Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Het x. Capttel.

1 Nae dat de plagen verhaelt zijn, die onder de seste basuyne de Christenheyt uyt Oosten ende Westen souden overkomen, soo wort nu in dit Capittel verhaelt ’t gene tot troost der Gemeynte onder de selve basuyne, noch soude volgen. Ende voor eerst wert een Engel gesien van den hemel af-komende in groote heerlickheyt, met een open boecxken in de handt. 3 die met een groote stemme roept, waer op seven donder-slagen volgen. 5 ende sweert by dien die in eeuwigheydt leeft, datter geenen tijdt meer en soude zijn na dat de sevende basuyne soude gebasuynt hebben. 8 Geeft daer nae het open boecxken aen den Apostel, om op te eten. 10 ’t welck wel soet was in den mont, maer bitter inden buyck. 11 Daer na verklaert hy aen den Apostel, dat hy wederom moest propheteren.

1

ENde ick sagh Ga naar margenoot1 eenen anderen stercken Engel af-komende vanden Hemel, die Ga naar margenoot2 bekleet was met een wolcke: ende Ga naar margenoot3 een regen-boge was boven [sijn] hooft: ende sijn aenghesichte was als Ga naar margenoota de Sonne, ende sijne voeten waren als Ga naar margenootb pilaren van vyer.

2

Ende hy hadde in sijne handt Ga naar margenoot4 een boecxken dat geopent was: ende hy settede Ga naar margenoot5 sijnen rechteren voet op de zee, ende den slinckeren op de aerde.

3

Ende Ga naar margenoot6 hy riep met een groote stemme, gelijckerwijs een leeuw brult: ende als hy geroepen hadde, Ga naar margenoot7 spraken de seven donder-slagen hare stemmen.

4

Ende doe de seven donder-slagen hare stemmen gesproken hadden, soo soude ickse geschreven hebben: ende ick hoorde eene stemme uyt den Hemel, die tot my seyde, Ga naar margenootc Ga naar margenoot8 Verzeghelt ’t gene de seven donder-slagen gesproken hebben, Ga naar margenoot9 ende en schrijft dat niet.

5

Ga naar margenootd Ende de Engel dien ick sagh staen op de zee, ende op de aerde, Ga naar margenoot10 hief sijne hant op na den Hemel,

6

Ende hy swoer by Dien die leeft in alle eeuwigheyt, die den Hemel geschapen heeft ende ’t gene daer in is, ende de aerde ende ’t gene daer in is, ende de zee ende het gene daer in is, Ga naar margenoote dat daer Ga naar margenoot11 geen tijdt meer en sal zijn:

7

Maer Ga naar margenoot12 in de dagen der stemme des sevenden Enghels, wanneer hy basuynen sal, Ga naar margenoot13 so sal de verborgentheyt Godts vervult worden, gelijck hy sijnen dienstknechten den Propheten verkondight heeft.

8

Ende de stemme die ick gehoort hadde uyt den Hemel, sprack wederom met my, ende seyde, Gaet henen, Ga naar margenoot14 neemt het

[Folio 158r]
[fol. 158r]

boecxken, dat geopent [ende] in de handt is des Engels die op de zee ende op de aerde staet.

9

Ende ick ginck henen tot den Engel, segghende tot hem, Geeft my dat boecxken. Ende hy seyde tot my, Ga naar margenootf Neemt dat ende Ga naar margenoot15 eet het op: ende het sal uwen buyck bitter maken, maer in uwen mondt sal het soet zijn als honich.

10

Ende ick nam dat boecxken uyt de handt des Engels, ende ick at dat op: ende het was Ga naar margenoot16 in mijnen mondt soet als honich, ende als ick het ghegeten hadde, wiert mijnen buyck bitter.

11

Ende hy seyde tot my, Ga naar margenoot17 Ghy moet wederom propheteren voor vele volcken, ende natien, ende talen, ende coningen.

margenoot1
Dese meynen sommighe dat de Engel Gabriel geweest is, om dat sijn naem een stercke Godts beteeckent: Doch meest andere uytleggers verstaen by desen Engel den Heere Christum selve, die hier in een Gesichte verschijnt als dalende uyt den Hemel, tot troost van sijne Gemeynte, niet in sijne eygene menschelicke natuere, welcke de hemel moet behouden tot de oprechtinge aller dingen. Act. 3.21. maer ten aensien van sijne werckingen, die in dit gesichte bequamelick worden uytgedruckt, gelijck cap. 1.13, 15 ten deele verklaert is: ende ghelijck hy van sijne gheduerige tegenwoordigheyt in sijne Ghemeynte spreeckt Matth. 18.20. ende 28.20. Want te voren is hy in de ghedaente van een Lam, ende van een Priester des hemels den Apostel verschenen, om dat hy als een tusschen-sprake, ende voorbidder by den Vader, in de voorgaende Gesichten, is aengesien. Maer van nu voort wordt hy somwijlen als een sterck Enghel, ofte gesante sijnes Vaders, in sijne heerlickheyt vertoont: somwijlen als een Coning der Coningen, ende een overwinner van alles: somwijlen als de Bruydegom sijner Gemeynte, om dat hy in het vervolgh, als een uytvoerder van Godtsbesluyten over sijne Gemeynte, ofte over de vyanden der selve wort ingevoert.
margenoot2
N. tot een teecken van sijne Majesteyt, gelijck hy in de wolck-columne het heyr der Israeliten is voorgegaen. Exod. 13.21, etc. ende in den Tempel is verschenen 2.Par. 5.13. ende 7.1. ende ten uytersten dage oock met de wolcken sal komen als een Rechter van alle, gelijck hier voor betuyght wort capit. 1.7.
margenoot3
Van dese ende volgende eygenschappen siet hier voor capit 1.15, 16. ende 4.3.
margenoota
Matth. 17.2.
margenootb
Apoc. 1.5.
margenoot4
Sommige verstaen hier door het selve boeck der voorsienigheyt Godts, dat te voren met zegelen was verzegelt, ’t welck nu open is in de handt Christi, om dat niemandt in hemel ende aerde het selve en konde openen, dan het Lam dat geslachtet was, ghelijck getuyght is capit. 5.3. het welck daerom hier een boecxken wort genaemt, om dat een groot deel daer van te voren was geopenbaert, ende dat nu noch maer een deel overigh was te openbaren. Andere nemen het voor het boeck des Euangeliums, het welck ten tijden doe de Antichrist op sijn hooghste was, als een besloten boeck voor de Gemeynte is geweest, maer van desen tijdt aen dat de Turcken tegen de Christenheydt zijn in-gebroken, gelijck in het voorgaende capit. is aengeteeckent, is ’t wederom door eenige bysondere mannen Godts meer ende meer den gemeynte geopent, ende naeckter voorgestelt geworden.
margenoot5
N. tot een teecken dat hy van nu voortaen openbare possessie ende besit nam van aerde ende zee, van ’t vaste lant ende eylanden, om sijne waerheydt ende leere op beyde wederom voort te setten.
margenoot6
N. die niemant en soude konnen verhinderen om gehoort te worden.
margenoot7
N. eenige verborgentheden, ofte voorseggingen van toekomende dingen. Want dese donderslagen en hebben niet alleen een geluyt gegeven, maer zijn met een sprekende stemme gevoeght geweest, gelijck uyt het volgende vers blijckt, Siet diergelijck cap.1.10, 11.
margenootc
Dan. 8.26. ende 12.4.
margenoot8
Dierghelijck verbodt is te lesen Dan. 8.26. ende 12.4. waer door de ghewichticheyt der dingen die de donderslagen uytgesproken hadden, wort te kennen gegeven, welcke veel meer door de uytkomste der selve, dan door de voorseggingen in de Gemeynte, moesten bekent worden.
margenoot9
Sommige boecken hebben ende ghy sult het daer na schrijven: ende daerom meynen eenige dat het gene hier verzegelt wort, daer na eerst in’t 14 cap, soude beschreven worden: te meer om dat cap. 1.1. wort betuyght dat dese Openbaringe Christo Iesu is gegeven, om die sijnen dienaren bekent te maken, niet om die te verswijgen, Siet oock hier na cap. 22.10.
margenootd
Dan. 12.7.
margenoot10
N. nae de gemeyne wijse van doen by den ouden in’t eedt-sweeren gebruycklick. Siet Genes. 14.22. Dan. 12.7. jae Godt selve spreeckt alsoo van hem selven Exod. 6.7.
margenoote
Apocl. 11.15.
margenoot11
N. nae het basuynen des sevenden Engels, ghelijck het volgende vers verklaert: het welck eenige verstaen van den tijt die door den loop des hemels wort afgemeten in dagen, maenden, ende jaren: welcke tijdt met het eynde der werelt sal eyndigen. Andere verstaen het van den tijdt der bekeeringe, die den menschen nae desen tijdt niet meer en sal worden vergunt: het welck daerom met sulcken eedt hier van den Engel wort bevestight, op dat de menschen met ernst daer op als nu souden letten. Eenige verstaen het oock niet onbequamelijck van den tijdt der vervolginge ende verdruckinge van Godts Gemeynte door den Antichrist ende de werelt: ende dat de Engel daerom het selve alsoo be-eedight, om de Gemeynte hier van te versekeren, ende daer door te troosten, gelijck Christus oock doet. Luc. 21.28
margenoot12
Dese, nae het gevoelen van vele, sal zijn de stemme des Archangels ten uytersten daghe, waer nae de opstandinge der dooden ende het laetste oordeel sal volgen, met de volle verlossinge ende verheerlickinge der Gemeynte Christi. 1.Cor. 15.52. 1.Thess. 4.16.
margenoot13
Vele verstaen dit gelijck te voren verklaert is, van al het gene de Gemeynte Christi soude overkomen in dese werelt, ende van al het ghene door de Propheten is voorsegt, ’t welck met dese basuyne sal eyndigen. Andere meynen, also van de Propheten oock voorseght is, dat het huys Iacobs tot den Heere sal bekeert worden, dat de gantsche Gemeynte Christi, bestaende uyt Ioden ende Heydenen noch over alle hare vyanden, selfs in dese werelt, sal triumpheren, ende verstaen dese woorden alsoo, dat sulcx in het begin van dese basuyne noch sal geschieden, ende dat Christus eerst daer na sal verschijnen, om het oordeel te spreken over alle vleesch. Doch dit gevoelen en komt niet over een met ’t gene doorgaens inde Schrifture gesegt wort vanden staet der Gemeynte Christi op deser aerden, overmits de Gemeynte Christi geen vaste ruste in dese werelt ergens belooft en wort, maer een geduerige strijdt tegen hare vyanden, selfs oock als de Ioden tot Christum sullen bekeert zijn, welcke bekeeringe sommighe onder de seste basuyne stellen. Maer hier van sal capit 20. breeder gsproken worden.
margenoot14
Namel. daer van hier voren in het 2 vers gesproken is: waer van siet oock aldaer de verklaringe.
margenootf
Ezech. 3.1.
margenoot15
Dese woorden zijn ghenomen uyt Ezech. capit. 3. vers 1. daer dierghelijck den prophete gheschiet. Ende wort daer door verstaen dat hy het selve boeck neerstelick moest oversien, overleggen, verstaen, ende erkauwen.
margenoot16
Hier door wordt te kennen gegeven, dat de kennisse der verborgentheden Godts wel aengenaem is ende vermakelick, maer dat daer nae de werckingen die daer opvolgen, den kinderen Godts dickmael swaer ende bitter zijn, als daer is de verloocheninge onses selfs, ende de verdruckingen ende vervolgingen die haer daer uyt overkomen. Oock de straffen selve die den vervolgers ghedreyght worden, zijn oock dickmael bitter ende droevigh om hooren voor de kinderen Godts, ghelijck Ezechiel capit. 3.15. in sijn gemoet bedroeft is, als hy klaeght over de halsterrigheydt der Ioden teghen sijne predicatien, ende Paulus over de halsterrigheydt der Ioden van sijnen tijt. Rom. 9.2.
margenoot17
Dit verstaen sommige van Ioanne, die uyt sijn bannissement weder soude vrygelaten worden om het Euangelium alom vryelick te mogen verkondigen. Doch alsoo hier van Propheteren onder de seste basuyne wort gesproken, soo nement andere bequamelicker voor eene voorsegginge, die onder den persoon van Ioannes tot de Leeraers van alle geslachten geschiet, welcke in den tijdt van de seste basuyne weder souden te voorschijn komen, ende het Euangelium uyt de verdruckinge ende duysternisse des Antichristendoms allenghskens aen het klare licht brengen, gelijck in het volgende cap. naerder sal worden verklaert, waer van dit capittel een voorbereydinge is.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken