Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het xxxvj. Capittel.

Esaus wijven, ende kinderen, geboren in Canaan, versen 1, 2, etc. Sijn vertreck nae Seir, 6. Sijne nakomelingen, 9. als oock Seirs, des Horiters, 20. onder dese is Ana, die de muyl-ezelen eerst gevonden heeft, 21. Register der Koningen ende Vorsten in Edom, 31.

1

DIt Ga naar margenoota nu zijn Ga naar margenoot1 de geboorten Esaus, welcke is Ga naar margenoot2 Edom.

2

Ga naar margenoot3 Esau nam sijne wijven uyt de dochteren Ga naar margenoot4 van Canaan: Ga naar margenoot5 Ada de dochter Elons des Ga naar margenoot6 Hethiters, ende Ga naar margenoot7 Aholibama de dochter van Ga naar margenoot8 Ana, Ga naar margenoot9 de dochter van Zibeon den Ga naar margenoot10 Hiviter:

3

Ende Ga naar margenoot11 Basmath Ismaëls dochter, Nebaioths Ga naar margenoot12 suster.

4

Ada nu baerde aen Esau Ga naar margenoot13 Eliphaz, ende Basmath baerde Ga naar margenoot14 Rehuël.

5

Ende Aholibama baerde Iehus, ende Iaëlam, ende Ga naar margenoot15 Korah: Dit zijn Esaus Ga naar margenoot16 sonen, die hem geboren zijn in ’t lant Canaan.

6

Esau nu hadde genomen sijne wijven, ende sijne sonen, ende sijne dochters, ende alle de Ga naar margenoot17 zielen sijnes huyses, ende sijn Ga naar margenoot18 vee, ende alle sijne beesten, ende alle sijne besittinge, die hy in den lande Canaan geworven hadde; ende was vertrocken na Ga naar margenoot19 een [ander] landt, Ga naar margenoot20 van ’t aengesichte sijnes broeders Iacobs.

7

Want Ga naar margenoot21 hare Ga naar margenootb have was te vele, om t’samen te woonen: ende het Ga naar margenoot22 landt harer vreemdelinghschappen en kondese niet dragen van wegen haer vee.

8

Derhalven Ga naar margenootc woonde Esau Ga naar margenoot23 op het geberghte Seir: Ga naar margenoot24 Esau is Edom.

9

Dit nu zijn de geboorten Esaus, des vaders Ga naar margenoot25 der Edomiten; op ’t gebergte Seir.

10

Dit zijn de namen Ga naar margenoot26 der sonen Esaus: Eliphaz de sone van Ada, Esaus huysvrouwe, Rehuël de sone van Basmath, Esaus huysvrouwe.

11

Ende de sonen van Eliphaz waren; Teman, Omar, Ga naar margenoot27 Zepho, ende Gaëtam, ende Kenaz.

12

Ende Timna was Eliphaz, des soons Esaus, bywijf, ende sy baerde aen Eliphaz Ga naar margenoot28 Amalek: Dit zijn Ga naar margenoot29 de sonen van Ada, Esaus huysvrouwe.

13

Ende dit zijn de sonen Rehuëls, Nahath, ende Ga naar margenoot30 Zerah, Samma, ende Mizza: dat zijn geweest de sonen van Basmath, Esaus huysvrouwe.

14

Ende dit zijn geweest de sonen van Aholibama, dochter van Ana, dochter van Zibeon, Esaus huysvrouwe: ende sy baerde aen Esau Iehus, ende Iaëlam, ende Korah.

15

Dit zijn Ga naar margenoot31 de Vorsten der sonen Esaus: de sonen Eliphaz, des eerstgeboren Esaus, waren; de Vorst Teman, de Vorst Omar, de Vorst Ga naar margenoot32 Zepho, de Vorst Kenaz,

16

De Vorst Ga naar margenoot33 Korah, de Vorst Gaëtham, de Vorst Amalek: dat zijn de Vorsten van Eliphaz in den lande Edom; dat zijn de sonen van Ada.

17

Ende dit zijn de sonen Rehuëls, des soons Esaus; de Vorst Nahath, de Vorst Zerah, de Vorst Samma, de Vorst Mizzah: dat zijn de Vorsten Rehuëls in het landt Edoms; dat zijn de sonen van Basmath, de huysvrouwe Esaus.

18

Ende dit zijn de sonen van Aholiba-

[Folio 18v\Esaus geslacht. Horiten. Josephs droomen.]
[fol. 18v\Esaus geslacht. Horiten. Josephs droomen.]

ma de huysvrouwe Esaus; de Vorst Iehus, de Vorst Iaëlam, de Vorst Korah: dat zijn de Vorsten van Aholibama, de dochter van Ana, de huysvrouwe Esaus.

19

Dat zijn de sonen Esaus, ende dat zijn haer-lieder Vorsten: die is Edom.

20

Ga naar margenootd Dit zijn de sonen Ga naar margenoot34 Seirs des Horiters, inwoonderen van dien lande: Lothan, ende Sobal, ende Zibeon, ende Ana,

21

Ende Ga naar margenoot35 Dison, ende Ezer, ende Disan: dat zijn de Vorsten Ga naar margenoot36 der Horiten, sonen van Seir in het landt van Edom.

22

Ende de sonen Lothans waren, Hori ende Ga naar margenoot37 Hemam; ende Lothans suster was Ga naar margenoot38 Timna.

23

Ende dit zijn de sonen Sobals, Ga naar margenoot39 Alvan, ende Manahath, ende Ebal, ende Ga naar margenoot40 Sepho, ende Onam.

24

Ende dit zijn de sonen Zibeons, Aia, ende Ana: hy is die Ana, Ga naar margenoot41 die de Muylen in de woestijne gevonden heeft, doe hy sijnes vaders Zibeons ezels weydde.

25

Ende dit zijn de Ga naar margenoot42 sonen van Ana, Dison: Ende Ga naar margenoot43 Aholibama was de dochter van Ga naar margenoot44 Ana.

26

Ende dit zijn de sonen Disans: Ga naar margenoot45 Hemdan, ende Esban, ende Ithran, ende Cheran.

27

Dit zijn de sonen Ga naar margenoot46 Ezers: Bilhan, ende Zaavan, ende Ga naar margenoot47 Acan.

28

Dit zijn de sonen Disans: Ga naar margenoot48 Uz, ende Aran.

29

Dit zijn de Vorsten Ga naar margenoot49 der Horiten: de Vorst Lothan, de Vorst Sobal, de Vorst Zibeon, de Vorst Ana.

30

De Vorst Dison, de Vorst Ezer, de Vorst Disan: dit zijn de Vorsten der Horiten Ga naar margenoot50 na hare Vorsten in den lande Seir.

31

Ga naar margenoote Ende dit zijn de Ga naar margenoot51 Koningen, die geregeert hebben in den lande Edom, Ga naar margenoot52 eer een Koning regeerde over Ga naar margenoot53 de kinderen Israëls.

32

Bela dan de sone Beors regeerde in Edom, ende de name Ga naar margenoot54 sijner stadt was, Dinhaba.

33

Ende Bela sterf: ende Iobab de sone Zerah van Ga naar margenoot55 Bozra regeerde in sijne plaetse.

34

Ende Iobab sterf: ende Husam Ga naar margenoot56 uyt der Temaniten landt regeerde in sijne plaetse.

35

Ende Husam sterf: ende in sijne plaetse regeerde Hadad de sone Bedads, die Ga naar margenoot57 Midian versloegh in den velde Moabs, ende de name sijner stadt was Avith.

36

Ende Hadad sterf: ende Samla van Masreka regeerde in sijne plaetse.

37

Ende Samla sterf: ende Ga naar margenoot58 Saul van Rehoboth Ga naar margenoot59 aen de riviere, regeerde in sijne plaetse.

38

Ende Saul sterf: ende Baal-Hanan, de sone Achbors, regeerde in sijne plaetse.

39

Ende Baal-Hanan de sone Achbors sterf; ende Hadar regeerde in sijne plaetse, ende de name sijner stadt was, Pahu: ende de name sijner huysvrouwe was, Mehetabeël, eene dochter van Matred, Ga naar margenoot60 de dochter van Mezahab.

40

Ga naar margenootf Ende dit zijn de namen der Ga naar margenoot61 Vorsten Esaus, na hare geslachten, na hare plaetsen Ga naar margenoot62 met hare namen: de Vorst Ga naar margenoot63 Timna, de Vorst Alva, de Vorst Ietheth. [kolom]

41

De Vorst Aholibama, de Vorst Ela, de Vorst Pinon:

42

De Vorst Kenaz, de Vorst Teman, de Vorst Ga naar margenoot64 Mibzar:

43

De Vorst Magdiël, de Vorst Iram: dit zijn de Vorsten Edoms nae hare wooningen, in den lande harer besittinge: hy is Esau de vader Ga naar margenoot65 Edoms.

margenoota
1.Chron. 1.35.
margenoot1
D. naekomelingen, And. geslachten.
margenoot2
Siet bov. 25.30.
margenoot3
Siet bov. 26.34.
margenoot4
D. der Canaaniten. Siet bov. c. 10. versen 18, 19. ende 12. vers 6.
margenoot5
Hebr. Adah Bov. c. 26. vers 34. genoemt Basmath.
margenoot6
Eene uyt de volckeren van Canaan, afkomstig van Canaan, den sone Chams, bov. 10. vers 15.
margenoot7
Siet bov. 26. op vers 34.
margenoot8
Hebr. Anah. And. genoemt, Beëri, bov. c. 26. vers 34. wel verstaende, indien Iudith aldaer vermelt, ende dese Aholibama, eene ende deselve vrouwe geweest zijn.
margenoot9
D. kindts kindt, alsoo wordt Athalia genoemt soo wel de dochter van Amri haren groot-vader, als de dochter van Achab haren vader, 2.Reg. 8.18, 26.
margenoot10
Siet bov. 10. versen 15, 17. De Hethiten ende Hiviten schijnen soo nae by malkanderen ghelegen ende onder een gemenght geweest te zijn, dat sy hare namen lichtelick hebben verwisselt.
margenoot11
Bov. 28.9. genoemt Mahalath.
margenoot12
Siet van dese bov. c. 28. op vers 9. ende van Nebaioth cap. 25. vers 13.
margenoot13
Den selven naem heeft een van Iobs vrienden gehadt, genaemt Eliphaz van Teman, Iob 2.11. sulcx datmen meynt, dat hy van desen Eliphaz voort gekomen zy, door middel van sijnen sone Teman, die ond. vers 11. genoemt wort onder de kinderen van Eliphaz.
margenoot14
Desen naem hadde oock de vader van Iethro, Mosis wijfs vader, Exod. 2. vers 18. Num. 10.29.
margenoot15
Van eenen anderen Korah leestmen Exod. 6.20. Num. 16.1.
margenoot16
Hy heeft oock dochters ghehadt, ond. vers 6. maer die en worden niet genoemt.
margenoot17
D. de persoonen: als bov. 12.5.
margenoot18
Door vee verstaet de kleyne, ende door beesten de groote dieren: als oock bov. 34.23. 2.Reg. cap. 3. vers 17.
margenoot19
N. nae Seir, als volght.
margenoot20
Ofte, voor het aengesichte, D. van wegen Iacob. Dit is geschiedt door een heymelicke regeeringe Godes, om dat het landt Canaan hem van sijnen vader, na Godts bevel, belooft was, ende hy schuldigh was het selve voor sijnen broeder te ruymen.
margenoot21
N. Iacobs ende Esaus: hoewel Esau op desen tijdt in Seir woonde, nochtans schijnt het dat hy met sijnen broeder versoent zijnde, met de wooninge weder gekeert is in’t lant van Canaan: maer also sy daer beyde vreemdelingen zijnde, geen ruymte genoegh en hadden voor haer vee, soo soude Esau weder gekeert zijn nae Seir.
margenootb
Bov. 13.6.
margenoot22
D. het landt Canaan. Siet bov. 17. op het vers 8.
margenootc
Ios. 24 4.
margenoot23
Siet bov. 14. op het vers 6.
margenoot24
D. Esau is deselve man, die oock Edom genoemt wort.
margenoot25
Hebr. Edoms.
margenoot26
D. kinderen ende kints kinderen, ofte nakomelingen.
margenoot27
Hebr. Tsepho. oock genoemt, Tsephi, 1.Chron. 1.36.
margenoot28
Den vader der Amalekiten, van den welcken wy lesen Exod. 17.8. Deut. 25.17. ende 1.Sam. 15.2.
margenoot29
Siet bov. vers 10. ende soo in’t volgende.
margenoot30
Siet ond. vers 33.
margenoot31
Dese Vorsten en hebben niet d’een nae des anderen doodt geregeert, maer seffens op eenen tijdt, een yegelick over de sijne. Doch ’t en zijn geen machtige Vorsten geweest, maer sy waren Hoofden, ofte de voornaemste der geslachten, als Gouverneurs, ofte, Leydtsmannen.
margenoot32
Hebr. Tsepho.
margenoot33
Dese iste onderscheyden van den anderen Korah, een sone van Aholibama, versen 5, 14, 18. hy kan een neve van Eliphaz geweest zijn.
margenootd
1.Chron. 1.38.
margenoot34
Dese Seir is aldaer geweest d’eerste Vorst, van welcken het landt oorspronckelick den name Seïr bekomen heeft. Dit geslachte wordt hier verhaelt, om dat Esau ende Eliphaz met sijne nakomelingen daer mede, door middel van houwelick, zijn vermaeghschapt, ende dat de heerschappije des landts van de Horiten op de nakomelingen van Esau gekomen is: uyt vergelijckinge van dit vers met vers 2. blijckt dat de Horiten ende Heviten voor een genomen worden.
margenoot35
Die oock Disan genoemt wort, vers 26.
margenoot36
Hebr. des Horiters.
margenoot37
Hy wort 1.Chr. c. 1. vers 39. Homam genoemt.
margenoot38
Siet bov. vers 12.
margenoot39
Hy wort 1.Chro. cap. 1. vers 40. Alian genoemt.
margenoot40
Oock genoemt Sephi, 1.Chro. 1.40.
margenoot41
D. die eerst bedacht heeft eene merrie by eenen ezel te voegen, waer uyt een derde soorte van gedierte, half ezel half peert, is voort gebracht, welck ghebruyck noch duert: al hoewel Godt verboden heeft, Lev. 19. vers 19. verscheydene geslachten van beesten te vermengen.
margenoot42
D. sone, ofte kinderen. Soo is het veelvoudig getal voor het eenvoudige genomen. Siet bov. cap. 21. op ’t vers 7.
margenoot43
Siet bov. versen 2, 5.
margenoot44
Dese is een ander, als van dewelcke boven vers 20. gesproken wordt.
margenoot45
Genoemt Hemran, 1.Chron. 1.41.
margenoot46
Hebr. Etsers.
margenoot47
And. Iaacan, 1.Chron. 1.42.
margenoot48
Hebr. Uts.
margenoot49
Hebr. des Choriters, ende alsoo in het volgende.
margenoot50
And. onder hare Vorsten, ofte, na hare Vorstendommen.
margenoote
1.Chron. 1.43.
margenoot51
Gesproten uyt Esaus nakomelingen, die de Horiten verdruckt, ende uyt hare Vorstendommen een Koninckrijcke gemaeckt hebben.
margenoot52
Esaus geslachte heeft wel haest gebloeyt; doch is haest vergaen: maer Iacobs geslachte later op gekomen zijnde, heeft veel langer geduert, jae het duert eeuwighlick in sijn ghebenedijde zaedt onsen Heere Iesu Christo.
margenoot53
Ofte, sonen, nakomelingen.
margenoot54
Daer hy geboren was. also worden in’t volgende de plaetsen van de geboorten deser Koningen aengewesen: Dewelcke, alsoo sy verscheyden geweest zijn, soo en schijnen die Koningen niet by ordre van successie, maer door verkiesinge, ofte gewelt, aen de regeeringe gekomen te zijn.
margenoot55
Hebr. Botsrah. Eene hooftstadt in Idumea. siet van deselve Ies. 34.6. ende 63.1. Amos 1.12.
margenoot56
Hebr. des Temaniters; soo genoemt van Teman den sone van Eliphaz: van welcken siet bov. versen 4, 11, 15. van het landt, Ierem. 49.7, 20. Van hier schijnt oock geweest te zijn Eliphaz van Teman, een der vrienden Iobs, cap. 2. vers 11.
margenoot57
D. de Midianiten. siet bov. 25. op ’t vers 2.
margenoot58
Dese is te onderscheyden van Saul den sone Kis, die de eerste Koningh was van Israël.
margenoot59
D. aen de riviere gelegen: tot onderscheyt van een ander Rehoboth, bov. 10.11.
margenoot60
D. nichte, kints kint. Vergel. bov. vers 2.
margenootf
1.Chron. 1.51.
margenoot61
D. van Esau afkomstigh, die na de Koningen ’t regiment in Idumea, ofte t’samen, ofte na malkanderen gehadt hebben.
margenoot62
D. niet alleen van hare persoonen, maer oock van hare geslachten, huysgesinnen, ende woonplaetsen, dewelcke veel vernaemt zijn geweest nae de persoonen.
margenoot63
Dit is hier een mans name, gelijck oock vers 41. Aholibama; onderscheydene persoonen van de gene, die bov. versen 2, 5, 12. genoemt staen.
margenoot64
Hebr. Mibtsar.
margenoot65
D. der Edomiten.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken