Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het xxxvij. Capittel.

Bezaleël maeckt de Arke van sittimhout, vers 1, etc. ende het versoendecksel van louteren goude, 6. Oock twee Cherubim van gout, 7. De Tafel, met de gereetschap daer toe, 10. Den Kandelaer, met de Lampen, ende ander gereetschap, 17. den Reuck-altaer, 25. de Salf-olie, etc. ende het Reuck-werck, 29.

1

ALsoo Ga naar margenoota maeckte Bezaleël de Arke van sittimhout: twee ellen ende een halve was hare lenghte: ende ander half elle hare breette, ende ander halve elle hare hooghte.

2

Ende hy overtrockse met louteren goude, van binnen, ende van buyten: ende hy maecktese eenen goudenen krans rontom.

3

Ende hy goot voor deselve vier goudene ringen, aen hare vier hoecken: alsoo dat twee ringen op d’eene zijde der selver waren, ende twee ringen op hare andere zijde.

4

Ende hy maeckte hantboomen van sittimhout, ende hy overtrockse met gout.

5

Ende hy stack de hantboomen in de ringen, aen de zijden der Arke, om d’Arke te dragen.

6

Hy maeckte oock een Versoendecksel van louteren goude: twee ellen ende een halve was des selven lenghte, ende ander halve elle des selven breette.

7

Oock maeckte hy twee Cherubim van gout: van dicht werck maeckte hyse, uyt de beyde eynden des versoendecksels.

8

Ga naar margenootb Eenen Cherub uyt het eene eynde aen deser zijde, ende den anderen Cherub uyt het ander eynde aen gene zijde: uyt het versoendecksel maeckte hy de Cherubim uyt de beyde eynden des selven.

9

Ga naar margenootc Ende de Cherubim waren de beyde vleugelen om hooge uytbreydende, bedeckende met hare vleugelen het Versoendecksel, ende hare aengesichten waren tegen over malkanderen: de aengesichten der Cherubim waren na het versoendecksel.

10

Ga naar margenootd Hy maeckte oock een Tafel van sittimhout, twee ellen was hare lenghte, ende een elle hare breette, ende een elle ende een halve hare hooghte.

11

Ga naar margenoote Ende hy overtrockse met louteren goude: ende hy maeckte eenen goudenen krans daer aen rontom.

12

Ga naar margenootf Hy maeckte daer oock een lijste aen rontom, een hant breet: ende hy maeckte eenen goudenen krans rontom de lijste der selver.

13

Ga naar margenootg Hy goot oock vier goudene ringen daer aen: ende hy sette de ringen aen de vier hoecken, die aen de vier voeten der selver waren.

14

Ga naar margenooth Tegen over de lijste waren de ringen tot Ga naar margenoot1 plaetsen voor de hantboomen, om de tafel te dragen.

15

Hy maeckte oock de hantboomen van sittimhout, ende hy overtrockse met gout, om de tafel te dragen.

16

Ga naar margenooti Ende hy maeckte de gereetschap die op de tafel zijn soude, hare schotelen, ende hare reuckschalen, ende hare kroesen, ende hare plateelen, (met dewelcke sy bedeckt souden worden) van louteren goude.

17

Ga naar margenootk Hy maeckte oock eenen Kandelaer van louteren goude: van dicht werck maeckte hy desen kandelaer, sijnen schacht, ende sijne rieten, sijn schaelkens, sijn knoopen, ende sijne bloemen, waren uyt hem.

18

Ga naar margenootl Ses rieten nu gingen uyt sijne zijden: drie rieten des kandelaers uyt sijne eene zijde, ende drie rieten des kandelaers uyt sijne andere zijde.

19

Ga naar margenootm In het eene riet waren drie schaelkens [gelijck] amandelnoten, een knoop, ende een bloeme: ende drie schaelkens [gelijck] amandelnoten in een ander riet, een knoop, ende een bloeme: alsoo waren die ses rieten, die uyt den kandelaer gingen.

20

Ga naar margenootn Maer aen den kandelaer selfs waren vier schaelkens, [gelijck] amandelnoten met sijn knoopen, ende met sijn bloemen.

[Folio 42v\Gereetschap des Tabernakels.]
[fol. 42v\Gereetschap des Tabernakels.]

21

Ende daer was een knoop onder twee rieten, uyt den selven [uytgaende;] oock een knoop onder twee rieten uyt den selven [uytgaende;] noch een knoop onder twee rieten, uyt den selven [uytgaende:] [Alsoo was ’t] met de ses rieten, die uyt Ga naar margenoot2 den selven uyt gingen.

22

Ga naar margenooto Hare knoopen, ende hare rieten waren uyt hem: het was altemael een eenigh dicht werck van louter gout.

23

Ga naar margenootp Ende hy maeckte hem seven lampen: sijne snuyters, ende sijne bluschvaten waren van louter gout.

24

Ga naar margenootq Hy maeckte den selven uyt een talent louter gout: met alle sijne vaten.

25

Ga naar margenootr Ende hy maeckte den reuck-altaer van sittimhout: een elle was sijn lenghte, ende een elle sijn breette, vierkantigh, maer twee ellen sijn hooghte, uyt hem waren sijne hoornen.

26

Ga naar margenoots Ende hy overtrock hem met louteren goude, sijn dack, ende sijne wanden rontom, als oock sijne hoornen: ende hy maeckte hem eenen goudenen krans rontom.

27

Ga naar margenoott Hy maeckte oock twee goudene ringen daer aen, onder sijnen krans, aen sijne twee hoecken, aen sijne beyde zijden, tot plaetsen voor de hantboomen, dat men hem daer mede droege.

28

Ga naar margenootv Ende hy maeckte de hantboomen van sittimhout: ende hy overtrockse met gout.

29

Ga naar margenootx Hy maeckte oock de heylige salf-olie, ende het reuckwerck der suyverste welrieckende specerijen, Apothekers werck.

margenoota
Exod. 25.10.
margenootb
Exod. 25.19.
margenootc
Vers 20.
margenootd
Vers 23.
margenoote
Vers 24.
margenootf
Vers 25.
margenootg
Vers 26.
margenooth
Vers 27.
margenoot1
D. daer men de hantboomen inne stack.
margenooti
Vers 29.
margenootk
Vers 31.
margenootl
Vers 32.
margenootm
Vers 33.
margenootn
Vers 34.
margenoot2
T.w. kandelaer, gelijcker staet Exod. 25.35.
margenooto
Exod. 25.36.
margenootp
Verssen 37, 38.
margenootq
Vers 39.
margenootr
Exod. 30.1, 2.
margenoots
Vers 3.
margenoott
Vers 4.
margenootv
Vers 5.
margenootx
Exod. 30.22, 34.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken