Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637) (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.00 MB)

ebook (11.07 MB)

XML (23.68 MB)

tekstbestand






Editeur

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

vertaling
non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)

(2008)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[Folio 38v]
[fol. 38v]

Het xxvij. Capittel.

1 De gebreken tusschen coopers ende vercoopers. 4 Hoe een mensch aen sijne woorden beproeft, ende bekent wort. 12 By wien men hem houden, ende van wien men hem wachten moet. 16 Heymelicke saken der vrienden en moetmen niet openbaer maken. 23 Waer aen een geveynst vriendt kan gekent worden. 26 Wie quaet doet, dien sal oock het quade bejegenen.

1

VEle hebben gesondicht om een middelmatige sake, ende die soeckt [sijn goet] te vermeerderen sal sijne ooge afwenden.

2

[Gelijck] een nagel tusschen de voegen der steenen vast gesteken wort, [alsoo] oock sal de sonde tusschen vercoopen ende coopen worden gewreven.

3

Indien yemant hem niet neerstich aen de vreese des Heeren en houdt, soo sal zijn huys haestelick omgekeert worden.

4

Als men een zifte schudt, so blijft de vuylicheyt daer in: alsoo [blijft] des menschen vuylicheyt in sijne uytsprake.

5

De oven proeft de vaten des pottebackers: maer de mensche wort versocht in sijne tsamen-sprekinge.

6

[Gelijck] de vrucht des booms doet blijcken hoe men dien heeft gepleeght, [alsoo] oock de uytsprake der gedachten [doet blijcken] wat in ’t herte des menschen is.

7

En prijst niemandt eer hy spreeckt: want hier aen worden de menschen versocht.

8

Indien ghy ’t gene recht is najaget, so sult ghy ’t selve achterhalen, ende sult het aentrecken als eenen langen heerlicken tabbaert.

9

’Tgevogelte nestelt by sijns gelijcken, ende de waerheyt comt weder tot de gene die’se betrachten.

10

Een leeuw loert op de jacht, alsoo [loert] de sonde op de gene die boosheyt wercken.

11

Des godtvreesenden verhael is altijt van wijsheyt: maer de dwase verandert gelijck de Mane.

12

Onder de onverstandige neemt den tijdt waer: maer houdt u steedts onder de bedachtsame.

13

Het verhael der sotten is verdriet: ende haer lacchen [bestaet] in dertelheyt der sonde.

14

De spraeck des genen die veel sweert, doet de hayren over eynde staen: ende haren strijt maeckt datmen de ooren toestoppen moet.

15

De twist der hooveerdigen [brenght] bloetvergietinge, ende haer schelden is moeyelick om hooren.

16

Wie heymelicke dingen openbaert, die verliest sijn geloove: ende en sal geenen vriendt vinden na sijn herte.

17

Hebt uwen vriendt hertelick lief, ende zijt hem getrouw.

18

Maer indien ghy sijne heymelicke saken soudt geopenbaert hebben, soo en volght hem niet na.

19

Want gelijckerwijs een mensche sijnen vyandt verliest, alsoo heeft hy sijnen naesten verloren.

20

Ende gelijck als of ghy eenen vogel uyt uwe handt los gelaten hadt, alsoo hebt ghy uwen naesten verlaten, ende en sult hem niet [weder] vangen.

21

En volght hem niet, want hy is verre van u wech, ende ist ontvloden gelijck een Ree uyt den strick.

22

Want een wonde kan men verbinden, ende voor een scheldtwoordt is versoeninge, maer die heymelicke saken openbaert, heeft sijn geloove verloren.

23

Wie met de ooge wenckt, die smeedt boose dingen, ende wie dien kent sal van hem afwijcken.

24

Voor uwe oogen sal sijnen mondt soet spreken, ende hy sal hem over uwe woorden verwonderen: maer daer na sal hy anders spreken, ende maken dat in uwe woorden aenstootingen zijn.

25

Ick hate [sulck eenen] zeer, ende en vergelijcke niemandt by hem, ende de Heere sal hem haten.

26

Wie eenen steen in de hoochte werpt, die werpt hem op sijn eygen hooft: [alsoo] oock een bedriechelicke slach maeckt de wonde wijdt.

27

Wie eenen cuyl graeft, die sal daer in vallen, ende die eenen strick [voor andere] leght, sal met den selven gevangen worden.

28

Wie quaet doet, by dien sal [dat quaet] herberge nemen, ende hy en sal niet weten van waer’t hem comt.

29

De hooveerdige bespotten ende verwijten, ende de wrake loert op haer gelijck een leeuw.

30

Die haer verheugen in den val der godtvreesende, sullen in eenen strick gevangen worden, ende smerte salse verteeren voor hare doot: haet ende toorn ende diergelijcke zijn grouwelen, ende een sondaer sal daer mede bevangen worden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken