Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het Eerste Capittel.

1 Na het opschrift ende de gewoonlijcke groete. 3 verclaert d’Apostel de groote liefde, die hy Timotheo toedraecht, ende met bidden voor hem betoont. 4 als oock de oorsake waerom hy hem lief heeft, namelick om sijne Godtsalicheyt, daer in hy van kindts-been af van sijne groot-moeder ende moeder was opgevoedt. 6 Vermaent hem dat hy sijne gaven wil opwecken, 7 ende niet vreesen noch hem schamen de leere des Euangeliums vrymoedelick te prediken, ende om de selve verdruckinge te lijden. 9 Beschrijft tot dien eynde de voortreflickheyt onser roepinge ende de nutticheyt der selve leere. 11 Ende stelt hem oock voor sijn eygen exempel. 13 Vermaent hem oock dat hy de selve leere tot een voorbeelt wil houden, ende de selve vast bewaren. 15 Verklaert dat alle die uyt Asien te Roomen by hem waren hem verlaten hadden. 16 Doch dat Onesiphorus hem getrouwelick was by gebleven. 18 waerom hy Godt bidt dat hy sulcx hem genadelick wil vergelden.

1

PAULUS een Apostel Iesu Christi, Ga naar margenoot1 door den wille Godts, Ga naar margenoot2 na de belofte des levens dat in Christo Iesu is,

2

Ga naar margenoot3 Timotheo [mijnen] geliefden Ga naar margenoot4 sone Ga naar margenoota genade, barmherticheyt, vrede zy [u] van Godt den Vader, ende Christo Iesu onsen Heere.

3

Ga naar margenoot5 Ick dancke Godt, Ga naar margenootb dien ick diene Ga naar margenoot6 van [mijne] voorouderen aen Ga naar margenoot7 in een reyne conscientie, Ga naar margenootc gelijck ick sonder ophouden uwer gedachtigh ben in mijne gebeden nacht ende dagh:

4

Zeer begeerigh zijnde om u te sien, als ick gedencke aen uwe Ga naar margenoot8 tranen, op dat ick magh Ga naar margenoot9 met blijdtschap vervult worden:

5

Ga naar margenoot10 Als ick my in gedachtenisse brenge het Ga naar margenoot11 ongeveynst geloove dat in u is, het welck eerst Ga naar margenoot12 gewoont heeft in uwe Ga naar margenoot13 groot-moeder Lois, ende uwe moeder Ga naar margenoot14 Eunice: ende Ga naar margenoot15 ick ben versekert dat het oock in u [woont].

6

Om welcke oorsake ick u indachtigh make dat ghy Ga naar margenoot16 opweckt Ga naar margenoot17 de gave Gods, Ga naar margenootd Ga naar margenoot18 die in u is door de opleggginge Ga naar margenoot19 mijner handen.

7

Ga naar margenoote Want Godt en heeft ons niet gegeven Ga naar margenoot20 eenen geest der vreesachticheyt, maer Ga naar margenoot21 der cracht, ende der liefde, ende Ga naar margenoot22 der gematichtheyt.

8

Ga naar margenootf En schaemt u dan niet Ga naar margenoot23 der getuygenisse onses Heeren, noch mijnes, Ga naar margenootg die Ga naar margenoot24 sijn gevangen ben: maer lijdt Ga naar margenoot25 verdruckingen

[Folio 125v]
[fol. 125v]

met den Euangelio Ga naar margenoot26 na de kracht Godts:

9

Ga naar margenooth Die ons heeft Ga naar margenoot27 saligh gemaeckt, ende Ga naar margenoot28 geroepen Ga naar margenoot29 met eene heylige roepinge: Ga naar margenoot30 niet na onse wercken, Ga naar margenoot31 maer na sijn eygen voornemen ende Ga naar margenoot32 genade, Ga naar margenoot33 die ons gegeven is Ga naar margenoot44[34] in Christo Iesu Ga naar margenoot35 voor de tijden der eeuwen:

10

Ga naar margenooti Doch nu geopenbaert is door Ga naar margenoot36 de verschijninge onses Salichmakers Iesu Christi, Ga naar margenootk die Ga naar margenoot37 den doot heeft Ga naar margenoot38 te niete gedaen, ende Ga naar margenoot39 het leven ende de onverderflickheyt Ga naar margenoot40 aen ’t licht gebracht door het Euangelium.

11

Ga naar margenootl Ga naar margenoot41 Waer toe ick Ga naar margenoot42 gestelt ben een Prediker, ende een Apostel, ende een Leeraer der Heydenen:

12

Om welcke oorsake ick oock Ga naar margenoot43 dese dingen lijde: maer en worde Ga naar margenoot44 niet beschaemt. Want ick weet Ga naar margenoot45 wien ick gelooft hebbe, ende ick ben versekert dat hy Ga naar margenoot46 machtigh is Ga naar margenoot47 mijn pandt by [hem] wechgeleght te bewaren tot Ga naar margenoot48 dien dagh.

13

Ga naar margenootm Ga naar margenoot49 Houdt het voor-beeldt der gesonde woorden, die ghy van my gehoort hebt, Ga naar margenoot50 in geloove ende liefde Ga naar margenoot51 die in Christo Iesu is.

14

Ga naar margenoot52 Het goede pandt Ga naar margenoot53 dat [u] toebetrouwt is, bewaert Ga naar margenoot54 door den heyligen Geest, Ga naar margenoot55 die in ons woont.

15

Ghy weet dit Ga naar margenootn dat Ga naar margenoot56 alle die in Asia zijn, haer van my Ga naar margenoot57 afgewent hebben: onder dewelcke is Phygellus ende Hermogenes.

16

De Heere geve Ga naar margenoot58 den huyse Ga naar margenooto Onesiphori Ga naar margenoot59 barmherticheyt: want hy heeft my dickmael Ga naar margenoot60 verquickt, ende heeft sich Ga naar margenoot61 mijner keten niet geschaemt.

17

Maer als hy te Roomen gecomen was, heeft hy my seer neerstelick Ga naar margenoot62 gesocht, ende heeft [my] gevonden.

18

De Heere geve hem Ga naar margenoot63 dat hy barmherticheyt vinde Ga naar margenoot64 by den Heere, Ga naar margenoot65 in dien dagh: ende hoe vele hy [my] Ga naar margenoot66 te Ephesen gedient heeft weet ghy Ga naar margenoot67 seer wel.

margenoot1
D. die van Godt selve, nae sijn believen, tot het Apostelschap verkoren ende beroepen ben. Siet Rom. 1.1. Gal. 1. versen 1, 15.
margenoot2
D. om te verkondigen het Euangelium, in welck voorgestelt wort de belofte des eeuwigen levens, die Godt ghedaen heeft aen alle de gene die in Christum Iesum gelooven. siet Rom. 1. versen 2, 16. Tit. 1. versen 1, 2, 3.
margenoot3
Van desen siet Actor. 16.1. Rom. 16.21. 1.Cor. 4.17. 2.Cor. 1.1. Philip. 2.19. 1.Timoth. 1.2. ende doorgaens in de Handelinghen der Apostelen, ende in de Sendt-brieven Pauli.
margenoot4
Gr. kindt. Siet 1.Timoth. 1.2. Alsoo noemt hem den Apostel, die nu een oudt man was, Philem. vers 9. om dat hy noch jonck was, 1.Thimoth. 4.12. ende om dat hy hem door het Euangelium hadde ghebaert, ende tegen hem vaderlick gesint was, gelijck het woordt geliefde oock te kennen geeft.
margenoota
Galat. 1.3. 1.Timoth. 1.2. 1.Petr. 1.2.
margenoot5
Aldus kan dit oock overgeset worden, uyt vergelijckinge van dese plaetse met Rom. 1. versen 8, 9, 10. Ick dancke Godt voor u. Ende Godt is mijn getuyge, dien ick diene, etc. hoe ick sonder ophouden uwer gedachtigh ben, etc. Ofte, dese woorden Ick dancke Godt konnen gevoeght worden by het vijfde volgende vers.
margenootb
Actor 22.3. Rom. 1.9.
margenoot6
D. nae het exempel der heylige Patriarchen, Propheten, ende geloovige Ioden in den Ouden Testamente, van welcke ick afkomstigh ben. Siet Actor. 22.3. 2.Corinth. 11.22. Philip. 3.5.
margenoot7
Dat is, gereynight zijnde door den Heyligen Gheest ende het bloedt Iesu Christi, Hebr. 9.14. ende 10.22. Het welck moet verstaen worden van den tijdt sijner bekeeringe: hoe wel hem eenighsins een goede conscientie kan toegeschreven worden voor sijne bekeeringe, om de redenen verklaert. Actor. 23.1.
margenootc
1.Thes. 1.2. ende 3.10.
margenoot8
N. die ghy om mijnent wille dickwils gestort hebt, hoorende van mijne verdruckinghen, ende voornamelick als ghy van my scheyddet, Siet Actor. 20. versen 37, 38.
margenoot9
Namel. als ick u weder sal moghen sien.
margenoot10
Gr. gedachtenisse nemende van uw’ geloove.
margenoot11
Dit wist d’Apostel uyt menichvuldige ervaringhe sijner oprechticheyt.
margenoot12
D. altijt ende geduerighlick in haer is gheweest, ende gelijck als een vaste woonstede in haer herte genomen hadde.
margenoot13
Namelick, van wegen uwe moeder. want sijn vader was van Griecksche ofte Heydensche afkomste ende religie. Siet Actor. 16.1.
margenoot14
Die een geloovige Ioodsche vrouwe wort ghenaemt. Actor. capit. 16. vers 1.
margenoot15
Namelick, door alle de overvloedige betooningen van de oprechtigheydt uwes geloofs, die niet toe en laten eenighsins daer aen te twijfelen.
margenoot16
Het Griecx woordt anazopyrein, het welck de Apostel hier gebruyckt, beteeckent eygentlick een kleyn vyer, dat by nae uytgegaen is, ofte onder de asch gherekent, door blasen wederom levendigh ende brandende maecken. Een seer bequame gelijckenisse, waer door aengewesen wort, dat alsoo oock de gaven des Heyligen Geests door bidden, aenhouden in het lesen, ende vlijtige bedieninge onser beroepinge, vermeerdert, ende als brandende gemaeckt worden.
margenoot17
Siet 1.Tim. 4.14.
margenootd
Actor. 6.6. ende 8.17. ende 13.3. ende 19.6. 1.Timoth. 4.14. end 5.22.
margenoot18
D. die ick met dese Ceremonie vande oplegginge der handen te kennen hebbe gegeven, door de werckinge des heyligen Geests in u te zijn: ende die, door de krachtige gebeden der Gemeynte by dese Ceremonie ghevoecht, van Godt in u noch sullen vermeerdert worden.
margenoot19
In den eersten Sendt-brief cap. 4.14. seght de Apostel des Ouderlinghschaps: het welck beyde waer is, alsoo de Apostel Paulus hem de handen heeft opgeleght in tegenwoordigheyt ende uyt den name van de gantsche vergaderinge der Ouderlingen, als zijnde de voornaemste onder de selve, ende boven dien een Apostel.
margenoote
Rom. 8.15.
margenoot20
Dat is, een beweginge des herten ende des gemoets, die als’se quaet is, van den boosen, ende als’se goet is, van den heyligen Geest in de menschen gewrocht wordt, ende daer van geest genaemt wordt.
margenoot21
Dat is, der sterckte ende kloeckmoedicheyt des herten in het bedienen van ons ampt, midden onder alle vyanden, gevaren, ende verdruckingen.
margenoot22
Gr. sophronismou, waer door eyghentlick verstaen wordt een ghematight ofte gesont verstandt, welck by de kloeckmoedicheydt moet gevoeght worden, op dat de selve niet in roeckeloosheyt, tieren, rasen, ende onbescheydenheyt en verandere.
margenootf
Rom. 1.16.
margenoot23
D. der leere des Euangeliums, in welcke getuyght wordt wie onse Heere ende Salichmaker is, ende hoe de Heere sijne macht, wijsheydt, rechtveerdigheydt, ende barmhertigheydt aen de menschen betoont. Siet Psal. 19.8. ende 119.2. 1.Corinth. 1.6. ende 2.1.
margenootg
Act. 21.33. Ephes. 3.1. ende 4.1. Colos. 4.18. Philem. verssen 1, 9, 13.
margenoot24
D. om sijnent wille ghevangen.
margenoot25
D. die het Euangelium selve, ende om des Euangeliums wille onderworpen zijn alle de gene, die het selve prediken, aen-nemen, ende belijden. 2.Timoth. 3.12.
margenoot26
Dat is, nae dat u Godt sterckte verleent om die verdruckingen lijdsamelick ende stantvastelick te verdragen. Dit doet hy daer by op dat wy sulckx onse eygene krachten niet toe en schrijven. Siet Phil. 1.29. 1.Tim. 1.12.
margenooth
Ephes. 1.3. Tit. 3. versen 4, 5, 6.
margenoot27
N. door sijnen Sone Iesum Christum.
margenoot28
N. uyterlick door de predikinghe des Euangeliums, ende inwendelick door de krachtige werckinge sijnes Geests.
margenoot29
D. die in haer selven heyligh is, ende die ons roept tot heylicheydt. Luc. 1. vers 75. Ephes. 1.4. Colos. 1.22.
margenoot30
N. die als een voorgaende ofte voorghesiene oorsaecke dese roepinge souden verdienen, ofte Godt daer toe souden hebben beweeght. Siet Rom. 9.12. Ephes. 2.9. Tit. 3.5.
margenoot31
D. nae dat het hem belieft ende behaeght heeft van eeuwigheyt, by hem selven, over ons te besluyten. Siet Rom. 8.28. ende 9.11. Ephes. 1.11. ende 3.11.
margenoot32
Dat is, genadigh voornemen, welckes eenige ende eerste bewegende oorsake is de onverdiende genade ende barmhertigheydt Godts. Rom. 6.23. ende 11.5, 6. Gal. 1.15. Ephes. 1.6. Tit. 3.7.
margenoot33
D. die Godt in sijnen raedt voorgenomen ende besloten heeft ons te geven. Siet dierghelijcke Ioan. 17.24. want dese ghenade is ons met der daedt niet van eeuwigheydt, maer in den tijdt gegeven, wanneer wy dadelick geroepen worden: maer wordt also geseght, om dat dese dadelicke gevinge geschiet nae dat eeuwigh voornemen Godts, het welck so vast gaet als of het alreede volbracht ware.
margenoot44[34]
Dat is, om den selver vruchten door Iesum Christum te verkrijgen. Siet voorder Ephes. 1.4.
margenoot35
Dat is, van eeuwigheydt, ofte, gelijck hy elders spreeckt voor de gront-legginge der werelt. Ephes. 1.4.
margenooti
Rom. 16.25. Ephes. 1.9. ende 3.9. Coloss. 1.26. Tit. 1.2. 1.Petr. 1.20.
margenoot36
Namel. in den vleesche in sijne eerste toekomste.
margenootk
Iesa. 25.8. Hebr. 2.14.
margenoot37
Namelick, de eeuwige doodt.
margenoot38
Namelick, door sijn doodt. Hebr. 2.14. Verstaet, ten aensien van de geloovige, die door hem van de selve verlost ende bevrijt zijn. Want op de ongeloovige blijft de toorn Godts. Ioan. 3.36.
margenoot39
N. het eeuwige leven, gelijck het volgende woort onverderflickheyt, tot verklaringe bygevoegt, uytwijst.
margenoot40
D. te wege heeft gebracht door sijne verdiensten, ende te voorschijn gebracht ofte bekent gemaeckt, door de predicatie des Euangeliums.
margenootl
Actor. 9.15. ende 13.2. ende 22.21. Galat. 1.15. ende 2.8. Ephes. 3.8. 1.Tim. 2.7.
margenoot41
D. om welck Euangelium te prediken, voornamelick onder de Heydenen.
margenoot42
N. van Godt, die my daer toe afgesondert, beroepen, ende verordineert heeft. Siet Actor. 13.2. Rom. 1.1. Galat. 1.1.
margenoot43
D. dese verdruckingen ende banden.
margenoot44
Ofte, ick en schame my des niet.
margenoot45
Dat is, op wiens toeseggingen ick vertrouwt hebbe.
margenoot46
D. dat hy niet alleen den wille en heeft, ’t welck uyt sijne toeseggingen blijckt, maer oock de macht om die te volbrengen.
margenoot47
D. de eeuwige gelucksaligheyt ende heerlickheyt, die Godt sijne kinderen ende getrouwe dienaren belooft heeft, ende van hem in den hemel als een toevertrouwt pant voor haer wechgelegt is, ende getrouwelick bewaert wort.
margenoot48
N. der toekomste Christi ten oordeele, wanneer hy het selve haer sal geven om dadelick ende eeuwelick te besitten.
margenootm
2.Tim. 3.14.
margenoot49
D. houdt altijt in uwen sin een kort begrijp der gesonde leere, waer in de voornaemste hooftstucken der selve in het korte gelijck als ontworpen ende afgebeelt zijn, waer nae ghy uwe leeringen mooght richten. Ofte, gelijck sommige uytleggen, laet de gesonde woorden, dat is, de gesonde leere, die ghy van my gehoort hebt, ende de maniere die ick in’t leeren houde, u een voorschrift zijn, het welck ghy in ’t leeren volget.
margenoot50
Dit zijn twee hooftstucken, waer toe alle de artijkelen ofte stucken der ghesonde leere gebracht konnen worden, en waer in de selve begrepen zijn. Siet Tit. 3.8.
margenoot51
D. welck geloove Christum Iesum tot een fondament heeft, ende welcke liefde om Christi wille betoont moet worden. Siet. 1.Tim. 1.14.
margenoot52
N. der gesonde Leere. Siet 1.Tim. 6.20.
margenoot53
N. van Godt, om wel te bewaren, ende andere suyverlick ende getrouwelick mede te deelen.
margenoot54
Dit doet hy daer by, op dat Timotheus dese bewaringe niet hem selven, ofte sijne krachten soude toeschrijven, alsoo dit in ons een werck ende gave des H. Geests is, Rom. 15.13. 1.Cor. 12.3.
margenoot55
Siet Rom. 8. versen 9, 11. 1.Cor. 3.16.
margenootn
Act. 19.10.
margenoot56
D. meest alle dienaers des Euangeliums, die ofte van Asien zijn, ofte nu in Asien te Ephesen ende elders haer onthouden. Siet de aenteeck. op Actor. 20.4.
margenoot57
Dat is, verlaten hebben, sonder my in mijnen dienst, ofte verantwoordinge by te staen. Diergelijcke klachte siet capit. 4. 10. 16.
margenoot58
D. het gantsche huysgesin, het welck des huysvaders goet exempel in Paulum te verquicken sonder twijfel nagevolght heeft.
margenooto
2.Tim. 4.19.
margenoot59
D. alles goets nae lichaem ende ziele, het welck soo genaemt wort, om dat Godt den menschen het selve niet uyt verdiensten, maer uyt genadige onferminge verleent. Siet 1.Tim. 1.2.
margenoot60
Het Griecx woort beteeckent eygentlick, heeft my verkoelinge gedaen. Een gelijckenisse van de gene die verhittet zijnde door de verkoelinge verquickt worden. Siet Psal. 39.14. ende 66.12. Actor. 3.19.
margenoot61
Dat is, mijnes vernederden staets in mijne gevangenisse. Siet van dese keten, de aenteeck. op Actor. 28.16.
margenoot62
N. also Roomen een seer groote stadt was ende vol volcks uyt de geheele werelt.
margenoot63
Siet het 16 vers.
margenoot64
D. by hem, die onse Heere ende Rechter is.
margenoot65
N. als dese Heere de levendige ende doode sal oordeelen, ende de straffen ende de belooningen sal uytdeelen.
margenoot66
N. boven den dienst die hy my daer nae hier te Roomen heeft bewesen.
margenoot67
Gr. beter.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken