod. 29.45. Levit. 26.11. Ezech. 37.26.
margenoot35
Dese woorden zijn genomen uyt Iesai. 52.11. alsoo dat dese vermaninge Pauli uyt verscheyden plaetsen by een gevoeght is.
margenooto
Iesai. 52.11. Apoc. 18.4,
margenootp
Ierem. 31.1.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken