Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (1657)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (11.10 MB)

XML (24.25 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hans Beelen

Nicoline van der Sijs



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments

(1657)–Anoniem Statenbijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het ij. Capittel.

Wetten rakende de maniere van ’t vrywilligh spijs-offer te offeren, het welcke was van meelbloeme, ofte rouw, ende ongebacken, vers 1, etc. ofte gebacken in den oven, 4. ofte gekoockt in de panne, 5. ofte in den ketel gesoden, 7. Met een verbodt van eenigen suerdeessem ofte honigh daer in te mengen, 11. ende een gebodt van alle offerhanden te souten, 13. Mitsgaders de wijse hoe men de eerste vruchten opofferen moeste, 14.

1

ALs nu Ga naar margenoot1 eene ziele eene offerhande Ga naar margenoota van Ga naar margenoot2 Spijs-offer den HEERE sal offeren, sijne offerhande sal Ga naar margenoot3 meelbloeme zijn: ende hy sal olie daer op gieten, ende wieroock daer op leggen.

2

Ende hy sal Ga naar margenoot4 dat brengen tot de sonen Aarons, de Priesteren, welcker [een] daer van sijne Ga naar margenoot5 hant vol grijpen sal uyt Ga naar margenoot6 des selven meelbloeme, ende uyt des selven olie, Ga naar margenoot7 met alle des selven wieroock: ende de Priester Ga naar margenootb sal Ga naar margenoot8 des selven gedenck-offer aensteken op den altaer; het is een vyer-offer [ten] lieflicken reucke den HEERE.

3

Wat nu over blijft Ga naar margenootc van den spijs-offer, sal Aarons, ende sijner sonen zijn: het is Ga naar margenoot9 eene heyligheyt der heyligheden van de vyer-offeren des HEEREN.

4

Ende als ghy offeren sult eene offerhande van spijs-offer, een geback des ovens; het sullen zijn Ga naar margenoot10 ongesuerde koecken, van meelbloeme met olie gemenght, Ga naar margenoot11 ende ongesuerde Ga naar margenoot12 vladen met olie bestreken.

5

Ende indien uwe offerhande spijs-offer is in de panne [gekoockt;] sy sal zijn van ongesuerde meelbloeme met olie gemenght.

6

Breecktse in stucken, ende giet olie daer op: ’t is een spijs-offer.

7

Ende soo uwe offerhande een spijs-offer Ga naar margenoot13 des ketels is: het sal van meelbloeme met olie gemaeckt worden.

8

Dan sult ghy dat spijs-offer, het welcke daer van sal gemaeckt worden, den HEERE toebrengen: ende men sal het tot den Priester doen naderen, die dat tot den altaer dragen sal.

9

Ende de Priester sal van dat spijs-offer, Ga naar margenoot14 des selven gedenck-offer opnemen, ende op den altaer aensteken: het is een vyer-offer Ga naar margenoot15 [ten] lieflicken reucke den HEERE.

10

Ende wat over blijft van het spijs-offer, sal Aarons ende sijner sonen zijn: het is eene Ga naar margenoot16 heyligheyt der heyligheden van de vyer-offeren des HEEREN.

11

Geen spijs-offer, dat ghy den HEERE sult offeren, sal met deessem gemaeckt worden: want van geenen Ga naar margenoot17 suerdeessem, ende van geenen Ga naar margenoot18 honigh en sult ghylieden den HEERE vyer-offer aensteken.

12

Ga naar margenoot19 De offerhande der eerstelingen, die sult ghy den HEERE Ga naar margenoot20 offeren: maer op den altaer en sullen sy niet komen, ten lieflicken reucke.

13

Ende alle offerhande uwes spijs-offers sult ghy met sout souten, ende Ga naar margenoot21 het sout des verbonts uwes Godts van u spijs-offer niet laten Ga naar margenoot22 afblijven: Ga naar margenootd met alle uwe offerhande sult ghy sout offeren.

14

Ende soo ghy den HEERE een spijs-offer der eerster vruchten offert; sult ghy het spijs-offer uwer eerster vruchten van groene aren by het vyer Ga naar margenoot23 gedorret, dat is, het kleyn gebroken graen van volle groene aren, offeren.

15

Ende ghy sult olie daer op doen, ende wieroock daer op leggen: ’t is een spijs-offer.

16

Soo sal de Priester des selven Ga naar margenoot24 gedenck-offer aensteken, van sijn kleyn gebroken graen, ende van sijn olie, met al den wieroock: het is een vyer-offer den HEERE. [kolom]

margenoot1
D. een persoon, of, mensche, gelijck het woort mensche gebruyckt wort, bov. c. 1. vers 2. siet Gen. c. 12. op ’t vers 5.
margenoota
Levit. 6.14. ende 9.17. Num. 15.4.
margenoot2
D. eene offerhande, waer in men spijse, ofte meelbloeme offerde, dat ten deele den Priester toe quam: ten deele met wieroock wert verbrant. Siet de volgende verssen.
margenoot3
Dat is, gebuydelt meel, de donst van het meel.
margenoot4
T.w. spijs-offer.
margenoot5
Hebr. de volheyt sijnes vuysts vuysten. Alsoo onder 5.12.
margenoot6
Verst. des spijs-offers meelbloeme, D. meelbloeme tot het spijs-offer behoorende.
margenoot7
Ofte, boven. Alsoo ond. 3. versen 4, 10. ende 4.9, etc. D. te samen met den gantschen wieroock des spijs-offers.
margenootb
Levit. 6.15.
margenoot8
Een reuckwerck soo genoemt, om dat het Godt indachtigh maeckte (menschelicker wijse gesproken) de beloften, die hy den vromen Israëliten gegeven hadde, ende de gebeden, die sy tot hem deden; dewelcke by een reuckwerck dat opklimt, vergeleecken worden, Psal. 141.2. Actor. cap. 10. vers 4. Apocal. 8.3, 4.
margenootc
Levit. 10.12.
margenoot9
D. een seer heyligh dingh, ofte van seer groote, ende overtreffelicke heyligheyt. Alsoo Exo. 30. vers 36. ende ond. vers 10. ende 24.9. etc. het is eene maniere van spreken, beteeckenende de vergrootinge, ende verheffinge des genen daer van gesproken wort. Alsoo wort Godt genoemt, de Godt der goden, ende de Heere der heeren, Psal. 136.2, 3. Het liedt Salomons, het liedt der liederen, Cant. 1.1. Vergel. de aent. Gen. 9. op het vers 25.
margenoot10
Hebr. koecken der ongesuertheden, ende alsoo in ’t volgende.
margenoot11
And. ofte.
margenoot12
Of, pannekoecken, of, taerten.
margenoot13
And. panne, D. van ’t gene dat in de ketel gesoden, ofte in de panne gefrijt is.
margenoot14
Siet boven op het vers 2.
margenoot15
Siet Genes. 8. op het vers 21. ende bov. 1. op’t vers 9.
margenoot16
Siet boven op het vers 3.
margenoot17
Verstaet dit, van de vrywillige offerhanden. Want in de danck-offeren en geldt dese wet niet, ond. 7.13. nochte in de offerhanden der eerstelingen, ond. 23. vers 17. ende hier in het volgende vers.
margenoot18
De honigh wert met den deessem verboden, om dat hy, niet tegenstaende sijne soetigheyt, den aert heeft het deegh, daer mede hy gemenght is, te versueren, ende te doen rijsen.
margenoot19
Siet ond. 23.17.
margenoot20
T.w. gedeessemt, ofte met honigh gemenght.
margenoot21
D. dat u vermane van mijn verbont, waer door ghy verplicht zijt, na een onbesmettelick ende onverderffelick leven te trachten. Marc. 9. vers 49.
margenoot22
Hebr. doen ophouden.
margenootd
Marc. 9.49.
margenoot23
Of, gezenght, geschroeyt.
margenoot24
Siet boven op het vers 2.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken